Direct naar artikelinhoud
Dagboek van een dokter

Het laatste dagboekfragment van dokter Geert Meyfroidt: ‘Eigenlijk zeg ik te weinig hoe dankbaar ik ben’

Geert Meyfroidt.Beeld Thomas Sweertvaegher

Geert Meyfroidt (48) is staflid intensieve zorg in het UZ Leuven en voorzitter van de Belgische Vereniging Intensieve Geneeskunde. De Morgen spreekt hem dagelijks tijdens deze stresserende coronatijden.

Zondag 10 mei

‘Op deze collectieve inspanning mogen we heel trots zijn’

“Op de dag dat het aantal patiënten op intensieve zorg onder de kaap van 500 zakt, sluit ik mijn dagboek af. De respons erop de afgelopen weken was super. Mijn petekind Stan, die vandaag 16 jaar wordt, is een trouwe lezer geworden. Sommige vrienden hebben zich zelfs speciaal op De Morgen geabonneerd. (lacht) Voor mezelf was dit een goeie oefening om aan het einde van een drukke dag mijn gedachten te ordenen, en ik neem me voor om deze nieuwe gewoonte nog lang aan te houden.

“De crisis heeft de sterktes, maar ook enkele zwaktes van ons gezondheidssysteem aangetoond. De ziekenhuizen hebben getoond dat ze er staan. Aan de andere kant was er de toestand in de woon-zorgcentra, en ook de versnippering van bevoegdheden in dit complexe land. Iemand zal hierna toch de moed moeten vinden om te bouwen aan een gezondheidssysteem dat klaar is voor de 21ste eeuw, inclusief pandemiebeleid.

“Ik hoop in ieder geval dat we geen tweede dagboekreeks moeten maken. (lacht) De voorbije weken hebben echt wel hun tol geëist, en de hele sector snakt naar een beetje rust. Vooral voor onze andere patiënten is de pauzeknop al te lang ingedrukt, en moeten we zo snel mogelijk terug naar een normale zorg. We hebben het er soms over met collega’s: de eerste piek is nu voorbij, maar niemand heeft zin om deze immense inspanning nog eens te herhalen.

“In die zin hou ik mijn hart vast voor de komende periode. Als ik lees dat zelfs een ex-covidpatiënt betrapt wordt op een tuinfeest, dan weet ik echt niet meer wat we mogen verwachten. Terwijl het net nu zo belangrijk is om een nieuwe grote uitbraak te vermijden, om nog iets van de zomer te maken.

“Ik had me echter voorgenomen om deze reeks niet af te sluiten met een preek. Als iemand me vraagt hoe ik me voel tegenwoordig, antwoord ik meestal ‘moe’. Eigenlijk zeg ik te weinig hoe dankbaar ik ben. Ik dank al die dappere collega’s uit de frontlijn. Maar ik dank vooral de hele bevolking die zich al weken gedisciplineerd gedraagt, met humor en creativiteit, vooral degenen die dat allemaal zonder al te veel zeuren hebben gedaan. (lacht) Op deze collectieve inspanning mogen we heel trots zijn, samen, en we mogen ze nooit vergeten.”

Vrijdag 8 mei

Waarom zwaarlijvigen extra risico lopen om hard door Covid-19 getroffen te worden

“Waarom zwaarlijvige mensen extra risico lopen om hard door Covid-19 getroffen te worden? Wel, als je te zwaar bent, loop je sowieso al meer gevaar op hart- en vaatziekten en verhoogde stollingsneiging. Bij de meest ernstige vormen van covid zijn het juist de kleine stolsels in de longen, en soms ook in andere organen, die voor een groot stuk van de problemen lijken te zorgen. Als ze moeten beademd worden en longbloedvaten stollen, worden stukken van de longen wel beademd maar niet doorbloed. Dat leidt tot ernstig zuurstoftekort.

“We weten ook dat mensen die te zwaar zijn in het dagelijks leven al minder efficiënt ademen. Dat is in de eerste plaats een zuiver mechanisch probleem: als mensen rond de buik veel vet hebben, is het voor de ademhalingsspieren moeilijker om te ademen. Bij beademing, zoals bij covid, blazen we zuurstof onder positieve druk in de longen. Je kan je inbeelden dat dit bij iemand van 100 à 150 kilo veel moeilijker is dan bij iemand van 70 kilo. Bij zwaarlijvigen moet je namelijk met een hogere druk beademen en dat kan op zich bijkomende longschade veroorzaken. Het hart moet ook harder werken om dat grotere lichaam van zuurstof te voorzien.

“We hebben hier al een aantal letterlijk heel zware covidpatiënten gehad. Onze verpleging is hierop getraind en we hebben ook tilliften die soms kunnen helpen.

“Op het moment dat zwaarlijvige patiënten hier liggen, of mensen met andere ongezonde levensgewoontes, is het uiteraard niet het moment om patiënten daarop aan te spreken. Maar in de herstelfase heb ik wel de gewoonte om patiënten op een duidelijke, maar respectvolle manier aan te zetten en te laten nadenken over hoe ze zelf hun gezondheid in de toekomst kunnen beïnvloeden. 

“Ik blijf dan ook mijn eerdere oproep (DM 30/04) dat het voor mensen met overgewicht misschien tijd is om iets aan hun levensgewoonten te doen. Daarom is preventieve geneeskunde ook zo belangrijk. Nog een les die de overheid uit deze crisis kan trekken: er moet meer in preventie worden geïnvesteerd. Dat is een investering die zich op lange termijn zeker zal terugbetalen.”

Donderdag 7 mei

‘De interactie tussen artsen en mensen in de laboratoria kan de strijd tegen Covid-19 hele stappen vooruithelpen’

“Covid is een nieuwe aandoening met een aantal bijzondere fenomenen, met zowel aantasting van longweefsel en de long-bloedvaten, en verhoogde stollingsneiging. Artsen delen die observaties met elkaar in vaktijdschriften, en sommige inzichten zijn ook doorgesijpeld naar de media. Enkele weken geleden heb ik het hier ook over het bloedstollingsprobleem bij de ernstige coronapatiënten gehad (DM 24/04). Dat heeft heel wat fundamentele onderzoekers aan het denken gezet, en hun expertise over de onderliggende mechanismen is voor clinici heel waardevol. Zo ook Peter Carmeliet (VIB-KU Leuven), een van dé wereldautoriteiten rond kankeronderzoek en bloedvatgroei, die me gisteren een aantal heel interessante inzichten doorstuurde over de rol van de bloedvatwand in heel dit ontstekingsproces. Hoe? Ik vrees dat ik dat in 1.900 tekens niet uitgelegd krijg. (lacht)

“Heel ruw gesteld kan je medisch wetenschappelijk onderzoek van twee kanten benaderen. Je hebt enerzijds de artsen die vertrekken vanuit de patiënt, vanuit de ziektebeelden, en zich van daaruit de vraag stellen naar de onderliggende mechanismen. Anderzijds heb je de meer fundamentele onderzoekers die in hun labo’s in omgekeerde richting werken: zij identificeren bepaalde mechanismen en bouwen van daaruit op naar ziektebeelden. Inzichten vanuit het labo naar de kliniek, en weer terug, noemen we, ‘bench-to-bedside(-and-back)-onderzoek’.

“Toen ik geneeskunde studeerde, had ik het gevoel dat die twee werelden verder uit elkaar stonden. Ik heb de indruk dat wederzijdse kruisbestuiving en samenwerking tussen basisonderzoekers en clinici de laatste jaren alleen maar toeneemt, en wat we nu zien gebeuren met de wetenschap rond corona bevestigt dit ook. Het is fantastisch dat iemand als professor Carmeliet, naar wie ik enorm opkijk, mij nu zo zijn inzichten mailt. Die interactie tussen artsen en mensen in de labo’s kan de strijd tegen Covid hele stappen vooruit helpen.”

Woensdag 6 mei

‘Vlieg elkaar zondag niet om de hals’

“Ik ben blij met de versoepeling van de sociale contacten. Zo kan ik eindelijk mijn ouders terugzien. Ook al gaan we dat met de nodige voorzichtigheid blijven doen, het is in deze fase nog niet de bedoeling om elkaar om de hals te vliegen. We zullen ons ver genoeg uit elkaar op het terras zetten.

“Mijn vader is 80, mijn moeder 75. Hij is ingenieur, zij gaf les aan mensen met een handicap. Ze wonen op wandelafstand. Waarom ik in de buurt van mijn ouders ben komen wonen? (lacht) Wel, uiteindelijk is Leuven niet zo groot en in de buurt van mijn ouderlijk huis stond een mooie woning met rustige tuin te koop. En zo zien we elkaar ook veel.

“Ze zijn nog heel gezond en gaan regelmatig eens wandelen of fietsen. Gelukkig, want als je op die leeftijd sedentair wordt, is het moeilijk om dat terug te winnen. Zelfs mochten mijn ouders corona oplopen zouden ze dat wel goed doorstaan, denk ik, maar zeker weet je dat natuurlijk nooit.

“De afgelopen periode waren ze heel gedisciplineerd. Ik had hen al vroeg gewaarschuwd, zodra ik de covidepidemie zag komen: ‘Hou je klaar, dit wordt ongezien, neem voorzorgsmaatregelen.’ En ze hielden zich daar meteen aan. Ze missen natuurlijk hun kinderen en kleinkinderen, ook die van mijn jongere zus. Ondertussen kent Skype voor hen geen geheimen meer, de tijd dat mijn zonen de nieuwe apps voor hun smartphone moesten installeren is voorbij. Mijn moeder is ook aan het stikken en naaien geslagen: voor de hele familie maakt ze trendy mondmaskers met rekkers of lintjes, voor elk wat wils. (lacht)

“Telkens als ik uit een tv-studio kom, bel ik haar ook even vanuit de wagen. Dat is intussen een traditie geworden. Natuurlijk vinden mijn ouders het plezant dat ik in de media kom. Ze zijn heel fier, want al hun buren en vrienden hebben mij dan ook gezien, hé. (lachje) Het zijn ook uitgeweken West-Vlamingen en dan heeft de familie in West-Vlaanderen nog eens een excuus om te bellen. Neen, mijn ouders vervelen zich deze periode niet.”

Dinsdag 5 mei

‘Enkel Limburg en Antwerpen in lockdown? Zo werkt het natuurlijk niet’

“Een collega van de universiteit van Luik tweette vanmiddag grafieken waaruit blijkt dat Antwerpen en Limburg dagelijks nog steeds een problematisch hoog aantal nieuwe besmettingen kennen. De andere provincies in ons land doen het volgens die cijfers veel beter. Iemand reageerde dan met: ‘Limburg en Antwerpen blijven in lockdown?’, maar zo werkt het natuurlijk niet. In een klein land als België is het niet haalbaar om aparte regio’s in lockdown te plaatsen.

Twitter bericht wordt geladen...

“Soms kunnen die verschillen per provincie ook toeval zijn, mensen bewegen zich niet exclusief binnen de provinciegrenzen. De eerste uitbraken waren gerelateerd aan massa-evenementen zoals skivakanties in Noord-Italië en carnavalfeesten. Nu is het moeilijker om te achterhalen waar die nieuwe besmettingen vandaan komen. Niet alles wat je aan mensen vraagt is afdwingbaar of controleerbaar, het enige wat je kunt doen is blijven rekenen op hun burgerzin.

“We zijn de lockdown nu voorzichtig aan het lossen, maar het is veel te vroeg om daar al enig effect van te zien. Dat zien we in de ziekenhuizen ten vroegste midden volgende week. Als er al een effect zal zijn. Je weet niet welke impact een individuele lockdownmaatregel heeft, dus je weet ook niet wat er gebeurt als je die gaat afbouwen. Enfin, de ziekenhuizen hebben nu wat capaciteit. Laat ons hopen dat we op een controleerbaar laag niveau blijven.

“Uiteindelijk zullen we de epidemiologische impact van de coronacrisis pas op het einde van het jaar weten. Nu zien we oversterfte bij de oudere populatie en ondersterfte bij jongeren, maar epidemiologie is niet iets wat je van dag tot dag bekijkt. Veel mensen zullen zich misschien afvragen hoe dit komt, maar pas als je over een langere periode kijkt en vergelijkt met normale sterfte, kun je het bilan opmaken.”

Maandag 4 mei

‘Sinds enkele weken maak ik kennis met een bijzonder neveneffect van in de media komen’

“Sinds enkele weken maak ik kennis met een bijzonder neveneffect van in de media komen: berichten of mails van wildvreemden. De meesten zijn heel lief en vriendelijk, met ‘goeie moed’ of ‘dankuwel’. Daarnaast zijn er ook met een iets minder goedaardige toon, die op experts en politici bashen: ‘Diene Van Ranst en die politiekers kennen er just niks van! Goed dat jij het eindelijk eens komt zeggen!’ Dan denk ik: ‘Euh, moet ik nu geflatteerd zijn of…?’ (lacht) Ik vrees er niet veel nodig is om zelf het doelwit te worden van de volgende scheldtirade van dergelijke individuen.

“Er zijn ook mensen die hun op zijn zachtst gezegd aparte medische theorieën met me willen delen: het nut van ozontherapie, vitaminekuren, de zogezegde rol van de 5G-masten... Het grappigst wordt het als ze me beginnen uit te leggen hoe ik mijn eigen vak moet doen, en hoe beademing of intensieve zorg werkt.

“En dan zijn er nog de echte scheldmails: ‘Dag smeerlap, nu komen die mondvodden uit China en Japan ook naar hier terwijl al aangetoond is dat die niet werken. Ik heb claustrofobie en nu durf ik de bus niet meer te nemen. Bedankt, smeerlap!’ Ook al dicht die man me grotere macht en invloed toe dan ik werkelijk heb, het lijkt weinig waarschijnlijk dat we ooit nog vrienden worden. (lacht) Ik zie daar de humor wel van in hoor, maar denk ook: oei, er lopen toch wel wat mensen met persoonlijke problemen rond. Enfin, hopelijk is dit voor hen een of andere uitlaatklep, het kan maar helpen.

“Pas op, er zijn ook mensen met oprechte zorgen. Ouders van een gehandicapte volwassene die bezorgd zijn over het bezoekrecht in ziekenhuizen bijvoorbeeld, of kappers die in het begin van de lockdown niet begrepen waarom ze nog moesten openblijven. In tegenstelling tot op de scheldmails probeer ik daar wel op te antwoorden.” (lachje)

Zondag 3 mei

‘Een wekelijks bijpraatmoment met taart: simpel maar geniaal’

“Zoals ik zaterdag al schreef, begint de lange Covid-marathon te wegen. Daarom bieden we onze medewerkers de mogelijkheid om psychologische steun te zoeken. Het brandwondencentrum van UZ Leuven is momenteel omgebouwd tot Covid-unit. Morgane, de vroegere psychologe van de brandwondenpatiënten, werkt voorlopig bij ons. Ze is er voor patiënten en hun families, en ook voor de artsen en verpleging. Het is goed dat ze het team goed kent, en de klinische context waarin we opereren. Iemand die hier niet mee vertrouwd is, zou moeilijk kunnen helpen, denk ik.

“Of er al medewerkers individuele counseling nodig gehad hebben, weet ik niet. Dat is uiteraard vertrouwelijk. Wat we nu wel doen, is een wekelijks groepsmoment met taart, net na de middag, op het moment dat de ochtendploeg bijna doorgaat en die van de namiddag aankomt. Door dat systematisch te organiseren, krijg je iedereen samen voor een laagdrempelige babbel. Zo kunnen we bijpraten, en kan Morgane bij een stukje taart en een kop koffie eens polsen bij iedereen hoe het gaat, of kan ze bepaalde opleidingen of ondersteunende initiatieven aankondigen. Simpel maar geniaal. 

“Meestal kom ik wel pas later toe, wanneer de taart al op is, maar bon... (lacht) Ik apprecieer het initiatief echt. Ze vroeg me onlangs ook of er voor de artsen specifiek iets georganiseerd moet worden, en polste en passant hoe het nog met mij ging. Ik heb niet het gevoel dat ik met een specifiek probleem zit, maar gewoon weten dat je bij haar terechtkunt, maakt al een groot verschil.

“Of ik zelf ook een vertrouwenspersoon van collega’s ben? Ik vind het moeilijk om daarop te antwoorden. Ik hoop van wel. Is iedereen dat niet altijd een beetje van mensen met wie je goed overeenkomt? Voor sommigen is dat dus zeker zo, maar anderen voelen zich misschien beter bij een van mijn collega’s. En dat is helemaal oké. Verschillende karakters, verschillende noden.”

Vrijdag 1 mei

‘We vinden geen rust, en de stress lijkt niet te zakken’

“Het harde werk van de voorbije weken begint door te wegen. Ik denk dat veel gezondheidswerkers dat gaan herkennen; de vermoeidheid voelt nu groter dan toen we op de piek zaten. Ik merk het aan veel collega’s en ook bij mezelf: we vinden geen rust, en de stress lijkt niet te zakken. Er zijn de afgelopen week geen hoogoplopende conflicten of discussies geweest, maar wel kleine irritaties. Omdat we het bij elkaar herkennen, is daar ook wel begrip voor.

“Ik denk dat we nu pas beginnen te voelen wat we de voorbije weken eigenlijk hebben meegemaakt. We snakken naar een soort einde, maar het probleem is dat deze crisis waarschijnlijk nog lang niet gedaan is. We doen mee aan een loopwedstrijd, maar er is geen kilometeraanduiding en de finish is in de verste verte niet in zicht.

“Ik lees en hoor overal de opluchting dat het aantal patiënten op intensive care overal mooi aan het zakken is, en dat is terecht. Maar toch, het blijft een heel kwetsbare situatie: blijft het dalen of komen er weer nieuwe patiënten de volgende weken? Wanneer is er een nieuwe piek? In mei? In juni? In de zomer? In de herfst?

“Het vreet ook dat we geen vakantie hebben kunnen nemen in de lente. De bezorgdheid van veel Vlamingen is: waar ga ik deze zomer op vakantie kunnen? Wij vrezen soms dat we überhaupt geen vakantie gaan kunnen nemen. En hoeveel dan? Een weekje?

“Ik had net Felice Miluzzi aan de lijn, de beste Italiaanse chef van het land en eigenaar van restaurant Rossi hier in Leuven. Ik voelde de vriendelijke dankbaarheid van hem en zijn lieve vrouw over de telefoon en dat heeft me echt geraakt. Hij gaat pasta maken voor ons team. Die toppasta zal ongetwijfeld smaken, maar het gevoel dat we niet vergeten zijn gaat onze verpleging misschien nog wel het meeste deugd doen. Vergis u niet, de strijd is nog altijd aan de gang.”

Woensdag 29 april

‘Is deze crisis een extra reden voor rokers om te stoppen? Ik hoop het’

“Is deze crisis een extra reden voor rokers om te stoppen? Ik hoop het, ja. Risicofactoren voor een ernstiger verloop van Covid-19 zijn ernstige gezondheidsproblemen, of hogere leeftijd. Sommige gezondheidsproblemen zijn gewoon pech, daar kan je niets aan doen. Ook aan je leeftijd kan je niets veranderen. Je kan maar blij zijn dat je tachtig jaar geworden bent. Maar aan een hoop andere zaken kan je wél iets doen.

“De afgelopen weken – en vandaag waarschijnlijk nog – hebben veel mensen irrationeel gedrag vertoond om zich tegen het virus te beschermen: alle knoflook in de Delhaize opgekocht, liters warm water gegorgeld, kilo’s appelsienen geperst. Natuurlijk is een vitaminetekort niet goed, maar nu vitamines gaan overdoseren of niet-bewezen therapieën gaan volgen heeft geen zin.

“Wat je wel kan doen is gezond eten, en eigenlijk weet iedereen wel hoe dat moet: meer groenten, weinig vet, weinig suikers. Bij de Covid-patiënten zie je een oververtegenwoordiging van mensen die te zwaar zijn, die aan suikerziekte lijden. Acuut kan je daar nu niet veel aan doen. Dat zijn gezondheidsproblemen die er geleidelijk gekomen zijn en ook geleidelijk weer moeten verdwijnen. Maar het is misschien wel een goeie gelegenheid om daar de komende maanden aan de slag mee te gaan. Preventieve geneeskunde is een tak van de geneeskunde die misschien minder spectaculair is dan intensieve, maar van veel groter belang. Wij redden de kleine groep patiënten die niemand anders kan helpen, maar door preventie kan je bepaalde problemen bij een groot deel van de bevolking wel voorkomen.

“Naast gezond eten kan je ook aan het bewegen slaan. Je zit toch thuis, ga eens een paar kilometer wandelen, neem je fiets en verken je eigen streek. Overdrijf daar niet in, je moet nu geen halve marathons beginnen te lopen noch je voorbereiden op de Tour de France; extreem sporten is ook niet gezond. En ja, ik ben zelf behoorlijk sportief, maar dat is mijn persoonlijkheid. (lacht) Enfin, doe alles met mate. Traditioneel is 31 december de periode van goede voornemens. Laat het misschien nu deze periode zijn.”

Dinsdag 28 april

‘Als iemand aan het overlijden is, laten we hier een beperkt aantal bezoekers toe’

“Jammer genoeg sterven ook sommige patiënten aan corona hier op intensieve, al is de sterfte bij ons tot nu toe relatief laag. Vaak zijn dat heel kwetsbare patiënten met andere ernstige aandoeningen – verminderde immuniteit, zware longziekte, hartaandoeningen of kanker – die sowieso een beperkte levensverwachting hebben. Zo’n overweldigende coronainfectie verstoort dan een precair evenwicht, al had ook een andere infectie zoals griep of zelfs een banale val dat kunnen doen. Ook zijn er een aantal die met corona sterven in plaats van aan corona, bijvoorbeeld patiënten die effectief met Covid-19 besmet zijn, maar aan een hersenbloeding sterven.

“Als ze aan corona sterven, op intensieve zorgen, is dat vaak gerelateerd aan de longontsteking zelf, waarbij er op den duur zo veel zuurstoftekort is dat er bijkomend orgaanfalen optreedt. Soms ontstaan er ook problemen met het hart of de bloedsomloop, hetzij rechtstreeks door een virale infectie van het hart, hetzij onrechtstreeks door klontering van de kleine longslagaders en overbelasting van de rechterkant van het hart.

“Wat ik momenteel heel moeilijk vind, is dat we geen bezoek kunnen toelaten omwille van besmettingsrisico, zowel in de Covid-19 als in de niet-Covid-19-zones. Tijdens de ziekte is dat al heel lastig, al geven we de familie dagelijks een update. Als iemand aan het overlijden is, laten we een beperkt aantal bezoekers toe. Ze moeten dan schorten aandoen en zich omkleden zoals wij. We proberen dat zo menselijk mogelijk te organiseren.

“Dit is niet onze normale manier van werken. Mensen die er ernstig aan toe zijn, verblijven hier meestal een tijdje en dan leer je tussendoor de familie kennen. Ze verwachten van ons vakmanschap, professionalisme, eerlijke communicatie over de verschillende opties, maar ook onze menselijke betrokkenheid. Sommige gesprekken zijn gewoon veel moeilijker over de telefoon dan fysiek in een kamer, rond een tafel. Je wil de familie in de ogen kijken, eens een hand op de schouder kunnen leggen als het heel slecht gaat. Dat gaat nu niet en dat vind ik zeer lastig.”

Geert MeyfroidtBeeld Thomas Sweertvaegher

Maandag 27 april

‘De eerste keer dat patiënten geliefden terugzien, zelfs online, is ongelooflijk’

“De meest frequente reden om een patiënt met Covid op te nemen op intensieve is bemoeilijkte gasuitwisseling door de longontsteking. Als zelfs extra zuurstof geven niet volstaat, worden ze beademd. Hiervoor is het nodig om een beademingsbuis te plaatsen, via de mond, door de keel, in de luchtpijp. Hierdoor kan de patiënt in kwestie ook niet meer praten, want die tube passeert de stembanden. Daarbij is het bij deze ernstige longontsteking ook nodig om de patiënten onder narcose te houden. We hebben al gemerkt, bij deze aandoening, dat het niet mogelijk is om die beademing snel af te breken. Deze aandoening heeft haar tijd nodig, om van te herstellen.

“Na gemiddeld twee, drie weken kan je de patiënt wakker maken, maar dat gaat niet met een aan- en uitknopje. De mensen verkeren meerdere dagen in een periode tussen slaap en waak, met periodes van onrust maar ook momenten waarop ze goed zijn. Dan nemen we de beademingsbuis weg en kunnen mensen in theorie weer beginnen te spreken, al is er in het begin vaak nog wat zwelling in de keel en is praten moeilijk.

“Na dat stadium is de nood om met de familie te spreken uiteraard groot. Hier in het UZ Leuven hangen multimediaschermen aan elk bed: patiënten kunnen erop tv kijken, radio luisteren, wat internetten. Daarnaast hebben we nog tablets met een chatfunctie op. We zien dat die eerste gesprekken met de familie zeer emotioneel verlopen – ook bij de niet-Covid-patiënten trouwens, want ook zij mogen nu geen bezoek ontvangen. Corona is een medisch probleem, maar dat wil niet zeggen dat het emotionele ons niet raakt. We proberen die gesprekken zo goed als mogelijk te organiseren.

“De eerste keer dat patiënten geliefden terugzien, zelfs online, is ongelofelijk. Na twee zinnen kunnen mensen geen woord meer uitbrengen van ontroering. Zelfs de meest stoere patiënt, een forse bink vol tatoeages, houdt het dan niet droog. Leven en liefde zitten in de kleine dingen.”

Zondag 26 april

‘Mensen die nu met de economie inzitten zijn niet harteloos’

“Voor het eerst sinds lang heb ik eens deftig van mijn weekend kunnen genieten. Er was geen Skype-vergadering met de FOD Volksgezondheid over de zorgcapaciteit en mijn werkmails heb ik op een drafje beantwoord. Gisteren heb ik ervan geprofiteerd om een fietstocht met mijn 20-jarige dochter Luka te maken. In drie uur hebben we op het gemak 53 kilometer gefietst.

“Deze crisis heeft ook haar goede kanten: ik zie mensen massaal aan lichaamsbeweging doen. Op dat vlak hebben we ook chance met onze lockdown. In Spanje moeten mensen al wekenlang binnenblijven. En ze wonen daar al zo klein. Die moeten echt zot worden nu. Bij ons zou al lang een volksopstand zijn uitgebroken.

“Luka en ik fietsten langs het kasteel van Horst en de lege wei van Werchter, een metafoor voor ons bestaan nu? (lacht) Het was raar om de wereld zo traag zien, maar het deed ook deugd. Ik praat graag eens een-op-een met mijn kinderen en met Luka was dat alweer veel te lang geleden.

“Haar bezorgdheden? Wel, voor de lockdown werkte ze sinds een paar weken in een koffiebar in Leuven. Ze kon dat perfect combineren met haar studies psychologie en deed deze job super graag, maar uiteraard moest die plek ook sluiten. Luka zit daar wel mee in. Ze vraagt zich af hoe de uitbaters het zo redden en heeft gewoon zin om er weer in te vliegen.

“Over haar studies maakt ze zich niet veel zorgen. Er zijn wel wat deadlines die veranderen, maar daar worstelt ze zich wel door. Neen, het is echt eerder de staat van de economie die haar zorgen baart. Het lijkt soms alsof je daarover niet mag spreken, want dan word je als harteloos afgedaan, maar mensen die nu met de economie inzitten zijn niet harteloos. Hoeveel mensen zullen hierna niet zonder inkomen vallen? En welke impact zal dat niet hebben? Ik denk dat velen blij zullen zijn om opnieuw naar kantoor te kunnen gaan. Heel wat mensen beseffen nu hoe graag ze hun collega’s zien. (lacht)

Geert Meyfroidt.Beeld Thomas Sweertvaegher

Vrijdag 24 april

‘Er is bijna niemand die me zo goed kent als hij’

“Ik heb veel geluk met mijn diensthoofd, professor Greet Van den Berghe. Ze is een van de hoogst geciteerde wetenschappers van België en doet onder meer onderzoek naar de hormonale respons op kritieke ziekte. Ze is een uitstekend mentor en heeft mij en de meeste van mijn collega’s van in het begin begeleid en gesteund in onze eerste stappen als onderzoeker – en geleerd dat de standaard hiervoor hoog moet liggen. Tegelijk hebben we een goede persoonlijke band en weet ik dat ik met mijn zorgen altijd bij haar terechtkan.

“Hier op intensieve zorg zijn we met veertien stafleden, ieder met eigen expertise in een bepaald aspect van ons vakgebied. Tijd is heel kostbaar voor een onderzoeker, en die proberen we te kopen door onderzoeksbeurzen aan te vragen. Tegelijk er is een grote interne solidariteit. Een jonge collega met een beginnend onderzoeksproject dat nog geen beurs gekregen heeft maar wel interessant is voor de dienst, krijgt toch de kans om daarmee aan te slag te gaan.

“Mijn collega Michael Casaer is een jeugdvriend. Er is bijna niemand die me zo goed kent als hij en die heel goed weet waar m’n kleine kanten en beperkingen liggen. Het is op een bijzondere manier confronterend dat hij vaak aan mij kan zien dat er iets scheelt, sneller dan ik dat zelf kan. Stilaan mis ik het wel om 's middags met de hele bende te gaan eten. We zien elkaar te weinig nu: sommigen staan in de Covid-zone, anderen hebben recup… Onze dagelijkse babbel aan de koffiemachine zit er ook niet meer in, want door de anderhalvemeterregel kunnen we zelfs niet allemaal tegelijk in het secretariaat binnen.

“Ik zeg heel gemakkelijk en open mijn gedacht. Dat is al altijd zo geweest, je echte persoonlijkheid verandert doorheen je leven toch niet? Andere stafleden zijn minder direct, maar je hebt beide nodig. Als iedereen hier zoals ik was, dat zou een ramp zijn. (lacht) Het fijne aan onze dienst is dat we altijd heel open maar ook kritisch elkaars patiënten en beleid kunnen bespreken. Je kan je soms blindstaren op de aanpak voor een patiënt, hier hebben we een cultuur dat collega’s tegenwerpingen doen. Door onze verschillende specialisaties houden we elkaar scherp. Doordat het allemaal klinische toppers zijn, is dat ook makkelijk te aanvaarden.”

Donderdag 23 april

‘Covid-19 is meer dan een longziekte’

“Goed nieuws: voor het eerst sinds weken hebben we minder dan 1.000 mensen op intensieve zorg. Dat is toch een soort van mijlpaal. Tegelijkertijd moeten we beseffen dat er minder dan twee weken geleden 1.285 patiënten op intensieve lagen. Er is dus nog altijd ‘maar’ een kwart van de patiënten weg. Bij ons in het UZ Leuven zijn er een aantal patiënten die goed vooruitgaan, maar sommigen kennen ook een zware terugval. Klassiek denk je: na het ‘slechtste moment’ worden ze wel beter, maar nu zie je van die plotse verslechteringen en ook voor ons zorgverleners is dat hard.

“Vaak zijn patiënten zich niet bewust van die achteruitgang. Soms zijn ze al wakker geweest, maar vaak slapen ze nog tijdens die terugval. De ideale patiënt op intensieve is niet in slaap, de voorbije jaren hebben we hier zo weinig mogelijk mensen verdoofd, maar voor deze aandoening is dat niet zo gemakkelijk. Beademden hebben heel veel nood aan sedativa om het lichaam te laten rusten.

“Covid is medisch en wetenschappelijk gezien toch een bijzonder complexe aandoening. Aanvankelijk dachten we dat het enkel een longziekte is, maar we zien van in het begin ook een uitgesproken activatie van de bloedstolling. We zien dat onze catheters, de buisje die we in de bloedvaten van de patiënten inbrengen, gemakkelijk stollen, maar we zien ook beelden van kleine klontering in verschillende organen, waaronder de longen. Bloedvaten stollen, waardoor stukken van de longen wel beademd, maar niet doorbloed worden. We zien ook huidletsels die waarschijnlijk ook door microklontering veroorzaakt worden. Als je overal van die klonters begint te krijgen, wordt geen orgaansysteem nog gespaard. Dat is uiteraard een probleem. We zijn onze patiënten dan ook heel vroegtijdig bloedverdunners beginnen toe te dienen. Daardoor zijn onze resultaten ook goed, de mortaliteit is hier tot nu toe vrij laag.

“Dus ja, ook al liggen er nu minder dan 1.000 patiënten op intensieve zorg, de verblijfsduur blijft heel lang en de druk op de bedden hoog. Dit maakt de beslissingen om de maatregelen te lossen zo complex, en ik begrijp heel goed de voorzichtigheid die de beslissingsmakers en experts aan de dag leggen. Er liggen hier nog patiënten die midden maart zijn gearriveerd. We zijn echt niet klaar voor een nieuwe grote toestroom, al is er wel weer wat meer reserve voor een kleine piek.”

Woensdag 22 april

‘Misschien moeten de meeste politici geïsoleerd worden?’

“Er is nu veel te doen over de zogezegde tegenstelling tussen politici en wetenschappers. Maar het stoort me ook echt dat de experts nu vaak worden uitgestuurd waar je politici zou mogen verwachten. Gebruik de wetenschap waarvoor ze dient: ze kan mogelijke scenario’s voorstellen, de consequenties en de graad van zekerheid of onzekerheid. ‘Als je voor optie A kiest, zijn dit de nadelen. Als je voor B gaat, zijn het deze.’ Het is de politiek die tussen A en B moet kiezen. Als er kritiek komt op de nadelen, die er altijd zullen zijn, moeten politici uitleggen waarom ze voor dat advies kozen. Niet: ‘Die wetenschappers zeiden dat…’ Neen!

“Erika Vlieghe geeft correct advies, en heeft als voorzitter van de GEES (groep van experts die de exitstrategie moet bepalen, FVD) een heel moeilijke job nu. Ik respecteer Erika enorm: ze werkt keihard, kent haar vak, heeft veel emotionele intelligentie en verantwoordelijkheidszin. Ze is ook een jaargenote van mij, we hebben samen gestudeerd, ik heb haar 25 jaar niet gezien en nu zie of hoor ik haar weer elke dag.

“In landen als de VS en Brazilië is het momenteel een karikatuur hoe de politiek met wetenschap omgaat. Maar hier moeten we toch ook opletten. Hoe sommigen weer zomaar ad hoc ideetjes beginnen te lanceren, is onbegrijpelijk. Ik had gehoopt dat deze crisis die slechte gewoonte zou uitroeien, maar tevergeefs blijkbaar. CD&V-voorzitter Joachim Coens die zegt dat we burgemeesters zelf over openingen moeten laten beslissen, denkt hij nu werkelijk dat dat een goed idee is? Of anderen die voor een langere lockdown voor 65-plussers pleiten, daar moet ik ook eens mee lachen. Wees maar eens 65: er wordt voor jou beslist dat je in quarantaine moet. Mensen die dat voorstellen hebben geen flauw benul wie hier al het langst in de intensive care-bedden ligt. Dat zijn niet mensen boven de 65, maar mensen tussen de 50 en 65 met overgewicht. Kijk eens naar de meeste politici, behoren die niet tot die groep, moeten zij misschien niet geïsoleerd worden? (lacht) Ik zeg dit als een boutade natuurlijk.

“Nog een dooddoener: ‘De maatregelen berokkenen meer schade dan het virus zelf.’ Omwille van de privacy van patiënten kan ik geen beelden tonen, maar ik kan je verzekeren dat Covid-19 verdomd schadelijk is. Kijk naar de getuigenis van Axel Daeseleire. Hij is 11 kilo verloren, heeft angsten door post-intensive-care-syndroom… Vraag maar eens aan hem of de maatregelen schadelijker zijn dan het virus zelf. Ik begrijp dat het niet gemakkelijk is voor politici, niemand weet wat nu de beste oplossing is. Maar laat ons kiezen voor die oplossingen die het meest wetenschappelijk gefundeerd zijn.”

Dinsdag 21 april

De helft van het publiek was in tranen door zijn positiviteit’

“Covid-19 slorpt nu alle klinische aandacht op, en in het onderzoeksveld zien we hetzelfde. Dat was nodig. Research naar coronavirussen en pandemieën is een hele tijd ondergefinancierd. Na SARS en MERS had men kunnen weten dat we vroeg of laat een grote pandemie zouden krijgen, en had men onderzoek naar vaccins en antivirale middelen moeten doen, om van bij het begin van de uitbraak iets achter de hand te hebben. Jammer genoeg is dat niet gebeurd, en zijn die fondsen toen redelijk snel stilgevallen. De gevolgen daarvan zien we nu.” 

“Tegelijk zouden de meeste wetenschappers, ook ik, zo snel mogelijk onze andere studies weer willen hervatten. In de labo’s van de KU Leuven zijn ze nu terug een beetje begonnen met onderzoeken, op voorwaarde dat het veilig kan natuurlijk, met ‘physical distancing’. Het voorjaar is normaal ook het seizoen waar de meeste onderzoekers hun onderzoeksbeurzen aanvragen, ik was daar ook mee bezig. Gelukkig zijn de deadlines hiervoor enkele weken verschoven. Het is goed dat er nu meer aandacht zal zijn naar coronagericht onderzoek, ik hoop wel dat de balans niet doorslaat in de andere richting. De vrees is dat onderzoekers nu willen meesurfen op de trend. Ik hoor dat veel collega’s hun beursaanvragen al volop aan het herschrijven zijn, om corona toch maar op de een of andere manier in hun onderzoeksopzet te integreren. Hoe interessant Covid als ziekte ook is, er zal altijd onderzoek naar andere aandoeningen nodig zijn.”

“Mijn onderzoekslijnen over hersentrauma’s hebben niets met corona te maken. Traumatische hersenletsels, bijvoorbeeld na een val of een verkeersongeval, zijn wereldwijd nog steeds de belangrijkste doodsoorzaak bij mensen jonger dan 40 jaar. Specifiek ben ik met mijn onderzoeksgroep op zoek naar methoden om de hersenfunctie na trauma beter te kunnen opvolgen.

“De bekendste hersentraumapatiënt is uiteraard ex-wielrenner Stig Broeckx. Ik heb hem zelf niet behandeld, maar heb hem vorig jaar wel gevraagd om op een groot internationaal congres hier in Leuven te komen spreken. Dat was fenomenaal. De helft van het publiek, allemaal onderzoekers, was in tranen door zijn positiviteit. Zoiets zie je niet vaak op een wetenschappelijk congres.”

Maandag 20 april

‘De wetenschappelijke wereld is er een met veel concurrentie, niets menselijks is ons vreemd’

“Straks heb ik een nachtshift, dus eigenlijk zou ik nu moeten slapen, maar ik ben toch weer e-mails aan het beantwoorden. Als ik twee uur in Covid-uniform ben, en mijn smartphone niet kan aanraken, mis ik tot veertig mails. Je kan mijn achterstand gaan uitrekenen. Of ik geen persoonlijke secretaresse heb? Zo rijk ben ik niet hoor. (lacht)

“Mijn inbox puilt bijvoorbeeld uit van mailverkeer met collega’s van de Europese Vereniging van Intensieve Geneeskunde (ESICM), een grote wetenschappelijke organisatie met zo’n 8.000 leden. Met enkele experts ben ik nu een richtlijn aan het schrijven voor het vaktijdschrift Intensive Care Medicine. De insteek: hoe je een crisis als de coronapandemie moet managen. We gaan dieper in op vragen als: wat doet dat met je capaciteit, wat doe je als er een tekort aan ventilatoren dreigt, hoe ga je om met uitval van personeel enzovoort. 

“Het formuleren van die aanbevelingen is geen flou artistique, het volgt een methodologische en strikte procedure. Afhankelijk van de graad van bewijs moet je bijvoorbeeld ‘we suggest’ of ‘we recommend’ schrijven, ook al lijken dat synoniemen. Soms schrijf je dat er geen bewijs is voor een aanbeveling, maar dat het gewoon een ‘best practice’ is. Wiskundige modellen gebruiken om te voorspellen hoeveel intensive care-bedden je in zo’n crisis nodig hebt, is een voorbeeld van een best practice.

“Of we het ook over het gebruik van hydroxychloroquine hebben? Neen, het gaat specifiek over het logistiek managen van de crisis, maar inderdaad, voor het gunstige effect van dat antimalariamiddel is er inderdaad weinig bewijs, toch wordt het nu gebruikt. Er zijn tekenen dat het op het virus iets doet, maar dokters mogen het niet voorstellen als standaardtherapie, want er is onvoldoende bewijs bij patiënten om dat te claimen. Ook hier in het UZ Leuven gebruiken we het, maar we bestuderen ook andere geneesmiddelen in het kader van strikte onderzoeksprotocollen.

“In de Europese Vereniging van Intensieve Geneeskunde kan ik met heel fijne collega’s samenwerken. De paper wordt gecoördineerd door een prof uit Saudi-Arabië, de ESICM beperkt zich niet tot Europese landen. De wetenschappelijke wereld is er een met veel concurrentie, niets menselijks is ons vreemd, maar op den duur weet je wie gewoon geïnteresseerd is om zijn naam op de paper te krijgen en met wie je echt iets waardevols op papier kunt zetten.”

Zondag 19 april

‘Beste lezers met stress, spring op uw fiets’

“Tegenwoordig sluit iedereen zijn berichtjes af met ‘take care’, ik ook. Niemand schrijft nog ‘groetjes’. Ik vind dat mooi. ‘Take care’ impliceert ‘zorg goed voor uzelf en voor anderen’. Dat is toch een beetje het centrale thema van deze pandemie. Enfin, ik hoop toch dat mensen dat bedoelen, en dat ze mij dat niet sturen omdat ze extra bezorgd zijn over mij hier in het ziekenhuis. (lacht) Iedere avond wordt er geapplaudisseerd voor ons zorgverleners, maar ik merk bij iedereen momenteel een grote drang om te zorgen. Ook bij de inwoners van mijn straat bijvoorbeeld, een mengeling van oudere koppels en jonge gezinnen. We hebben sinds het begin van de coronacrisis ook een WhatsApp-groep aangemaakt. Iemand gaat boodschappen doen en vraagt dan: ‘Liefste buren, heeft iemand iets nodig?’ Dat is toch prachtig?

“Maar mochten er mensen aan twijfelen: ik zorg goed voor mezelf hoor. (lacht) Ik heb ook het geluk dat ik een vlotte slaper ben. Door de jaren heen heb ik eigenlijk alsmaar minder slaap nodig. Ik kom echt wel toe met zes uur. Al merk ik dat ik nu wel een beetje een slaapachterstand heb. ’s Avonds val ik gewoon in de zetel in slaap, vroeger dan anders. In de voorbije zes weken heb ik nog maar één weekend vrij gehad en dat laat zijn sporen na.

“De komende twee nachten zal het ook niet lukken om wat bij te slapen, want ik heb nachtshiften van halfzeven ’s avonds tot halfnegen ’s ochtends. Als staflid moest ik dat voor de Covid-periode niet meer doen, ik had enkel ‘bereikbare wachten’ (aaneengesloten periode van beschikbaarheid buiten de normale werkuren waarbij de arts oproepbaar moet zijn, FVD). Dat ritme is weer een beetje wennen voor mij, maar ik doe dat met plezier.

“Wat voor mij altijd al de grootste vorm van zelfzorg is geweest, is naar het werk fietsen. Iedere dag. Dat is zo’n zeven kilometer heen en dat doet me echt deugd. Het is de ultieme manier om mijn hoofd leeg te maken. Ik kan van mijn werk vertrekken vol zorgen, maar dan spring ik die fiets op en met iedere meter die ik trap, valt de stress van me af. Beste lezers met stress, spring op uw fiets, zou ik zeggen. En ga niet in de rij staan voor een tuincentrum of containerpark.” (lacht)

Vrijdag 17 april

‘Ik doe dit niet voor het prestige’

“Hoe ambitieus ik ben? Goh, ik hecht in ieder geval niet zo veel belang aan titels of functies. Ik ben inderdaad staflid intensieve zorg, voorzitter van de Belgische Vereniging Intensieve Geneeskunde en bij de Europese Vereniging zit ik de groep van neuro-intensivisten voor. Maar ik doe dat niet voor het prestige, eerder omdat je in zo’n wetenschappelijke vereniging een beetje mee de onderzoeksagenda kan bepalen in je vakgebied. Louter streven naar publieke posities lijkt me triest, en weinig duurzaam. Ik ga zeker even gelukkig zijn als die mandaten weer aflopen, en er weer tijd vrijkomt voor andere dingen.

“Wel ben ik heel veeleisend voor mezelf. Ik wil een goed arts voor mijn patiënten zijn, én ook kwalitatief hoog wetenschappelijk onderzoek uitvoeren én prima leidinggeven, én er zijn als vader, én als het kan nog wat sporten en tijd hebben voor vrienden. In deze ongeziene crisis is het eigenlijk allemaal een beetje te veel, waardoor ik vooral te weinig tijd heb voor alles wat niet met werk te maken heeft. Gelukkig blijft het thuisfront ondertussen goed draaien, want ik vertrek al vroeg, en ben pas ’s avonds laat terug. Thuiskomen, nog net op tijd samen kunnen genieten van een aperitiefje, en dan zien dat het hele gezin samen heeft gewerkt om een lekkere barbecue te organiseren in het laatste avondzonnetje, is dan echt heerlijk. Ook al moet ik nadien weer achter mijn computer zitten om mails te beantwoorden of projecten uit te schrijven.

“Die veeleisendheid op professioneel niveau heeft niet altijd in mij gezeten. Als student was ik geen topper, al haalde ik wel telkens onderscheiding. Zodra ik mijn specialisatie ben begonnen en voor patiënten begon te zorgen, werd ik echt gebeten door mijn job. De wetenschappelijke veeleisendheid heb ik van mijn baas, professor Greet Van den Berghe. Het is een voorrecht om met zo’n topwetenschapper te kunnen werken. De combinatie van klinisch werk, wetenschappelijk werk, en al de andere functies, is volgens mij beschermend tegen burn-out. Misschien klinkt dat een beetje contradictorisch, omdat het sowieso meer werk is maar het feit dat ik naast arts ook academicus en docent ben, laat me toe om dezelfde uitdagingen vanuit een breder perspectief te zien. Ik ben nog nooit een dag tegen mijn zin gaan werken, en dat is een enorm privilege. Al mag het nu wel snel een beetje minderen. Blijf nog maar even allemaal in jullie kot, nu. (lacht)

Donderdag 16 april

‘Sommige patiënten zien letterlijk beestjes kruipen’

“Nu een aantal van de ernstige beademde patiënten wakker gemaakt kunnen worden, na drie weken onder sedativa, zien we dat toch velen onder hen angstig en vaak verward zijn. Dat laatste zie je vaker bij patiënten op intensieve, omdat kritieke ziekte het hele lichaam kan beïnvloeden, ook de hersenen. Ik heb toch de indruk dat we dit nu bij die met Covid meer zien, en daar zijn een aantal mogelijke verklaringen voor. Die mensen zijn na hun opname hier snel in ademnood geraakt, wat uiteraard heel traumatisch is. Ze werden in een lange, diepe narcose gebracht, er werd veel medicatie toegediend om hen in slaap te houden en dat werkt soms lang na. Als ze wakker worden zijn ze ook fel verzwakt. De omgeving hier moet heel vreemd overkomen, met onze beschermende ruimtepakken, de vele toestellen, geluiden. Het ergste vind ik dat ze zijn weggesneden van hun familie, omdat er op een corona-afdeling geen bezoek mogelijk is.

“Sommigen hebben ook hallucinaties. Ze nemen dingen waar die er niet echt zijn. Sommige patiënten zien letterlijk beestjes kruipen, anderen ontwaren personen. Ze vertellen dan: ‘Mijn zoon lag hier de hele voormiddag naast mij.’ Dan zeggen wij dat dat niet het geval was, maar voor hen voelde dat heel echt. Nog patiënten hebben wanen. Anders dan bij hallucinaties zien zij wel alles correct, maar ze interpreteren het fout. Ze denken bijvoorbeeld dat we hen gevangenhouden, dat er een complot tegen hen is, en zijn dan heel wantrouwig.

“Wat wij kunnen doen? We proberen met hen op een zo normaal mogelijke manier te praten. Ik bevraag hen ook actief: of ze verward zijn, of ze hallucinaties hebben, want sommigen proberen dat te verstoppen omdat ze zich ervoor schamen. Ze denken: ik ben dement of gek aan het worden.

“Dikwijls helpt een goede nacht slaap. We proberen ook Skype-sessies met familie op te zetten. Wij zitten in een technische, kunstmatige omgeving, waar we toch veel menselijkheid proberen in te leggen. Patiënten krijgen ook kaartjes of tekeningen die kleinkinderen hebben gemaakt. Ik moet toegeven dat me dat soms ontroert.

“Maar soms krijg je ze niet gekalmeerd en worden ze opstandig, proberen ze van alles uit te trekken. Meestal kun je hen overtuigen om in hun bed te blijven. Soms lukt dat niet en moet je medicatie toedienen of de handen fixeren, ook al doen we dat niet graag. We leggen dat uit aan de patiënt en zijn familie, dat is trouwens wettelijk verplicht. Dat gebeurt vaak op intensieve hoor, ook bij niet-Covid-patiënten. Zodra het kan, laten we hen weer los.” 

Woensdag 15 april

‘Nu zie je met wie je naar de oorlog kan, en met wie niet’

“In deze crisis hoort en leest men veel vergelijkingen met een oorlogssituatie, persoonlijk hou ik daar niet zo van. We zijn op de werkvloer nooit in chaos beland, dankzij de indrukwekkende logistieke operatie die de ziekenhuissector en de overheid op heel korte tijd hebben opgezet. Op zo’n moment zie je ook duidelijk welke collega’s meer geschikt zijn om met zo’n acute crisis om te gaan en vlot kunnen omschakelen naar een nieuwe manier van werken, en voor wie dat moeilijk is. Of, als je toch oorlogsbeeldspraak wilt gebruiken: met wie je naar de oorlog kunt en met wie niet. (lacht)

“Ik sprak al over mijn assistenten. Deze week ook weer een leuk team. Liesbeth is senior-assistent, ze is anesthesist en doet een bijkomende opleiding intensieve verzorging; onze senior-assistenten zijn nu al enkele maanden bezig en groeien duidelijk in hun rol, zowel qua medische kennis als op vlak van leiderschapsvaardigheden. Zelfde verhaal met assistenten Nina en Julien. Met hen kun je ten strijde trekken.

“Je mag aan de unief nog de beste punten gehaald hebben, als je niet met verpleegkundigen kunt communiceren ben je hier reddeloos verloren. Je kunt gewoon geen goede intensivist zijn als je niet kunt samenwerken. Gelukkig moeten we dat maar aan een minderheid aanleren.

“Minstens elke maand evalueren we onze assistenten. Als iemand een ziekte onvoldoende kent, een techniek niet in de vingers heeft of met een mentaliteitsprobleem kampt, wordt dat daar besproken, maar nooit op een veroordelende manier. We lijsten werkpunten op en vragen mensen om daaraan te werken. Soms zien we, gelukkig niet vaak, mensen die zich realiseren dat intensieve niets voor hen is en nadien een andere richting kiezen. Wat absoluut geen schande is, integendeel zelfs, chapeau dat je dat aan jezelf durft toe te geven. Maar het klopt, at the end of the day is dit geen alledaags beroep en moet je over een aantal bijzondere karaktereigenschappen beschikken om hier iedere dag opnieuw te komen staan. Skills en kennis kun je bijschaven, maar verantwoordelijkheidszin en betrokkenheid bij de patiënt als mens zijn in mijn ervaring heel moeilijk aan te leren. Nochtans zijn dat de belangrijkste eigenschappen van een intensivist, en eigenlijk van elke arts.”

Dinsdag 14 april

‘ECMO’s zijn bedoeld voor mensen die er zéér ernstig aan toe zijn’

“Excuses aan de lezers, want vandaag zal ik wat technischer zijn. (lacht) Ik wil het even hebben over de ECMO-toestellen (extracorporeal membrane oxygenation, FVD). Op dit moment hebben we hier in het UZ Leuven drie patiënten die nog aan zo’n machine liggen. Een paar dagen terug waren dat er nog zes. Dat klinkt als geringe aantallen, maar dat is vrij ongezien.

“Patiënten bij wie de beademing op den duur zodanig agressief wordt dat ze de longen dreigt te beschadigen, kunnen op zo’n ECMO worden gezet. Die machines zijn dus bedoeld voor mensen die er zéér ernstig aan toe zijn. Eenvoudig gesteld is een ECMO een variant op een hart-longmachine, die als een soort ‘derde long’ wordt gebruikt om de eigen long te laten rusten. Voor ademhalingsondersteuning wordt het donkerrode zuurstofarm bloed via een buisje in een grote ader, meestal in de lies, naar de ECMO gepompt. De ECMO stuwt op zijn beurt helderrood, zuurstofrijk bloed terug naar een ader in de rechterlies.

“Dat alles wordt geïnstalleerd en opgevolgd door een perfusionist. Hij of zij is geen arts, maar een verpleegkundige die een bijzonder opleiding heeft genoten om ECMO’s en ook kunstharten te installeren. Het is ook die persoon die de machine bij hartchirurgie bedient.

“Die hart-longmachines bestaan al decennia, maar jaar na jaar worden ze compacter, waardoor ze nu ook gewoon op een brancard kunnen worden bevestigd. Vorige week zijn we zo nog met een heel team een coronapatiënt in een ander ziekenhuis op ECMO gaan zetten om naar hier, het UZ Leuven, te brengen. Op de terugweg was dat een krappe bedoening: achter in de ambulance zaten bij de patiënt en de ECMO zowel ik, de intensivist, de verpleegkundige als de perfusionist. Achter ons volgden een chirurg en een verpleegkundige van de operatiezaal in een apart busje.

“Heel veel verschillende soorten zorgverleners werken nu intens samen en dat is superplezant. Artsen voelen zich niet te beroerd om verpleegkundig werk te doen en vice versa. Er is meer gelijkheid. Vroeger ging ik altijd lunchen met mijn collega-stafleden, nu eet ik met assistenten, verpleging en poetspersoneel. Aangezien we de Covid-zone niet mogen verlaten om naar de cafetaria te gaan, zorgt het ziekenhuis nu voor lekker eten. Voeg daar nog wat chocolaatjes en smoothies aan toe die firma’s ons geregeld schenken, en ik kan enkel zeggen dat wij hier verwend worden, niet te doen.”

Maandag 13 april

‘Hypochondrie is mij volledig vreemd’

“Of ik doorgaans schrik heb om ziek te worden? Goh neen. Hypochondrie is mij volledig vreemd, al mijn hele leven eigenlijk. Het omgekeerde is eerder waar, ik ga ervan uit dat de meeste kwaaltjes vanzelf voorbij gaan, en tot nu toe is dat altijd zo geweest. Ik heb ook nog nooit iets ernstigs voorgehad. Vorig jaar, op m’n 47ste, ben ik voor de eerste keer in mijn leven volledig onder narcose gegaan. Heel stom: tijdens het skiën had ik een kniebreuk opgelopen. Het was ijzig, ik gleed uit, kwam met mijn been op een ijsbrok terecht en voilà, het was om zeep.

“Ik ben ook niet bang om het coronavirus op te lopen, neen. Vooreerst beantwoord ik niet aan het profiel van de risicopatiënt bij wie de infectie gecompliceerd zou verlopen, een zestiger met overgewicht. En dat zal ook nooit gebeuren. Allez, ik ben wel van plan om zestig te worden, maar niet om met overgewicht te sukkelen. (lacht) Ook voor de crisis eind maart losbarstte, tijdens die weken van stilte voor de storm, was ik niet bang. Sommige artsen en verpleegkundigen waren dat wel, of toch voordat ze Covid-patiënten hadden gezien. Eenmaal we het gewoon waren, en wisten hoe we ons konden beschermen, ging de angst bij zorgverleners ook liggen.

“Er zijn hier bij mijn weten nog geen verpleegkundigen of artsen besmet door een patiënt op de afdeling, maar eigenlijk kan ik dat niet echt weten, alleen al maar omdat er hier in het UZ Leuven natuurlijk veel Covid-units zijn. Ook al is de bevoorrading van beschermend materiaal een bron van zorg, tot nu toe zijn we altijd zeer goed beschermd geweest. Voor contact met patiënten geldt een zware omkleedprocedure. Enkel in onze ‘groene zone’ mag het wat losser. De verpleegwacht en de keuken behoren daartoe maar zelfs daar houden we een chirurgisch masker aan als we dichter dan anderhalve meter bij elkaar staan. Ik denk oprecht dat je meer risico loopt in de Delhaize als je je niet aan de voorzorgsmaatregelen houdt, dan hier in het ziekenhuis.”

Vrijdag 10 april

‘Gisteren heb ik nog naar een collega geroepen of ik bij hem een halve kilo préparé kon bestellen’

“Hier op intensieve werken we in teams. Eén team is samengesteld uit een arts-supervisor, een senior-assistent, meerdere assistenten en verpleegkundigen. Ik had de chance om de afgelopen week met een heel toffe ploeg te kunnen werken, onder wie Jolien en Yasmine. Dankzij hen eet ik opnieuw ’s middags.

(lacht) Laat het me even uitleggen. Tot voor kort deed ik ’s ochtends mijn patiëntenronde, nadien moest ik me altijd snel, snel omkleden voor mijn dagelijkse telemeeting met de FOD Volksgezondheid. Tijd om te eten was er niet, al weken niet. Plots merkten Jolien en Yasmine dat op: ‘Zeg Geert, wanneer lunch jij eigenlijk?’ Ik: ‘Niet.’ Zij: ‘Maar dat kan toch niet?! Je moet eten verdorie!’ Nu hebben ze onze ronde zo georganiseerd dat we een kwartiertje vroeger klaar zijn en dat ik nog een hapje kan eten. Schoon toch?

“Gisteren werden twee patiënten ontslagen, vandaag werd iemand van het beademingstoestel gehaald en een ander van de ECMO (een soort hart-longmachine die gebruikt wordt bij de Covid-patiënten die er erg zwaar aan toe zijn en als ‘derde long’ dienst doet om de twee andere te sparen, FVD). Je merkt dat ons werk begint te lonen en daardoor blijft de sfeer goed. De situatie is nog steeds ernstig, we zitten heel hard in met onze patiënten, maar we lachen ook veel.

“Ik kan mezelf goed relativeren en ben iemand die humor apprecieert. Heel veel van wat we hier doen zou in de buitenwereld vreemd overkomen. Zoals? Hoe we hier nu gekleed gaan bijvoorbeeld. Normaal hebben we onze tenues, maar door corona loopt iedereen nu rond in witte T-shirts, broeken en klompen en zo krijgen we allemaal een beetje de allure van beenhouwers. Gisteren heb ik nog naar een collega geroepen of ik bij hem een halve kilo préparé kon bestellen. (lacht)

“Humor schept ook wat gelijkheid. Uiteraard is er een feitelijke hiërarchie in het team, maar het is belangrijk dat mijn assistenten me durven tegen te spreken. Als ik ga voor aanpak A en in de namiddag blijkt dat niet de juiste, moeten ze het aandurven dat te zeggen. Af en toe met elkaar lachen helpt daarbij.”

Donderdag 9 april

‘Hier in het UZ Leuven spelen we in de Champions League’

“Op de nieuwssite Politico las ik iets heel interessants. In tegenstelling tot wat je zou verwachten, is Wall Street redelijk optimistisch over de afwikkeling van de coronacrisis. De beurzen waren even gezakt, maar nu zijn ze weer aan het stijgen. Investeerders geloven dus dat het economisch weer goed zal komen en meestal vergissen die zich niet. Speculanten gaan ook nooit investeren vanuit menslievendheid, maar omdat er volgens hen weer geld te verdienen valt.

“Ik heb me al dikwijls afgevraagd wat de economische gevolgen van dit alles zullen zijn. De economie zal nog weken, zo niet maanden op apegapen liggen. De kosten zijn gigantisch. Ik heb nog weinig optimistische stemmen gehoord en dat maakt het voor mij des te frappanter dat de beurzen nu blijkbaar weer in stijgende lijn gaan. Aan de andere kant: na de Spaanse griep ging het in de jaren 20 van de vorige eeuw economisch ook voor de wind.

“Enfin, ik ben geen econoom. Economie is een ander type wetenschap dan wat wij, artsen, doen. Ik vind het fascinerend, maar ken er zeer weinig van. Mijn jongste zoon Lowie studeert economie en legt me af en toe wat dingen uit. Een paar dagen geleden zaten mijn kinderen en ik in de zetel en het ging erover wie voor de kosten van dit alles zal mogen opdraaien. “Ik vrees dat het jullie zullen zijn”, zei ik. Ze begonnen te lachen, zij het wat groen.

“Of ik schrik heb voor mijn financiën? Goh. Academische artsen zijn bedienden. Ik ontvang niet zoveel als mijn collega’s in de privé, maar ik verdien wel goed mijn boterham. Ik klaag niet. Zelfs al zouden ze mijn pré maal drie doen, ik zou nooit willen ruilen. Veel academische artsen hebben dat gevoel. Hier in het UZ Leuven spelen we toch wel in de Champions League. Het zou meer kunnen zijn, maar financieel maak ik me dus geen zorgen. Om de maatschappij daarentegen wel. Daarom was het des te verfrissend om eens een optimistisch geluid te horen.”

Woensdag 8 april

‘In ziekte zijn we allemaal gelijk, dan valt al de rest weg: hoe rijk of arm je bent, hoe bekend of onbekend’

“Boris Johnson die nu op intensieve met corona ligt, is een metafoor voor alles wat deze epidemie omhelst. Eerst en vooral: het type patiënt. Hij is een man van rond de zestig met overgewicht en waarschijnlijk ook een hoge bloeddruk en wat suikerziekte. De overgrote meerderheid van de Covid-patiënten ziet eruit zoals hij. Ik hoop dat hij het goed stelt, maar de mensen die op intensieve zorg terechtkomen, zijn er heel zwaar aan toe. Als hij beademd moet worden, is hij daar de eerste drie weken nog niet weg.

“Ten tweede: de manier waarop hij met informatie is omgegaan, is ook exemplarisch. Eerst was hij in een staat van ontkenning: hij bleef duchtig handen schudden en zei dat het in het VK  zo’n vaart niet zou lopen. Hij zag het coronavirus als een soort van competitie tussen landen, het idee van ‘In Italië konden ze het misschien niet aan, maar wij, Britten, zullen het een lesje leren, wacht maar!’ Zo werkt het niet natuurlijk. Uiteindelijk gedraagt het virus zich in elk land hetzelfde. Hij heeft dat onterechte minimaliseren uiteindelijk ingezien en maatregelen genomen, maar kon dat niet sneller? Elke week uitstel maakt het probleem gigantisch veel groter.

“In een derde dimensie komt de genadeloosheid van sociale media anno 2020 tot volle uiting bij het geval-Johnson. Als politicus heeft hij foute inschattingen gemaakt, maar hoe sommigen dat doortrekken naar hem als mens en zijn huidige toestand als een soort karma zien, daar kan mijn verstand niet bij. Mensen, alstublieft, kijk ook nog naar Johnson, de mens. De toekomstige vader ook, want zijn vriendin is zwanger.

“Of ik al bekende mensen heb moeten verzorgen? Zeker, niet tijdens deze crisis maar wel ervoor. BV’s of hun familieleden. Als ik zo iemand voor mij krijg, doe ik mijn job zoals ik die altijd zou uitoefenen. In ziekte zijn we allemaal gelijk, dan valt al de rest weg: hoe rijk of arm je bent, hoe bekend of onbekend.”

Dinsdag 7 april

‘Gelukkig ben ik op tijd weggestapt of ik zou echt beginnen roepen zijn’

“Gistermiddag had ik nog eens een paar uur vrij en mijn jongste zoon Lowie en ik hadden er niets beters op gevonden dan palen in de grond te beginnen kloppen voor onze nieuwe tuinomheining. Nu staan mijn handen vol blaren en aangezien ik ze om het kwartier met alcoholgel moet inwrijven, sta ik hier soms behoorlijk te ‘kaieten’. (lacht)

“Neen serieus, het deed deugd om wat tijd met mijn vriendin en kinderen te spenderen. We hebben een nieuw-samengesteld gezin: ik heb een tweeling, een jongen en een meisje van 20, en een 17-jarige zoon uit mijn vorige relatie. Mijn vriendin heeft een tienerzoon van 14. Ze zijn allemaal erg geïnteresseerd in wat ik doe. Mijn oudste zoon Emiel is student burgerlijk ingenieur en de wiskundige modellen en voorspellingen over het virus boeien hem enorm.

“Ze zien dat ik het heel druk heb: er is niet alleen het klinische werk, maar ook de vele vergaderingen en telefoontjes. Terwijl ik palen aan het inkloppen was, heb ik er zelfs ook nog een paar moeten beantwoorden, tot mijn grote ergernis. (lacht) Onze kinderen hebben daar begrip voor, ik denk ook dat ze heel fier zijn. Dat vind ik fijn. Ook mijn vriendin is erg ondersteunend. Zij doet de communicatie bij het Nationaal Multiple Sclerose Centrum in Melsbroek en kan nu gelukkig van thuis uit werken.

“Natuurlijk sta ik de laatste weken onder veel stress. Thuis ben ik dan meestal eerder stil en wat teruggetrokken. In het ziekenhuis ligt dat anders. Hier merk ik dat ik de laatste tijd toch wat minder geduld heb. Tijdens één van mijn shiften vorig weekend had ik een akkefietje met een collega. Er moest dringend iets gebeuren, maar er werd geaarzeld en ik ben kwaad geworden. Gelukkig ben ik op tijd weggestapt of ik zou echt beginnen roepen zijn. Ken jezelf. (lacht) Enfin, intussen hebben we ons bij elkaar geëxcuseerd hoor. Iedereen staat gewoon onder hoogspanning. En met de patiënt is het ook goed gekomen, dat is het belangrijkste.”

Maandag 6 april

‘Momenteel bestaat er geen enkele richtlijn die de ouderen bij voorbaat van zorg zou uitsluiten’

“Vandaag hoorde ik het verhaal dat een 91-jarige man uit Luik een bed op intensieve zou zijn geweigerd en dat zijn familie nu met een kort geding tegen het ziekenhuis in kwestie zou dreigen. Veel mensen lijken bezorgd dat er in tijden van Covid harder dan anders bij bejaarden zou worden getrieerd.

“Eerst en vooral: momenteel bestaat er geen enkele richtlijn die de ouderen bij voorbaat van zorg zou uitsluiten. Daarenboven is er op dit moment geen capaciteitsprobleem, en kunnen alle patiënten die daar nut van hebben, wel worden opgenomen, of doorgestuurd worden naar andere ziekenhuizen.

“Beslissingen over wie op intensieve zorg kan worden behandeld, worden gemaakt op basis van overlevingskans en -kwaliteit. Dat is onze dagelijkse job op intensieve zorg, en dat was ook al zo voor de coronacrisis.

“Er bestaan heel duidelijke wetenschappelijke gegevens die aantonen dat mensen met een beperkte biologische reserve geen nut hebben van agressieve levensverlengende behandelingen, zoals beademing of niervervangende therapie. Soms is er geen kans op herstel, soms zou een eventuele revalidatie langer duren dan de levensverwachting van die persoon.

“Mensen hebben hoge verwachtingen van ons, en terecht. Ook tijdens de Covid-epidemie kunnen de mensen in de Belgische ziekenhuizen terecht. Maar we mogen niet de valse verwachting scheppen dat iedere patiënt gebaat zou zijn met intensieve zorg. Deze afweging wordt gemaakt met verschillende experts tegelijk, op een heel integere en professionele manier. Het gaat hier om een medische afweging, en de juridische weg is hier geen oplossing. Vergelijk het met een heelkundige ingreep: als een chirurg beslist dat hij een patiënt met een uitgezaaide kanker niet kan opereren, is het geen oplossing om via de rechtbank toch een ingreep op te eisen. De kanker wordt daarmee niet opereerbaar.”

Zondag 5 april:

‘Opiniemakers moeten de komende jaren hun mond houden over deze generatie jongeren’

“Het is een zwaar weekend. Ik heb wachtdienst in de niet-Covid-zone en er komen toch wel wat mensen binnen: slachtoffers van ongevallen of infarcten, of mensen die nood hebben aan een dringende operatie. Normaal gezien doe ik zo’n wacht met een senior-assistent, maar aangezien zij ziek is, moet ik het nu alleen met drie jonge assistenten doen.

“We hebben er alles aan gedaan om het te vermijden, maar we hebben toch al een aantal overlijdens gehad. Voor beginnende assistenten valt dat natuurlijk zwaar, ik ervoer hetzelfde op hun leeftijd. Ik probeer hen gerust te stellen, tracht hen te helpen om hiermee om te gaan. Maar het blijft hard voor hen.”

“De speech van de Britse Queen is me vandaag wel bijgebleven. In het bijzonder één heel krachtige zin: “De coronacrisis toont de kracht van deze generatie.” Ik vond dat schoon. Deze generatie heeft de afgelopen maanden en jaren al heel wat over zich heen gekregen. Ik herinner me de column ‘Generatie watjes’ van mevrouw Mia Doornaert in De Standaard enkele weken terug. Jongeren waren zogezegd lui, verwend en moesten in tegenstelling tot eerdere generaties niet meer vechten om dingen te bekomen. Quatsch natuurlijk en dat toont deze crisis eens te meer aan.”

“De ervaren rotten staan er, maar deze pandemie wordt in de eerste plaats het hoofd geboden door jonge, heel jonge verpleegkundigen en arts-assistenten. Jonge mensen die heel trots zijn op hun werk en met passie er nog wat extra shifts bij doen ook. Nu toont deze generatie volop haar kracht. Gisteren sprak ik er nog over met een jonge verpleegster, ik zei haar: ‘Jij bent mee de grootste crisis van de voorbije honderd jaar aan het oplossen en je doet dat op een schitterende manier. Merci.’ En ik meen dat ook echt. Neen, over deze generatie mogen opiniemakers de komende jaren hun mond houden. Ze zijn zo ontzettend goed bezig.”

Vrijdag 3 april:

‘Ik geloof echt in een mooie zomer’

“De epidemie lijkt te vertragen. Sommige mensen denken dat we de regels daarom kunnen versoepelen en dat we er nu zijn, maar dat is jammer genoeg niet het geval. We zijn in het beste geval nog maar halverwege, we zitten nog niet op de piek en kunnen zeker een terugval kennen. Hier in het UZ Leuven is het zeer druk en in de rest van Vlaanderen beginnen de ziekenhuizen ook aardig vol te lopen. Het is echt niet het moment om nonchalant te worden, ook dit weekend niet met het mooie weer.

“We zullen nog even op onze tanden moeten bijten, zelfs na 18 april. De patiënten die nu bij ons liggen, zijn hier de eerste twee, drie weken nog niet weg en op dat moment zijn we ook niet klaar voor een nieuwe grote toeloop.

“Natuurlijk snakt iedereen naar het leven zoals het was. Ik ook. Twee dagen geleden plofte ik naast mijn jongens in de zetel; ze keken naar de documentaire De Ronde 103 (terugblik op de Ronde van Vlaanderen, FVD) en ja, dat was watertanden natuurlijk. Dan dacht ik ook: dju toch, wat een mooie lente zijn we hier aan het missen. Maar het kan niet anders. Hoe strenger we nu zijn, hoe groter de kans dat we nog van een schone zomer kunnen genieten. Ik geloof daar echt in. Op reis gaan zal er waarschijnlijk niet in zitten, maar met wat vrienden in eigen land barbecueën: dat is toch ook fantastisch?

“Ik mis mijn twee fietsgroepjes, die met mijn buren in onze straat en een ander clubje met maten, FC Wielermode. Eén van ons heeft die geuzennaam voor de grap bedacht, vooral omdat fietsmode altijd lelijk is. (lacht) Al hebben wij wel mooie truitjes! We zijn een bonte bende uit verschillende beroepsgroepen, we zijn niet allemaal dokters hoor, gelukkig maar, en ze zijn me nu ook aan het plagen omdat ik zoveel op tv kom. (lacht) Normaal gezien gingen we dit jaar voor de 25ste keer op fietsvakantie, maar dat valt in het water. Voorlopig houden we het dus op een Skype-aperitief en moet ik mijn wekelijkse tripel met hen nu voor mijn scherm opdrinken - als ik dan geen vergadering met de FOD Volksgezondheid heb tenminste. Geloof me, ook ik wil dat dit echt rap voorbij is.”

Donderdag 2 april:

‘Er is nu één ziekte waar we allemaal samen tegen vechten’

“Met Covid-19 hebben we nu een heel nieuwe ziekte die een toch spectaculair verloop bij een aantal patiënten kent, en een heel onschuldig bij anderen. Dat fascineert me niet alleen als arts, maar ook als wetenschapper. Ik doe normaal gezien research naar hersentrauma, en artificiële intelligentie, dat staat nu volledig on hold. Heel wat artsen en onderzoekers hebben hun gewone activiteit moeten onderbreken en hebben veel tijd om mee te denken. Het is een voorrecht om met zoveel experts te kunnen brainstormen. Dat kan heel snel gebeuren: ‘Zien jullie dat ook bij patiënten?’ ‘Tiens ja, zou dit immunologisch systeem niet mee betrokken zijn?’ En voilà, je bent vertrokken.

“Ego’s vallen weg, mensen zijn bereid om te zeggen: ‘Hm, interessante hypothese heb je daar. Laten we die van mij even voor wat ze is en laten we radicaal inzetten op het toetsen van die van jou.’ Er is nu één ziekte waar we allemaal samen tegen vechten. Zowel hier in de kliniek als in de wetenschappen zien we dat muren tussen verschillende disciplines worden gesloopt. Dat is super, dat creëert een ontzettend positieve energie.

“In het UZ Leuven bestuderen we nu bijvoorbeeld de effecten van een eventuele werking van gekende medicatie op het Covid-virus. We zien bijvoorbeeld dat een aantal antibiotica die normaal gezien op schimmels of bacteriën werken, in het labo van mijn collega en fietsvriend Johan Neyts nu ook de groei van het coronavirus lijken af te remmen. Nu willen we kijken of ze dat ook bij besmette mensen doen. 

“Let wel, als je klinisch wetenschappelijk onderzoek wilt uitvoeren, mag je niet improviseren. Ook al moet het snel gaan, de methodiek moet correct zijn, en ethische goedkeuring is nodig. Alleen gaat het nu veel sneller: opzetten van een studie duurt normaal een aantal maanden, nu slechts een aantal weken, omdat zo veel mensen hun schouders eronder zetten. De snellere manier van werken neemt niet weg dat we de kwaliteit van onze studies moeten blijven bewaken. We moeten te allen tijde onze hoge standaarden blijven bewaren.”

Woensdag 1 april:

‘Alsjeblieft, als je denkt dat het ernstig is, kom af’

“Spoedartsen trokken vorige week al aan de alarmbel: ze hadden de indruk dat heel wat niet-Covid-patiënten met ernstige klachten te lang wachten om naar het ziekenhuis te komen. De voorbije dagen zagen wij hier op onze afdelingen intensieve zorg daar de gevolgen van. Een aantal mensen die dagen met pijn op de borst rondliepen, werd opgenomen met een hartinfarct dat veel erger was geworden door te lang te wachten, en ze liggen nu bij ons met ernstig hartfalen dat ze hadden kunnen vermijden.

“Mensen zeggen ons dat ze bang zijn om ‘in het ziekenhuis besmet te geraken’ of om hun huisarts te consulteren terwijl die het nu heel druk heeft. De huisartsen proberen op hun beurt niet te veel naar de ziekenhuizen door te verwijzen uit vrees om ons te overbelasten. En vanuit eenzelfde redenering proberen kleinere ziekenhuizen mensen niet te veel naar de grotere centra te sturen. Dit is heel gevaarlijk, en niet nodig: in elk ziekenhuis zijn er aparte stromen voor Covid- en niet-Covid-patiënten. De zorg voor elke patiënt blijft gegarandeerd. Alsjeblieft, als je denkt dat het ernstig is, kom af.

“Dat wilde ik lezers toch even inprenten. En als ik mezelf vandaag iets wil inpeperen, dan is het wel: ‘Geert, blijf wat weg van Twitter.’ (lacht) Buiten een aantal Aziatische landen die een SARS-geschiedenis hadden, was geen enkel land, zeker niet in het Westen, voorbereid op een pandemie van deze schaal. Achteraf gezien zijn er zeker fouten gemaakt, en die moeten we ook benoemen en eruit leren. Maar het gemak waarmee sommigen van aan de zijlijn tweets rondsturen, om op de mensen die deze crisis proberen op te lossen in te hakken, stoort me enorm. Als ik zo iemand zie, denk ik: gast, wat heb jij in je hele leven verwezenlijkt dat nog maar kan tippen aan het werk dat eender welke Belgische verpleger, arts, maar ook ambtenaren op ministeries en kabinetten, op dit moment aan het doen zijn. Ik weet het, ik zou het moeten negeren, maar het is sterker dan mezelf.”

Dinsdag 31 maart:

‘Of iemand nu zestig of dertig is, ze verdienen allebei onze beste intensieve zorgen’

“Hoe het Crisiscentrum vanochtend over de dood van het 12-jarige meisje communiceerde, vond ik indrukwekkend. Hoofd Steven Van Gucht en zijn Franstalige collega Emmanuel André doen dat trouwens dagelijks op verbluffende wijze. Ze zijn wetenschappelijk correct, maar tegelijk ook menselijk en op dagen zoals vandaag kunnen ze ook heel emotioneel en aangeslagen zijn. Wat niet meer dan normaal is en hen ook wel siert. Ik bewonder dat enorm.

“Hier in het UZ Leuven zagen we al jongere coronapatiënten, mensen onder de 40, maar nog geen kinderen. Dat is ook heel uitzonderlijk. Wereldwijd zal je de dodelijke kindslachtoffers waarschijnlijk op twee handen kunnen tellen. Maar ja, natuurlijk vallen ze harder op. We wisten dat er uitzonderingen gingen komen, toch moet ik toegeven dat ik in deze epidemie geen kindersterfte verwachtte. Ik denk dat dat ook verklaart waarom de virologen vanochtend zo van de kaart waren.

“Of een jongere patiënt mij extra raakt? Wel, of iemand nu 60 of 30 is, ze verdienen allebei onze beste intensieve zorgen. Een zestiger die gisteren nog kerngezond was en vandaag in kritieke toestand verkeert, is niet minder erg. Een kind is iets anders, natuurlijk. Een kind verliezen waar we voor vechten, is altijd hard voor ons, en went nooit.

“Om nog even mijn dagschema te overlopen: ik heb vanochtend door mijn ‘non-Covidzone’ getoerd, de andere patiënten zijn er natuurlijk ook nog. Ook heb ik even vergaderd met ons intern Covid-team. Dagelijks zitten we met zo’n tien man van verschillende afdelingen samen: een verpleger, een longarts, een biotechnicus… op anderhalve meter afstand uiteraard. Daarin overlopen we dagelijks beleid, maar ook bijvoorbeeld de stand van onze beademingstoestellen.

“Die vergaderingen verlopen heel constructief. Er is intern een grote solidariteit. Anesthesisten hebben onze assistenten intensieve geneeskunde opgeleid voor de intubaties (het inbrengen van een beademingsbuis, FVD), nu zijn wij hun verplegers en dokters aan het klaarstomen in het beleid van ademhalingsfalen. Iedereen helpt elkaar en dat is prachtig om te zien.”

Maandag 30 maart:

‘Het is de veelheid en de zware omkleedprocedure die het zo gecompliceerd maken’

“Ik had weer een extreem drukke persdag. Vanochtend was ik te gast in De ochtend, even later had ik nog een ander radio-interview, ik praatte met journalisten van VRT, VTM, NOS, Het Laatste Nieuws en Het Nieuwsblad en nu is er nog dit dagboek. Gelukkig zijn er twee nieuwsuitzendingen weggevallen. Dit hele mediagebeuren ben ik niet gewoon, maar mensen zeggen dat ik helder communiceer.

“Als arts moeten wij vaak erg complexe boodschappen aan mensen overbrengen die soms heel veel impact hebben. Ik moet aan mensen zeggen: ‘Kijk, het gaat niet goed met uw man, vrouw, vader, moeder, kind. Dit zijn de zaken die we niet zeker weten, dit kunnen we wel met zekerheid zeggen en nu gaan we deze volgende stappen ondernemen.’ Het is een directe manier van communiceren die Vlamingen nu ook van ons verlangen: het probleem schetsen en een plan voorstellen. Ik ben ervan overtuigd dat heel wat mensen met ons beroep de media goed te woord zouden kunnen staan, ik heb zeker geen unieke gave.

“Wat we momenteel met de zorgsector klaarspelen, is een verdienste van iedereen, niet alleen van de mensen die in de media komen. Vorige week was ik zo trots op mijn team met jonge leden en meer ervaren rotten. Dagen, weekends hadden we doorvergaderd, cijfers bekeken, gepland, afdelingen leeggemaakt en onze mensen opgeleid. Dat was slopend, maar daardoor waren we ook super goed voorbereid, voor zover je dat ooit kan zijn natuurlijk. Het management van één patiënt is niet zo moeilijk, het is de veelheid en de zware omkleedprocedure die het zo gecompliceerd maken.

“Privé gaf afgelopen weekend mij energie. Het was de eerste keer sinds lang dat ik nog eens deftig kon ontspannen. Dat heb ik gedaan door lekker te koken voor mijn twee oudste kinderen, een tweeling, die hun twintigste verjaardag vierden. Ik heb ook geen enkel interview toegezegd en heb ervan geprofiteerd om te fietsen (lacht), mijn zwemvijver te kuisen en wat slaap in te halen. Dat heeft me bijzonder veel deugd gedaan.”