Direct naar artikelinhoud
InterviewOlivier Luminet

‘We denken dat iedereen weer op café en restaurant zal gaan: ik ben daar niet zo zeker van’

Olivier Luminet: ‘Het zou goed zijn mochten er psychologen in de expertengroepen zitten, want het wordt vanaf nu alleen maar ingewikkelder.’Beeld Wouter Van Vooren

Hoe dirigeer je 11 miljoen vrijheidsminnende individuen weer uit hun kot? ‘Door angst hebben we ons gedrag massaal en snel aangepast’, zegt Olivier Luminet (UCL), vooraanstaand professor psychologie en autoriteit op vlak van emoties. ‘Maar nu wordt het ingewikkeld, want we moeten die angst wat kwijtraken, maar ook weer niet te veel.’

Barbecueërs die dertig man in de tuin inviteerden. Drommen kotzitters die aanschoven bij ijssalons, tuincentra en containerparken. Zonnebadende bankzitters met verdacht weinig kennis over hoeveel centimeter anderhalve meter is. Terwijl de zon uitdagend scheen, schokten zij de natie tijdens de paasvakantie.

Olivier Luminet was minder ontzet. Daarvoor kent de voorzitter van de Belgian Association for Psychological Science en professor psychologie aan de Univeristé Catholique de Louvain het fenomeen ‘de mens’ iets te grondig. “Ik keur dat lakse gedrag uiteraard af. Maar het is niet opmerkelijk en verdient niet al die aandacht”, zegt de gerenommeerde Luminet, die ook onderzoeksdirecteur is bij het Belgisch Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek.

Hoezo niet? We moeten dat gedrag toch nadrukkelijk bekritiseren?

“Ja, maar dat kan ook zonder het op te blazen. Je hoort dan het cliché dat alle Belgen typische je-m’en-foutisten zouden zijn, dat wij dit weer eens niet zouden kunnen. Maar dat klopt niet. En door die boodschap geef je erg veel negatieve aandacht aan enkelingen, terwijl de grote massa net heel erg haar best doet. Vanuit het perspectief van de psychologie is wat zeker 90 procent van de bevolking hier presteert onwaarschijnlijk straf en ongezien. Dát is opmerkelijk. In amper een week tijd hebben wij zeer verregaand en zonder morren ons gedrag aangepast.”

“Ik ben gespecialiseerd in gedragsverandering tegenover gezondheidsproblemen. Hoe motiveer je mensen om minder te gaan roken, zich in te smeren als ze in de zon gaan, meer te bewegen? Wel, we slagen er maar zelden in om doelgroepen te motiveren, ook al zijn bijvoorbeeld long- en huidkanker levensbedreigend. In de coronacrisis willen we zeer snel van werkelijk iedereen verregaande gedragswijziging.”

“Je hebt altijd een minderheid die niet volgt, die zich verzet tegen opgelegde regels en controle, zich onaantastbaar waant. Dat is weinig verbazend. Wat veel verbazender is, is die overgrote meerderheid die hier iets doet wat doorgaans zo heel lastig is en die zich zo snel aanpaste. Het lijkt erop dat we dat nog lang zullen moeten volhouden. Dan moet je die meerderheid ook eens een pluim geven in plaats het vooral te hebben over de ongehoorzamen.”

‘We denken dat iedereen massaal weer op café en restaurant zal gaan, maar ik ben daar niet zo zeker van.’Beeld Wouter Van Vooren

Die pluim krijgen we niet genoeg?

“Nee. Het is logisch dat de overheid, de wetenschappers en media het hebben over de noden, de crisis, de restricties, de dreiging, de boetes. Maar er is ook nood aan positieve boodschappen. Mensen zijn tot veel bereid, kunnen meer opofferingen aan dan je denkt, maar dan willen we wel duidelijk weten waarom precies, hoelang nog en we willen horen dat het ook iets oplevert. Het is emotioneel zeer krachtig en dus motiverend om te voelen dat alle inspanningen die je samen doet lonen. Dat zou wel wat explicieter mogen doorklinken, zeker nu de eerste fase waarin angst ons motiveerde achter de rug is en velen het lastiger vinden om alles vol te houden.”

Als angst ons motiveert, is de neiging wellicht groot om die emotie te blijven inzetten om ons in het gareel te houden? Sommigen zijn dit ook pas ernstig gaan nemen nadat ze longscans zagen van jonge patiënten.

“Ja, angst is de motor. In de eerste fase zijn we in een rotvaart door diepe angst gegaan. Op 1 maart was die nog ver weg. Plots kwam al die onrustwekkende informatie over iets wat we totaal niet kennen. Vanuit die plotse angst en het gevoel van controleverlies heb je heel snel veel mensen mee. Ingrijpende maatregelen hebben die angst getemperd, want die herstellen het gevoel van controle enigszins. Ook de centrale rol die de wetenschappers innemen, werkt geruststellend. Tegenover de politiek voelen mensen meer wantrouwen, terwijl de geloofwaardigheid van onze wetenschappers erg groot is.”

“Ondertussen zitten we niet meer in die adrenaline van die eerste fase, maar toch mag de angst niet verdampen, want dan riskeer je dat mensen nonchalant worden. Uit onderzoek weten we wél dat dreiging en angst door het virus zelf en door boetes niet bij iedereen even goed werken. Je hebt doorgaans een grote meerderheid bij wie dat tijdelijk en tot op een bepaalde hoogte veel effect heeft. Anderen zijn net veel te angstig, wassen zestig keer per dag hun handen, slapen amper nog. Zij klappen dicht van communicatie die nog meer inzet op ‘pas op, gevaar, boete’. En dan is er die tweede minderheid die zich onaantastbaar waant. De overheid moet die drie groepen tegelijk, maar wel anders benaderen. Een ongeziene uitdaging.”

Wat is uw advies?

“Bij de meerderheid speelt het kudde-effect. ‘Als iedereen een mondmasker draagt, dan doe ik het ook wel. Anders niet.’ Voorbeeldfiguren, heldere informatie over het hoe en waarom en dus af en toe een collectief klopje op de schouder zijn aangewezen. Enkel inzetten op dreiging, is te simplistisch omdat het kan verlammen. Wat beter werkt zijn getuigenissen van bijvoorbeeld jongeren die na een ziekenhuisopname vertellen over eerder gedrag dat te riskant was.”

“De kleine groep erg angstigen zitten op sociale media en volgen al het nieuws, dus die kun je snel bereiken met bijvoorbeeld campagnes over zelfmonitoring. Een boodschap kan zijn: ‘Merkt u dat u al het nieuws volgt en daar nerveus van wordt of smetvrees krijgt? Een paar keer de handen wassen per dag volstaat echt en het nieuws niet de hele tijd volgen kan u ontspannen.’”

“De meest lastige groep is die minderheid van nonchalante mensen. Het zijn erg impulsieve of extraverte mensen die resistent zijn tegen campagnes en die ook minder vlot bereikbaar zijn. Zij zitten in hun eigen wereldje. Hen de daver op het lijf jagen lukt zomaar niet en je riskeert ermee anderen veel te veel te raken. Daar zou men moeten inzetten op rolmodellen. Ik denk aan beroemdheden, sportlui, vedetten die, wel na overleg met wetenschappers, uitleggen waarom zij hun gedrag aanpassen.”

Klinkt complex voor een overheid die moet focussen op testen, zorgverlening, dodentallen, immuniteit, de crash van de economie en de heropstart van de scholen.

“Het zou daarom goed zijn mochten er psychologen in de expertengroepen zitten, want het wordt vanaf nu alleen maar ingewikkelder. Tot nu zat iedereen min of meer in hetzelfde schuitje. Samen in ons kot tegen corona. Dat zal veranderen. Sommigen zullen wel weer mogen werken of buitenkomen, anderen niet. Dat kan het gevoel van samenhorigheid aantasten. Dan moet je nog veel uitgekiender aan die verschillende groepen uitleggen waarom hier en daar al iets lost, maar daar nog niet. De maatregel om nu één bezoeker in de woon-zorgcentra toe te laten illustreert al hoe complex dat wordt.”

“Bovendien zal het psychologisch een enorme uitdaging zijn om mensen ook weer uit hun kot te krijgen. Ook dat is iets in dit grote sociale experiment dat nooit eerder is gebeurd. Van ‘blijf vooral binnen en weg van anderen’ zullen we nu horen ‘kom gefaseerd weer buiten om de economie weer te doen draaien’. Maar de dreiging die ons motiveert in ons kot te blijven, wis je niet zomaar weg. We denken dat iedereen massaal weer op café en restaurant zal gaan, maar ik ben daar niet zo zeker van. Ik zie nu al petities van ouders die uit angst hun kinderen niet terug naar school willen sturen als die weer opengaan. Velen zullen het openbaar vervoer of de werkvloer liever willen mijden. En dan zitten we ook met een probleem.”

‘Je kunt nu veel minder weglopen van jezelf. Daarom is er extra veel werk voor psychotherapeuten en hulplijnen. De overheid moet daarin investeren.’Beeld Wouter Van Vooren

U bent snel na de uitbraak gestart met onderzoek naar de rol van emoties in de pandemie, zowel de negatieve als de positieve. Wat zijn die positieve precies?

“Zeker het samenhorigheidsgevoel en dankbaarheid, ook tegenover anderen zoals de zorgverleners. Dat zijn twee belangrijke voorbeelden die ons rechthouden. We zouden die moeten cultiveren. Maar verder is er nog maar weinig geweten over die positieve emoties in een pandemie. Ik ben dus vooral benieuwd wat we gaan vinden.”

Wat zijn uw aanbevelingen voor wie het lastig heeft in zijn kot?

“Structuur en routines zijn belangrijk. Opstaan en beslissen wat je wel en niet zal doen. Iets wat nu onthutsend is, is dat ons tijdsgevoel in de war is. Dit lijkt al lang aan de gang, maar we zijn nog maar een dikke maand in lockdown. Afleiding vinden in leuke dingen doen helpt, maar het weldoende effect daarvan blijft niet. Je kunt geen series blijven kijken. Uit onderzoek weten we dat mensen die zin kunnen geven aan wat ze meemaken het beste uit crises komen. Reflectie over waar je staat in je leven, niet per se geforceerd optimistisch zijn, maar zoeken naar wat je wel positief, troostend en mooi vindt, doet mensen hier het best uitkomen.

“Tegelijkertijd is dat voor sommigen net extra confronterend. Je kunt nu veel minder weglopen van jezelf. Daarom is er extra veel werk voor psychotherapeuten en hulplijnen. De overheid moet daarin investeren. Ik denk niet dat er op korte termijn meer depressies en zelfmoorden zullen zijn, maar op langere termijn wel.”

Kunt u verklaren hoe het komt dat wij waarschuwingen voor rampspoed doorgaans in de wind slaan maar wanneer ze zich manifesteren heel hard zoeken naar schuldigen?

(lacht) “Dat zijn twee natuurlijke neigingen van de mens. Een schuldige vinden kalmeert, stelt gerust. ‘Als die en die dat en dat niet hadden gedaan, dan was dit nooit zo erg geweest’, redeneren we dan. Contrafactueel redeneren, heet dat. We verzinnen alternatieven van gebeurtenissen die zich al hebben voltrokken. Zeer twijfelachtig, maar het bezweert angst.”

“Waarschuwingen negeren is een voorbeeld van onze neiging tot optimisme. Studie na studie toont dat wij veronderstellen dat we er beter voor staan, het beter zullen doen dan wat realistisch is. Dat is een nuttige trek die ons actief houdt en ons zelfvertrouwen voedt, maar het is ook een valkuil. Wie nooit zonnebescherming smeert, krijgt dan toch kanker. Wie de klimaatwetenschappers negeert, overstromingen.”

“Wat dat betreft is de pandemie shocktherapie. We voelen dat we waarschuwingen beter niet meer wegduwen alsof we onaantastbaar zijn. In de recente Franse verkiezingsuitslagen zie je daar volgens mij al het effect van. De ecologisten zijn er fenomenaal op vooruitgegaan. Daar spreekt volgens mij al de angst voor wat de natuur ons kan lappen. Dat zag je ook na de dioxinecrisis. Dit is wel een totaal nieuwe soort crisis, maar zowel individuen als wij collectief kunnen er beter uitkomen. Dat klinkt naïef, maar op individueel vlak weten wij dat dat zo is. En op collectief vlak eigenlijk ook. De wereldoorlogen waren de laatste keren dat we nog zo door elkaar zijn geschud, al is die vergelijking niet perfect. Wat zag je nadien? Algemeen stemrecht, sociale zekerheid, meer solidariteit.”