Direct naar artikelinhoud
InterviewErika Vlieghe & Marc Van Ranst

‘We moeten ons verwachten aan een nieuwe opflakkering van het virus’

Erika Vlieghe en Marc Van Ranst.Beeld Tim Dirven

Wie denkt dat de wereld zoals we die kenden over enkele weken terugkomt, zal er bedrogen uitkomen. Daarover zijn infectiologe Erika Vlieghe (UZ Antwerpen) en viroloog Marc Van Ranst (KU Leuven), die behoren tot de tien wijzen die ons land uit de lockdown moeten leiden, het eens. ‘Ik wil niemand ontmoedigen, maar we gaan ondertussen moeten leren leven met het virus.’ 

Verlos ons uit ons lijden: wanneer mogen we de exitstrategie verwachten?

Vlieghe: “We zijn die volop aan het uitstippelen, in alle rust en onder de radar. We gaan alle maatregelen tegen het licht houden en evalueren tegenover de huidige situatie. Dit moet grondig voorbereid worden, want het opheffen van zo’n maatregel is niet zomaar een knop die je indrukt. Daar hoort een heel nieuw pakket voorwaarden bij. Maar let op: de exit gaat nog niet voor meteen zijn. Woensdag zal er een nieuwe Nationale Veiligheidsraad zijn waar de maatregelen geëvalueerd worden, maar iedereen voelt wel dat we nog steeds midden in de epidemie zitten.”

Van Ranst: “Het afbouwen van de maatregelen zal een moeilijke operatie worden, en zal gefaseerd moeten verlopen. Maar net zoals je geen dag kan wachten om maatregelen te nemen, kan je ook geen dag wachten om ze af te bouwen. Elke dag dat dat niet gebeurt, is een dag dat er enorm veel schade wordt berokkend, onder meer economisch. Van zodra je iets kan opheffen, moet je dat doen.”

De huidige maatregelen lopen tot 19 april, maar niemand gelooft dat ze niet verlengd worden.

Van Ranst: “Die datum was in de evaluatiecel ook niet onze eerste keuze. Het is goed om de mensen wat zekerheid te geven op lange termijn. Politiek is er dan beslist om de maatregelen aan te houden tot begin mei, met een tussentijdse herevaluatie half april.”

Hoe gaat de exit eruit zien? Mevrouw Vlieghe, u had het al eerder over een accordeonstrategie.

Vlieghe: “Dat is een realiteit die zich kan opdringen: dat we maatregelen opheffen en later toch weer moeten invoeren. Zo’n epidemie is heel onvoorspelbaar. Hopelijk zitten we nu iets voorbij de top, en kunnen we de komende dagen en weken op de glijbaan omlaag gaan zitten. Maar dat gaat geen vlotte, steile glijbaan zijn. We moeten ons bovendien verwachten aan een nieuwe opflakkering van het virus. Daarom moet je klaar zijn om beslissingen weer in te trekken als je ziet dat ze negatieve effecten hebben en het virus zich opnieuw sneller verspreidt. Dat is niet fijn, en we gaan dat natuurlijk vermijden – maar als het nodig is, moet je een stap achteruit durven zetten.”

Ook onvoorspelbaar: de vindingrijkheid van de mens. Als samenscholingen van 1.000 mensen niet mogen, dan houden we het op 999.

Van Ranst: “Bij elke maatregelen die je neemt – en ook wanneer je die terugschroeft – moet je met twee dingen rekening houden. Eén: in het begin moet je de rush onder controle houden. Dat zagen we deze week bij de containerparken. Twee: je moet rekening houden met creativiteit, en hoe mensen bepaalde dingen anders of breder kunnen interpreteren.”

Erika Vlieghe.Beeld Wouter Van Vooren

Vlieghe: “Creativiteit is typisch Belgisch maar ook typisch menselijk. De ene creativiteit is de andere niet, natuurlijk. Het is onze taak om de impact op het verloop van de epidemie te bewaken. Het gaat ons niet om het exacte aantal zitjes in een concertzaal, maar om mogelijke overdracht van het virus. Als er echt gevaarlijke situaties ontstaan waar veel mensen bij elkaar komen, moeten we natuurlijk wel ingrijpen.”

De werkgroep voor de exitstrategie bestaat niet alleen uit virologen en infectiologen, maar ook uit economen. Hoe belangrijk zijn de economische argumenten voor de exitstrategie, vergeleken met de volksgezondheid?

Van Ranst: “Die zijn erg belangrijk, ik denk dat iedereen in de werkgroep zich daarvan bewust is. Elke beslissing die je neemt, heeft enorme gevolgen op economisch vlak. Het gaat om lonen, jobs, werkzekerheid. Niemand zit trouwens in die groep om een bepaalde sector te verdedigen.”

Vlieghe: “Ik krijg veel vragen over de competitie tussen economie en gezondheid, maar zo mag je dat niet zien. Je kan pas onze hele goeie gezondheidszorg aanbieden als je ook een gezond economisch weefsel hebt – en omgekeerd. Een economie die niet goed draait, tast ieders persoonlijk leven aan. Maar de drijvende kracht in dit verhaal is natuurlijk het verloop van de epidemie. Die moet wel de dans leiden. Als het niet goed gaat met de epidemie, gaat de rest volgen.”

Wat kan er eerst open: scholen of horeca?

Van Ranst: “Daar wordt nu volop over gepraat.”

De scholen gaan na de paasvakantie niet opnieuw open gaan?

Van Ranst: “Ik wil niet te veel vooruitlopen op de Nationale Veiligheidsraad van volgende week, maar dit lijkt toch steeds meer en meer op de kroniek van de aangekondigde blijvende schoolsluiting. Je merkt dat bijvoorbeeld aan de communicatie van Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) die aanstuurt op een nieuwe manier van lesgeven na de paasvakantie.”

Zullen we nog met z’n allen op een krappe spitstrein naar Brussel kunnen?

Vlieghe: “Dat is een goede vraag, maar je kan al die elementen niet los van elkaar zien. Als je de scholen weer opent of mensen naar het werk laat gaan, dan moet je ook het nodige openbaar vervoer voorzien om hen daarheen te kunnen brengen. Al die schakels hangen aan elkaar.”

Op reis gaan zal dus ook niet voor meteen zijn?

Van Ranst: “De kans dat dat gaat gebeuren is in de eerste maanden niet bijzonder groot. Vele landen hebben hun grens gesloten. Als je nu naar een ander land wil, moet je eerst hier buiten raken en dan dat ander land binnen raken. Op dit moment is daar nog geen sprake van.

“Al deze vragen gaan ervan uit dat de epidemie bijna gedaan is. Ik wil u waarschuwen: we zitten ongeveer in de helft. Het is goed dat we nadenken over de exitstrategie, maar die is voor later. Op dit moment moet de bevolking zich focussen op de maatregelen en die zo goed mogelijk volgen.”

Vlieghe: “Ik vergelijk dit met een zware bergtocht. We zijn nu met z’n allen op de top, waar je een zicht hebt op de vallei. Maar op de bergtop moet je geen pinten beginnen pakken, dan wordt het heel gevaarlijk. Eerst moet je veilig naar beneden. Pas als je daar bent, in het café aan het meertje, kan je die pinten drinken.”

Van Ranst: “Ik ben zelf bergbeklimmer. De meeste ongevallen gebeuren op de weg terug naar beneden. Veel mensen denken nochtans dat het oké is eens je op de top bent. Ik heb die fout één keer gemaakt, toen ik de Elbrus beklom. Als eerste van die dag had ik de top bereikt – 5.600 meter hoog. Ik was kweetniehoecontent, dus ik belde vanop de top naar mijn mentor. Die was bijzonder kwaad: ik mocht hem pas bellen als ik in het dal was, dan pas ben je veilig.”

Vlieghe: “Amai, Marc! Nu ben ik wel jaloers dat jij al op de Elbrus geweest bent.”

Viroloog Marc Van Ranst (KU Leuven).Beeld Tim Dirven

Kunnen we de bergtocht überhaupt afronden voor we antivirale geneesmiddelen of een vaccin hebben?

Vlieghe: “Eerlijk? Je moet niet rekenen op antivirale middelen.”

Van Ranst: “Die zijn voor de behandeling. Als je deze epidemie op bevolkingsniveau wil oplossen, heb je een vaccin nodig.”

Maar dat vaccin kan makkelijk nog meer dan een jaar op zich laten wachten. We gaan hier dus tot die tijd nog niet van verlost zijn?

Van Ranst: “Binnen het jaar volledig verlost van het virus? Dat gaat moeilijk zijn, ja.”

Vlieghe: “Mogelijk wordt de epidemie ondertussen wel meer beheersbaar, maar dat is erg moeilijk te voorspellen. We weten niet hoeveel mensen er beschermd zijn door antistoffen. We weten evenmin hoe de infectie zich gedraagt als het weer warmer wordt, of wanneer we terug richting herfst en winter gaan. Er zijn veel onbekende factoren. We gaan de handen vol hebben tot we een goed en betrouwbaar vaccin hebben.”

Van Ranst: “Inderdaad, dat laatste is erg belangrijk. We gaan er allemaal van uit dat we binnen afzienbare tijd een vaccin gaan hebben. Dat is niet zeker. Er is geen enkele garantie dat het er komt. Tegen sommige virussen zouden we heel graag een vaccin hebben – maar we hebben het niet, omdat het gewoon niet lukt.”

Vlieghe: “Hier worden natuurlijk enorm veel middelen en knappe koppen tegenaan gegooid. Maar het blijft man against nature. Zo’n vaccin rolt niet zomaar uit je 3D-printer. Kijk naar hoe lang we al zoeken naar een vaccin voor HIV. Ik wil niemand ontmoedigen, maar we gaan ondertussen moeten leren leven met het virus. En we moeten een plan B hebben voor het geval dat er geen vaccin komt.”

Van Ranst: “Of voor het geval dat het lijkt op een griepvaccin: dat is allesbehalve de Rolls Royce van de vaccinologie. Het griepvaccin werkt maar deels, en bij oude mensen – de belangrijkste doelgroep – werkt het niet eens zo goed. Al decennia zoeken we een beter vaccin, maar dat blijkt niet zo simpel.”

En terwijl we deze discussie voeren, zijn er nog steeds festivals die duidelijkheid vragen of ze deze zomer kunnen doorgaan. Dat is erg onrealistisch?

Van Ranst: “Ik denk dat organisatoren al lang beseffen dat die festivals niet kunnen doorgaan. Dat zijn professionals, en ze hebben dat wellicht al lang voor zichzelf uitgemaakt. Ze wachten nu eigenlijk op een signaal van de regering, een beslissing van de overheid waarmee ze aan de slag kunnen.”

De voorbije weken is duidelijk geworden dat de situatie in de woon-zorgcentra ronduit dramatisch is. Hadden we dat niet kunnen voorkomen?

Van Ranst: “We wisten van dag één dat daar de slachtoffers gingen vallen: bij het heel oude deel van de bevolking. Dat was ook de eerste groep die in lockdown gezet is. Die mensen zijn niet meer buitengekomen en hebben geen bezoek meer gekregen. Toch is het ons niet gelukt om het virus buiten te houden.”

Verklaart u dat eens?

Van Ranst: “Een deel van de verklaring is dat we niet onmiddellijk het nodige beschermingsmateriaal hebben kunnen geven aan het personeel. Een andere reden: de woon-zorgcentra zijn al decennia vergeten door het beleid. De kwaliteit varieert heel erg. Er zijn er die erg professioneel zijn, en er zijn er die nog heel goed lijken op de Home Saint-Joseph van een halve eeuw geleden. Je kan dat nu niet Wouter Beke (Vlaams minister van Welzijn voor CD&V, SK) aanwrijven. Er is decennia amper aandacht aan die sector besteed. In een crisis wordt zoiets pijnlijk duidelijk. Altijd.”

U wist dus op voorhand dat het in die woon-zorgcentra kantje boordje zou worden?

Van Ranst: “Er werken daar natuurlijk mensen die naar huis gaan. Zo kan het virus naar binnen. Maar het virus bleek ook veel besmettelijker dan iedereen dacht. In mijn lessen zeg ik altijd: oude mensen hebben oude slijmvliezen, en die produceren heel weinig virus. Voor de griep klopt dat, en daardoor geven de bewoners van een woon-zorgcentrum de griep niet of weinig door aan anderen.

“Maar dit virus doet iets dat we nog nooit gezien hebben: die oude mensen produceren massieve hoeveelheden van het virus. Daardoor zijn zieken veel besmettelijker. Dat hadden we niet voorzien, want het ging in tegen elke kennis die we hadden.”

In het begin van de crisis was er veel lof voor de experts die de overheid adviseren, maar hoe langer hoe meer komt er kritiek op fouten die vermeden hadden kunnen worden en de communicatie die wordt bijgestuurd.

Vlieghe: “We moeten daar als experts niet te zenuwachtig over doen. Dit is een nieuw virus, natuurlijk hebben wij daarover niet de waarheid in pacht. Wij werken vanuit ervaring met andere virussen en andere epidemieën, volgens de medische en infectiologische logica. Dat mensen het daar niet mee eens zijn, dat mag. En ik heb alle begrip voor mensen die deze situatie beu zijn. We moeten eraan werken om alles nog duidelijker en eenduidiger te maken.”

Van Ranst: “Ik ben er zeker van dat je zoiets nooit kan winnen. Nooit gaat iemand zeggen: dit is goed gemanaged. Ofwel heb je te weinig gedaan, ofwel te veel. Het maakt deel uit van wat je doet, en je moet daarmee leren leven.”

Vlieghe:” Er is hier geen perfect draaiboek voor. Je moet dag na dag herevalueren. Je moet terugvallen op de kennis en structuren die al bestaan en die in andere omstandigheden hun nut al bewezen hebben, en bijbouwen wat je nog niet hebt. Er mag wat mij betreft gerust een lijst bijgehouden worden van alle dingen die niet goed gegaan zijn of beter kunnen – ik doe dat ook – maar laat ons dat bekijken buiten de crisis. In het midden van de crisis moet je je werk kunnen doen. Achteraf kan je lessen trekken zoveel je wil.”

Er is ook grote kritiek op de wereldautoriteit op dat vlak, de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Dat zij haar kar over het gebruik van mondmaskers keert, zorgt voor veel verwarring en vragen.

Van Ranst: “U mag over die mondmaskers ook recente documenten van het European Center for Disease Control nalezen: er is daar geen speld tussen te krijgen. De consensus is nog altijd dat die mondmaskers voor de medische sector voorbehouden zijn, en dat je in de afbouw van de lockdown in specifieke omstandigheden kan aanraden om mondmaskers te dragen. Die zullen in veel gevallen uit noodzaak zelfgemaakt zijn. Opnieuw: daar is consensus over. Degenen die de consensus niet volgen, en er nog een schepje bovenop willen doen, krijgen nu veel aandacht. Maar dat is niet de meerderheid.”

Had de WHO de uitbraak van het coronavirus niet sneller een pandemie moeten noemen?

Van Ranst: “Ik sprak inderdaad al een tweetal weken vroeger over een pandemie. In België was het toen voor iedereen duidelijk dat dit een wereldwijd fenomeen was. Maar het woord pandemie heeft op zo’n moment ook iets geladen. Dat is zoals Voldemort in Harry Potter: Hij-Die-Niet-Genoemd-Mag-Worden. Je gebruikt dat woord als je er een bedoeling mee hebt. Mijn bedoeling was om iedereen op een hoger niveau van bezorgdheid te krijgen.”

Vlieghe: “Aanvankelijk was er veel koudwatervrees, zoals altijd aan het begin van een epidemie of een beginnende pandemie. Dat was zo bij H1N1 – de varkensgriep – en bij ebola. In die eerste aanloop staat iedereen een beetje naar de situatie te kijken. En dan wacht iedereen op de WHO om op een bepaald moment hun ei te leggen. Dat is een symbolische moment, maar de internationale gemeenschap moet ondertussen ook wel zelf haar conclusies beginnen te trekken. Het heeft bijvoorbeeld heel lang geduurd voor er reisrestricties zijn ingevoerd, dat was heel lang taboe. Het is echt een rijpingsproces geweest, een periode van voortschrijdend inzicht.”

Van Ranst: “Aan het einde van de rit is iedereen natuurlijk slim. Dan is iedereen bijzonder goed geworden in het voorspellen van het verleden. Toen ik het een pandemie noemde, waren er drie doden in Europa, een in Frankrijk en twee in Italië. Dat was het. Maar achteraf heeft iedereen het natuurlijk zien aankomen.”