Direct naar artikelinhoud
InterviewHans Kluge

Belgische WHO-topman Hans Kluge: ‘Iedereen heeft dit onderschat’

Hans KlugeBeeld Lasse Badsberg-Hansen

Het coronavirus heeft zelfs de WHO, ’s werelds gezondheidsautoriteit, in een erg oncomfortabele positie geduwd. ‘Je moet handelen en beslissen op basis van incomplete kennis. Dat zijn wij op deze schaal niet gewoon’, zegt Europa-directeur Hans Kluge.

en

“Het is 24 uur op 24, 7 op 7”, zegt Hans Kluge (51). De Belgische arts die sinds februari directeur Europa is van de Wereldgezondheidsorganisatie, spreekt ons vanuit het hoofdkwartier in Kopenhagen. Achter hem prijkt de bekende blauw-witte vlag. Voor hem een grote pompflacon handgel.

Dat het permanent doorploegen is, wordt snel duidelijk. Wanneer een medewerkster plots meldt dat er “een zeer dringende, belangrijke telefoon is”, moet Kluge zich even excuseren. Kluge, zoon van een chirurg uit Roeselare, begeleidt 53 Europese landen door de coronapandemie, van Turkije tot Noorwegen en Israël tot Duitsland. Voortdurend heeft hij de volksgezondheidsministers aan de lijn.

“Ik had me mijn beginperiode toch anders voorgesteld”, grapt hij. “Gelukkig heb ik 25 jaar ervaring als arts in humanitaire crisissen, onder andere in de burgeroorlogen in Liberia en Somalië, en in een Siberische gevangeniskolonie die een broeihaard was van tbc.”

Wat zijn vandaag uw belangrijkste taken?

“Met mijn team van 700 mensen vaardigen we richtlijnen uit over behandeling, testen, aankoop van materiaal. We voorzien logistieke hulp, bestrijden de vele foute informatie die circuleert en helpen landen met de aanbestedingen voor beschermend materiaal. Dat is een wereldprobleem.

“Cruciaal is informatie uitwisselen. Om de twee weken spreek ik de gezondheidsministers per subregio, zodat iedereen van elkaar kan leren. Eén voorbeeld is Oostenrijk, dat ervoor zorgde dat tests van bij het begin buiten de ziekenhuizen plaatsvonden. Slim, want tests in de ziekenhuizen doen, zwengelde de pandemie aan. We leren permanent. Dit is ongezien veel verwoesting in Europa. Zelfs onze sterkste gezondheidssystemen zijn overrompeld, zoals in Noord-Italië en Spanje.”

Kluge: 'Die broeihaarden in de woon-zorgcentra zijn geen typisch Belgische kwestie. Andere landen hebben er zich evenzeer op miskeken.'Beeld AFP

De WHO had maar eerder een pandemie moeten afkondigen, zo luidt de kritiek.

“De eerste keer dat dat op tafel lag, waren er in het noodcomité dat (WHO-baas, nvdr) Tedros Adhanom Ghebreyesus  adviseert acht stemmen tegen zeven om het nog niet te doen. Dus hij deed het nog niet. Niet om China te sparen, zoals sommigen beweren. Wel door die stemronde en omdat we bij vorige epidemieën net de kritiek kregen dat we te snel in de fase van de pandemie gingen. Bovendien zaten wel al snel in noodfase drie. Het verschil met de pandemie is miniem. Dat was vooral een symbolische beslissing.”

Ondertussen bleken veel landen niet goed voorbereid, bijvoorbeeld door te weinig en zelfs vernielde stocks van materiaal.

“Iedereen heeft dit onderschat. Ik herinner me dat wij aanvankelijk ook de skireizen naar Italië niet hebben afgeraden. Materiaal dat er niet is, tover je niet in een paar weken. Dat tekort is een wereldprobleem dat we nu aanpakken. Ik moet ook benadrukken dat we handelen te midden van onzekerheid. Wij en nationale overheden moeten beslissingen nemen op basis van incomplete kennis. Dat is voor iedereen en ook voor de WHO een oncomfortabele positie.

“Er is ook het verwijt dat we veel sneller strenge maatregelen hadden moeten adviseren. Maar dat is erg makkelijk gezegd achteraf. In China kon dat omdat zij tien jaar geleden een erg slechte ervaring hadden met mers. Er was draagvlak. Hier in Europa eerst helemaal niet. Gelukkig is het gros van de EU-landen wel snel overgegaan tot ongeveer dezelfde maatregelen, waarvan we hoe dan ook weten dat ze het virus afremmen.”

Hoe kijkt u naar de aanpak van België, dat in de woon-zorgcentra met een groot probleem zit?

“Die broeihaarden in de woon-zorgcentra zijn geen typisch Belgische kwestie. Andere landen hebben er zich evenzeer op miskeken. Het grootste probleem was een gebrek aan tests en beschermend materiaal. Alle gezondheidssystemen zijn in snelheid gepakt door dat wereldwijde tekort.

“Als ik België tegen de lat leg, zie ik dat er op 24 januari al een Risk Management Group was, die alle artsen richtlijnen stuurde, dat snel is gestart met contact tracing en containment, en met de bevolking aanzetten tot sociale afstand en handen wassen, en daarna redelijk snel de lockdown. De no-nonsensecommunicatie van minister De Block was daarbij een plus. En de ziekenhuiscapaciteit op intensive care is niet ingestort. Er is nog marge. Dat is objectief een van de allerbelangrijkste punten en niet vanzelfsprekend. In het Karolinska Institute (Zweeds academisch ziekenhuis, nvdr) is de intensieve zorg ondertussen zo overrompeld dat ze mensen moeten weigeren.”

Waar ook bij ons veel over te doen is, zijn de mondmaskers. Waarom adviseert de WHO het brede publiek niet er te dragen?

(lacht) “Ik ben al blij dat u de vraag zo stelt, want er zijn er die beweren dat wij onze kar zouden keren. Dat is niet zo. Ik begrijp de bezorgdheid. Maar ons op de beste wetenschap gebaseerde advies is dat medische maskers nodig zijn voor wie ziek is en voor wie voor zieken zorgt. Ook als je intensief bent blootgesteld aan mogelijk besmette mensen, als je diabetes, een nierziekte of een hart- en vaatziekte hebt, en als je in een druk bevolkte omgeving werkt of leeft, is het nuttig. Voor wie in zijn kot zit en af en toe wandelt of winkelt niet.”

Sommige landen leggen het nu toch op?

“Ik heb daar begrip voor omdat je ook moet kijken naar hoe de mensen zich voelen. Maar dan moeten overheden er wel goed in slagen dat het geen vals gevoel van veiligheid geeft door de bevolking ervan te overtuigen dat ze een masker juist moeten gebruiken en dat ze de belangrijkste andere maatregelen niet mogen lossen. Dat risico is echt serieus.

“Een standaard voor zelfgemaakte maskers zou ook goed zijn. Zo’n stoffen masker beschermt niet omdat de druppeltjes die een ander uithoest of -niest te klein zijn en erdoor gaan. Wel kan het een symbool van solidariteit zijn want door het te dragen bescherm je voor een stuk wel je medemens. Verder moet het publiek beseffen dat 16 procent van de patiënten in Europa gezondheidswerkers zijn, dat is een catatrofe. Ik maak me daar erg grote zorgen over. De performante maskers moeten naar hen gaan.”

Maakt u zich ook zorgen over de heropflakkering in Azië?

“Ja, maar het is ook te verwachten wanneer je wat maatregelen lost. Singapore, dat vanaf dag één al onze richtlijnen strikt heeft nageleefd en dat zo de curve laag kon houden, ziet nu een piek. We moeten vermijden dat zo’n piek niet groter is dan de eerste. Dat vergt een enorme evenwichtsoefening waarbij je de hele tijd wat vooruit en weer wat achteruit moet gaan.

“Landen zullen dat in de volgende fase goed moeten uitleggen aan de bevolking en de communicatie slim moeten afstemmen op gedragsverandering. Wij zullen daar ook in adviseren. We hebben zonet zes voorwaarden uitgevaardigd waaraan best is voldaan vooraleer je uit een lockdown gaat en we werken met gedragswetenschappers om de communicatie daarover op punt te stellen.”

Zijn er al grote lessen te trekken?

“Dat gezondheidszorg veel meer een politieke prioriteit moet zijn. Wij leven op een planeet vol virussen. Te diep snijden in de budgetten van je gezondheidssysteem zoals her en der is gebeurd, kan je economie de dieperik in sleuren. En goede preventienetwerken lijken in normale tijden niet spectaculair, maar blijken doorslaggevend. In Italië heeft patiënt nul eerst wekenlang met een atypische longontsteking rondgetsjoold voor is opgemerkt wat er aan de hand was. Voor je het weet heb je een pandemie aan je been.”

Wie is Hans Kluge?

°1968, Roeselare

Studeerde geneeskunde aan de KU Leuven en tropische geneeskunde aan het Instituut voor Tropische Geneeskunde.

Werkte 25 jaar voor onder andere Artsen Zonder Grenzen als noodarts in humanitaire crisissen zoals de burgeroorlogen in Liberia en Somalië, en in een Siberische goelag waar tbc woedde.

Aan de slag bij de WHO sinds 1999. Eerst in Rusland en Myanmar, en sinds 2009 als directeur gezondheidssystemen voor de Europa-afdeling die vanuit Kopenhagen opereert.

Begon op 1 februari als regionaal directeur van die afdeling.