Direct naar artikelinhoud
In beeldReportage

‘Er zouden nog wel eens véél weken van de waarheid kunnen komen’: op de spoeddienst van UZ Gent met fotografe Lieve Blancquaert

Martine Callens (53): ‘Ik mag mij niet laten meeslepen.’
Beeld Lieve Blancquaert

Om nooit meer te vergeten, zo omschrijft ­fotografe Lieve Blancquaert haar week op de ­spoedafdeling van het UZ Gent. ‘Maar nu ik gezien heb hoe enorm groot de inzet hier is, ben ik minder bang geworden.’

Daar sta ik dan, op de spoedafdeling van het UZ Gent. Het is de week van de waarheid. Voor ons en voor het coronavirus. Ik ben hier welkom, maar ik loop wat verloren. Ik ken deze spoeddienst nochtans. Er heerst altijd een soort spanning, een vreemde sfeer die het midden houdt tussen de stilte van het afwachten en de vaak plotse heftigheid van schermutselingen op leven en dood. Iedereen werkt op het scherp van de snee.

De MUG haalt in een ander ziekenhuis een zieke op. Beeld Lieve Blancquaert

Vandaag, maandag 30 maart, is het anders. Er zijn veel momenten waarop mensen met eendenbekmaskers stil naar elkaar kijken. In de kranten staat het in grote letters. Het is ‘de week van de waarheid’. Maar hier zijn ze daar nog niet zo zeker van. Er zouden nog wel eens véél weken van de waarheid kunnen komen.

Waarom wil ik hier zijn op dit moment? Wil ik het monster in de ogen kijken? Het lijkt me veiliger om het te kennen in plaats van gewoon bang in de coulissen zitten te wachten, zonder het toneel te zien. Ik voelde dat ik dit moest doen. Dat ik hier moest zijn. Maar ik geef toe dat ik er ook slecht van geslapen heb. Bang om besmet te worden, en dat door te geven aan mijn geliefden.

Op intensieve zorg liggen er vandaag twaalf mannen en twee vrouwen aan kunstmatige beademing.Beeld Lieve Blancquaert

Ik krijg instructies over hoe ik mij moet gedragen. Een arts maakt me duidelijk dat ik het virus moet visualiseren. Als een wolk van pollen, bijvoorbeeld. Me inbeelden dat ze overal zijn en aan mij kunnen plakken. Dat het gevaarlijk wordt zodra ik ze in mijn mond of ogen krijg. Hoe en hoe vaak ik mijn handen moet wassen en ontsmetten, bij ongeveer elke beweging. Dat ik mijn eigen kleren niet mag dragen. Hoe ik een masker en veiligheidsbril moet dragen.

Ik beloof me aan de regels te houden.

Drukte in het hart van de spoeddienst.Beeld Lieve Blancquaert

Ik zit op de stafvergadering, en begrijp heel weinig van wat er gezegd wordt. Ik leer dat er 61 mensen positief zijn getest en zestien op intensieve zorg liggen. Hier heerst stilte in een storm.

De vraag om iedereen in een woon-zorgcentrum te kunnen testen wordt op tafel gelegd. “Er zijn nooit genoeg staafjes. De Amerikanen hebben ze allemaal opgekocht.”

“Logisch, het is daar een ontwikkelingsgebied”, zegt een spoedarts, die contacten heeft in New York. Ik onthou ook dat er geen rituele wassingen meer mogen gebeuren en dat dat zwaar zal wegen op de moslimgemeenschap. Er wordt gelachen met een opmerking van hoofdverpleger Steve. De personeelslift loopt blijkbaar leeg als hij wil instappen. “Iedereen bekijkt ons als extreem gevaarlijk. Misschien hebben ze gelijk”, grinnikt hij.

Bang afwachten of de behandeling aanslaat.Beeld Lieve Blancquaert

De dag verloopt in een chaos voor mij. Plots zijn er meer dan dertig mensen opgenomen. Ik hoor iedereen zeggen dat het nu echt begonnen is. Dat de strijd begonnen is. Ik zie mensen die samen keihard aan de slag gaan, zich gooien voor wat ooit hun roeping was. Meer dan ooit worden ze geroepen. Hun stille, bedachtzame ijver stelt me gerust. Het applaus dat elke avond in de straten weerklinkt is geen decibel te luid.

“Toch is dit nog altijd de stilte voor de storm”, hoor ik iemand zeggen. “We hebben ons zo goed georganiseerd dat we echt wel hopen dat de ergste chaos hier uitblijft. We hebben nog altijd veel bedden vrij en laten we alsjeblieft hopen dat het echt zo blijft. Dan pas zijn we geslaagd in ons opzet. Beelden zoals we zien in Italië, dat zou echt een vreselijke nederlaag zijn.”

Transfer richting spoeddienst.Beeld Lieve Blancquaert

Ik zie dat er 25 mensen op de spoed liggen. Velen van hen waarschijnlijk besmet met het virus. Ik hoor bijna overal: ademhalingsproblemen, hoesten, kort­ademig. We spreken over sterven aan corona en wat het betekent voor een arts of verpleegkundige als niet alleen hele oude, maar ook jonge mensen de ziekte niet kunnen overwinnen.

Ik zie het aan de verwrongen gezichten van de verzorgers. Een overlijden hakt er bij hen altijd in. Maar nu lijkt de confrontatie met Covid-19 soms nog harder en de ziekte onverbiddelijk. Ze slaat toe waar we het niet verwachten en we voelen het allemaal. Deze verzorgers zijn hiernaast ook nog moeders, vaders of kinderen van. Mensen. Mensen die achter hun maskers slikken, en proberen door te werken.

Blogs, nieuwe cijfers... Ook op de spoeddienst wordt de actualiteit over corona op de voet gevolgd.Beeld Lieve Blancquaert

Wat mij verbaast en wat ik probeer te begrijpen, is dat er blijkbaar een taboe bestaat over Covid-19, zowel bij de patiënten als bij de hulpverleners. “Het is bijna zoals de pest vroeger”, zegt iemand van de staf. “Mensen lopen in een boog om je heen omdat je op de spoedafdeling of op de zevende of achtste verdieping werkt. Toch denk ik dat we hier veiliger zijn dan in de supermarkt. De regels zijn echt wel heel rigide.”

Ook voor mij zijn de voorschriften streng. Ik mag op bezoek bij enkele patiënten maar krijg eerst een opleiding in veilig binnen- en buitengaan. Bellen om te vragen of ik binnen mag. Als het mag, moet ik een veiligheidsbril, een masker, een pak en handschoenen aan. Ik mag niets aanraken en moet zoveel mogelijk afstand houden. Voor ik terug naar buiten ga, moet ik de handschoenen in een vuilnisbak gooien die in de kamer staat. Dan moet ik een sterk ontsmettende doek nemen en daarmee de deur openen en sluiten.

Een zieke die al weken op intensieve zorg ligt, moet dagelijks bewegen.Beeld Lieve Blancquaert

Fotograferen met een veiligheidsbril is niet alles. Afstand houden ligt ook niet in mijn aard. Maar ik besef dat mijn ongemak nog geen tiende is van wat het moet zijn om met deze medische maliënkolders aan mensen in nood te moeten verzorgen.

’s Nachts slaap ik onrustig. Ik droom en denk ‘corona’. Maar als ik wakker word, voel ik een vreemde drang: zo snel mogelijk weer vertrekken naar het UZ. Naar die plek waar mijn angsten verdwijnen omdat ik zie dat er zo hard gewerkt wordt, dat er zo liefdevol gezorgd wordt.

Mijn fietstocht naar het ziekenhuis is onwezenlijk. De stad lijkt nu helemaal uitgestorven.

Elk sterfgeval is een verlies.Beeld Lieve Blancquaert

Niet veel later is er weer een oproep. Blijkbaar heeft een man aan treinstation Gent Sint-Pieters een politieagent in het gezicht gespuwd. Ik had erover gelezen, maar kon bijna niet geloven dat het gebeurde. Het is een nieuw fenomeen. Iemand in het gezicht spuwen. Speeksel als gif gebruiken om je macht te tonen. Of je onmacht, of je domheid, ik weet het niet.

De agenten zijn met veel. De spuwer is heel dronken en de agent die is bespuwd, is buiten zinnen. Het is een triest verhaal. Wat de ambulanciers hier moeten komen doen, weten ze niet goed. Ze kunnen de agent alleen maar adviezen geven. Een masker dragen. En geregeld zijn temperatuur nemen. “Voortaan zijn wij bang”, zeggen de agenten. De spuwer krijgt een celstraf.

De ‘spuwer’ wacht een zware straf.Beeld Lieve Blancquaert

Donderdagmiddag 2 april. Uiteindelijk ben ik zo blij dat ik dit gedaan heb. Zien hoeveel aandacht, zorg en liefde er naar de patiënten gaat, hoeveel handen er werken, dat heeft me troost gegeven, en me minder bang gemaakt. Die zorgverleners zijn zó goed bezig. Ik hoop dat ze dit volhouden en dat wij allen dit volhouden.

In gedachten verzonken fiets ik naar huis. Het zit erop, deze week om nooit te vergeten.

Noot van de redactie: deze week raakte bekend dat een 12-jarig meisje overleed aan corona op weg naar de spoeddienst van UZ Gent. Op verzoek van de betrokkenen en van de familie komen wij daar niet op terug in deze reportage.

Verpleger Brecht Follet: ‘Andere patiënten blijven weg en dat baart me zorgen.’

Brecht Follet (33): ‘Elke avond applaudisseert mijn buurvrouw. Dan roep ik: merci Linda!’Beeld Lieve Blancquaert

“We krijgen veel aandacht; elke avond applaudisseert mijn buurvrouw. Dan roep ik: ‘Merci Linda.’ Het is machtig, maar dubbel. Wij staan in de frontlinie, maar zijn hier tot nu gespaard gebleven van een overvloed aan zieken.

“Maar dat niet-corona­patiënten wegblijven, baart mij zorgen. Ik ben bang voor wat we na Covid-19 gaan vinden. Deze isolatie is voor veel mensen fataal. Ook zelfdodingen zullen we zien. We moeten ook aan hen denken.

“Als deze periode voorbij is, ga ik meteen met mijn kinderen naar mijn ouders. Ze missen die natuurlijk.”

“Mijn bescherming is belangrijk, ook voor mijn vrouw en kinderen. Ik ben niet bang, maar wel heel voorzichtig. Dit virus is een onvoorspelbaar beest en dat moet je verstandig aanpakken. Ik schrik ervan hoe ziek de mensen soms zijn, ook jonge vitale vaders, en dat doet mij echt wel nadenken.”    

Poetsvrouw Martine Callens: ‘Ik was bang, maar ik heb een klik gemaakt’

Martine Callens (53): ‘Ik mag mij niet laten meeslepen.’Beeld Lieve Blancquaert

“Ik wil dat de mensen in een zo proper mogelijke ruimte snel mogen genezen. Ik ben bang, want ik heb maar 50 procent van mijn longen, maar ik wil hier zijn. Want onze job is heel belangrijk. Als wij er niet zijn, kan het hier niet draaien.

“We zien hier dingen die ons natuurlijk raken, maar ik moet daar hard in zijn. Ik mag mij niet laten meeslepen. Ik heb dus een klik gemaakt. Na het werk sluit ik me af voor wat op spoed gebeurt.

“Als ik het ziekenhuis verlaat, zie ik twee vrouwen uitbundig zwaaien naar een raam ergens heel hoog. Het is een moeder die met haar zoon op de negende verdieping contact probeert te maken. Hij ligt hier in quarantaine. Voor leukemie, geen corona. Mijn hart breekt als ik wegfiets naar huis, waar mijn kinderen en man veilig in hun kot blijven.”  

 Hoofdverpleger Steve D’Hoker: ‘Zonder materiaal kan mijn team niet meer werken’

Steve D'Hoker (46): 'Mijn oudste dochter heb ik verboden nog door te gaan met haar vakantiejob in de supermarkt.'Beeld Lieve Blancquaert

“Al begin maart begonnen we met de reorganisatie van spoed en dat was vreemd, want onze omgeving was er totaal niet mee bezig. Thuis was er nog geen lockdown. Maar ik denk dat we gelukkig op tijd een dijk gebouwd hebben voor een vloedgolf waarvan we niet goed weten hoe hoog die wordt. Deze week zullen we nog net niet weten of onze capaciteit groot genoeg is. Wij denken eerder aan volgende week.

“Voor mijzelf voel ik geen angst, maar mijn oudste dochter heb ik verboden haar vakantie­job in de supermarkt verder te doen. En ik maak mij zorgen over ons team. Alles valt of staat met hen. Binnen twee weken zal iedereen iemand kennen die corona heeft of er aan gestorven is. Ook het tekort aan materiaal maakt mij angstig. Wanneer dat er niet meer is, kan ik mijn team niet vragen om hun werk te doen.”

Urgentiearts Cathelijne Lyphout: ‘Ik geef ook zieke vrienden in Engeland advies’

Cathelijne Lyphout (35): veel mensen aan het monitoren, ook privé.Beeld Lieve Blancquaert

“Voor mij is de grens tussen dokter, familie of vriend zijn heel onduidelijk nu. Ik ben veel mensen aan het monitoren thuis. Ik heb mij altijd voorgenomen geen arts te zijn voor mijn familie, maar nu loopt het mis en ontferm ik me ook over hen. Zelfs zieke vrienden in Engeland die nergens naartoe kunnen, probeer ik advies te geven. Dit plakt echt op mijn huid en de mensen vertrouwen op ons. Maar dit is ook een nieuw verhaal waarvan we het verloop nog niet ten gronde kennen.

“Ik had wel altijd al het gevoel dat iets dergelijks ooit zou gebeuren, kon me niet voorstellen dat ik nooit een pandemie zou meemaken. Maar hoe en in welke vorm is natuurlijk niet te voorspellen. Ik ervaar het nu vooral als een positieve spanning. Ik ben niet verlamd en dat is enkel zo omdat ik weet dat er in dit ziekenhuis alles aan gedaan wordt om veilig te kunnen werken.”

‘Het contact met de verpleegsters is zo belangrijk’

Mieke (46), patiënt, en Delphine Verhulst (27), verpleegster op de ‘Covid-19’-cohorte-afdeling.Beeld Lieve Blancquaert

“Ik heb gelukkig een iPhone. Het is voor mij vooral moeilijk als het gesprek stopt”, zegt Mieke. “Ik had tegen mezelf gezegd dat ik de media niet zou volgen en dat doe ik toch. Het is sterker dan mezelf. Ik huil heel veel. Mijn vriend ook. Ik ben wel rustiger sinds ik hier lig, want ik word zo goed opgevolgd. Dat is heel veel waard op dit moment. Het contact met de verpleegsters is echt heel belangrijk. Ik lig te wachten en te luisteren tot ze afkomen. Ze zijn voor mij onmisbaar.

“Ik wil dit niet meer meemaken. Het is alsof ik stik. Ik ga een knop moeten omdraaien als ik hier buitenkom, want ik ga van alles bang zijn. Daar ga ik moeten leren mee om gaan. Terug durven leven.”

“Voor onze patienten is het inderdaad niet geruststellend om de media te volgen”, zegt verpleegster Delphine Verhulst. “Alle slechtste verhalen komen daar samen en dat maakt angstiger. Ik zie hier zoveel mensen, ook ouderen, die schrik hebben om te sterven. Ik had ook zelf echt veel schrik in het begin. Toen alles hier op zijn kop stond en de maatregelen kwamen, wist ik niet meer waar ik het had. Ik zat het eerste weekend thuis en volgde de media en dat maakte me gek.

“Maar op de dag dat ik kwam werken, werd ik rustig. We moeten wel heel erg onze focus houden. We zijn alert. Als we moe worden en nonchalant, kan het misgaan. Ik doe mijn job echt supergraag nu. Ik ben geen held en wil die titel niet, maar ik kom echt met hart en ziel werken.

“We zijn de enigen met wie de mensen nu contact maken. We kunnen dus echt iets betekenen. Dit is waarom ik deze job heb gekozen. Dat voel ik nu echt 100 procent. De dankbaarheid is groot. Ik hoop alleen dat ik zelf niet ziek word.

“Wat ik belangrijk vind, is dat de familieleden toch afscheid kunnen nemen. Ja, we moeten daar een masker en een schort voor opofferen, maar alleen sterven is onmenselijk. Corona mag daar niet boven staan. Het is niet alleen belangrijk voor de patiënt, maar ook voor de familie.”

Voor Mieke is elk bezoek van een verpleegkundige meer dan welkom. ‘Ik heb wel contact via de telefoon met mijn vriend en familie, maar echte handen zijn toch nog iets anders. Gelukkig voel ik mij elke dag beter en hoop ik nu snel thuis te zijn.’ 

‘Ik durf mijn moeder niet te vertellen dat ik hier lig’

Danny (69) en Liliane (69), patiënten.Beeld Lieve Blancquaert

“Wij zijn hier sinds zondag en ik heb veel pijn”, zegt Danny. “Ik ben reuma­patiënt en al die pijnen zijn vreselijk versterkt. Ik voelde mij slecht en koortsig. Mijn vrouw bracht me naar hier. Ze hoorden haar hoesten en onderzochten haar. En voilà, ze had ook prijs. Nu liggen we samen maar ik denk dat zij sneller naar huis zal mogen.

“Mijn vrouw is bang. Ik ben niet bang voor mezelf, maar wel voor mijn kinderen. Eentje woont hier, maar de ander in Brazilië en daar is het ook aan het uitbreken. Mijn moeder zit in een woon-zorgcentrum. Ik durf het haar niet te vertellen. Ze zou daar zo een klap van krijgen. Ze is 98 en wij gingen elke dag aan het raam zwaaien. Nu heb ik gebeld naar het centrum en gezegd dat alles oké is, maar dat we even binnen moeten blijven.

“Wij volgen het nieuws en zijn bang dat ik op intensieve terecht zou komen. Iedereen die hoort dat we deze ziekte hebben, reageert zo heftig dat dat ons banger maakt. Het is de eerste keer dat we ons zo machteloos voelen.”   

‘Ik ben banger dan bij een bombardement in de oorlog’

‘Wim’ (91), patiënt: ‘Ik heb vijf overbruggingen en de oorlog meegemaakt, maar dit is iets helemaal anders.’Beeld Lieve Blancquaert

“Noem mij maar Wim, ik blijf liever anoniem. Ik heb een periode van heel veel hoesten achter de rug. Ik voel mij niet zo slecht, maar blijkbaar ben ik ziek. Mijn hoofd doet wat pijn. Ik ben 91, mijn vrouw 81. Over haar maak ik mij meer zorgen dan over mezelf. Zij ligt op intensieve en ik weet niet hoe het met haar gaat. Mijn dochter ligt hier ook. Stel je voor. We liggen hier allemaal en we mogen elkaar niet zien.

“Ik ben heel erg bang. Ik weet niet wat ik erover kan zeggen. Ik weet ook niet wat er zal gebeuren. Het zijn allemaal vraagtekens. Ik leef al 91 jaar, heb vijf overbruggingen en de oorlog meegemaakt, maar dit is iets helemaal anders. Sommige mensen zeggen dat dit een oorlog is, maar in een oorlog ken je je vijand. Hier is die onzichtbaar. Ik heb bombardementen meegemaakt en onder het puin gelegen, maar dit maakt me angstiger.”