Direct naar artikelinhoud
AnalyseWHO

Helemaal ongelijk heeft Trump niet met zijn kritiek op de WHO

Een Liberiaanse gezondheidswerker ontsmet in een klaslokaal het lichaam van een man die aan ebola is overleden. De WHO kwam bij de bestrijding van de ebola-uitbraak in 2014 door politiek geharrewar pas laat in actie.Beeld John Moore / Getty Images

President Donald Trump oogstte boze reacties toen hij deze week de contributie aan de WHO schrapte wegens ‘slecht functioneren’. Helemaal ongelijk heeft hij echter niet.

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) wordt verpletterd in het politieke conflict tussen Washington en Peking. Nadat de Amerikaanse president Donald Trump de VN-organisatie had verweten te zeer op de hand van China te zijn, schrapte hij deze week de contributie aan de WHO wegens ‘slecht functioneren’. 

Er vallen vier structurele problemen te onderscheiden.

1. Geldgebrek

Sinds begin jaren 1990 de budgetten van de WHO tegelijkertijd met die van een groot aantal andere VN-organisaties werden bevroren, zit de WHO financieel in de zorgen. Een extra zak geld is echter geen oplossing voor de problematische financieringsstructuur, die ervoor zorgt dat de WHO voor het grootste deel van haar inkomsten afhankelijk is van vrijwillige bijdragen. Die gaan naar troetelprojecten van individuele donoren, die eerder warmlopen voor praktische doelen als poliobestrijding dan voor saaie bureaucratische projecten zoals het versterken van crisismanagement.

De financieringsstructuur maakt de WHO tot een speelbal van donoren, en hervormingen om de organisatie van voorspelbare geldstromen te voorzien zijn op niets uitgelopen. De WHO kan slechts vrij beschikken over enkele miljarden, een bedrag waar een groot Amerikaans ziekenhuis niet eens mee uitkomt. 

De WHO wordt verder financieel ondermijnd door politieke steekspelletjes onder het motto: wie betaalt, bepaalt. Zo gebruikten westerse landen hun financiële invloed om een WHO-voorstel voor dwingende regelgeving voor moedermelk ten faveure van flesvoeding te blokkeren, puur om hun eigen afzetmarkten voor melkpoeder te beschermen. Het Zuiden moet vooral niet te veel zeggenschap krijgen, vinden westerse landen, die de WHO verder uithollen door andere organisaties met geld te spekken. Terwijl donaties aan medische goede doelen wereldwijd zijn toegenomen, gaat dat geld aan de neus van de WHO voorbij wegens gebrek aan vertrouwen in die organisatie.

2. Zwak leiderschap

Dat gebrek aan vertrouwen wordt versterkt door het zwakke bestuur van de WHO. Geld om dat te verbeteren is er niet – daar is het jaarbudget van vaste bijdrages te krap voor – maar het is meer dan een financiële kwestie.

De WHO worstelt al meer dan tien jaar met hervormingen die tot meer daadkracht, democratie en transparantie moeten leiden. Omdat niet alle 194 lidstaten zitten te springen om samenwerking met non-gouvernementele hulporganisaties komt deze discussie sinds 2004 geen stap verder.

Wat ook niet helpt: de snelheid waarmee bestuurlijke expertise vervliegt doordat ervaren mensen worden overgeplaatst. Veel WHO-kopstukken zijn trouwens artsen en wetenschappers. Dat zijn doeners, niet per definitie de beste mensen voor het politiek en cultureel complexe bestuurswerk. Als Aziatisch technocraat laveerde de vorige bestuurder van de WHO, Margaret Chan, tussen de lidstaten, die ze allemaal te vriend hield om vooral geen financiering mis te lopen. Haar opvolger, de Ethiopiër Tedros Adhanom Ghebreyesus, is als oud-minister meer bedreven in het politieke spel.

3. Politiek gekissebis

Tedros richt zich uitdrukkelijk op Afrika en andere ontwikkelingslanden, omdat de gezondheidszorg daar makkelijk kan bezwijken onder de coronapandemie. Europa en de Verenigde Staten hebben, met hun welvaart en relatief gezonde bevolking, vanuit mondiaal volksgezondheidsperspectief minder prioriteit.

De VS en de EU kunnen blaffen wat ze willen, doorbijten doen ze niet. China is een ander verhaal. Strijk Beijing tegen de haren in en de samenwerking stopt direct. Vliegen vangen met stroop in plaats van azijn is trouwens de standaardaanpak van de WHO, die immers gebaat is bij medewerking van zoveel mogelijk lidstaten. 

Tijdens de ebola-uitbraak van 2015 kwam de WHO laat in actie, gehinderd door overmatig respect voor de politieke onwil bij sommige Afrikaanse landen. Ook het budgetprobleem stak de kop op, want de WHO had net haar capaciteit en vrijwillige donaties ingezet op de bestrijding van polio. Onder Amerikaanse druk werd eerst begonnen met een vaccinatiecampagne in Afghanistan, omdat Amerikaanse militairen daar vochten tegen de Taliban. De WHO had nauwelijks capaciteit en geld over toen de veel grotere dreiging in de vorm van ebola kwam.

4. Gebrek aan autoriteit

De WHO is zo sterk als de lidstaten. De westerse landen richten zich voor hun volksgezondheidvraagstukken steeds minder op de WHO. Dat vinden ze iets voor ontwikkelingslanden en Azië, die vanwege uiteenlopende epidemieën goed bekend zijn met de WHO. Het welvarende Westen achtte zich onkwetsbaar.

Die kortzichtigheid beroofde de WHO van haar autoriteit. Veel westerse regeringsleiders hoorden Tedros’ waarschuwingen wel, maar ze luisterden niet en bleven vrolijk handen schudden. Tedros is niet het type dat westerse regeringsleiders om aandacht blijft smeken. Zoals veel Afrikaanse en Aziatische VN-ambtenaren is hij teleurgesteld en wantrouwend over het Westen. Binnen de VN bestaat veel bitterheid over de manier waarop westerse lidstaten hun eigen economische en politieke belangen blijven doordrukken bij VN-organisaties, terwijl het geopolitieke machtscentrum tegenwoordig niet meer exclusief aan Washington, Londen, Parijs en Brussel toebehoort.