Direct naar artikelinhoud
UitkijkpostJoël De Ceulaer

Beste Marc Van Ranst, wéér die mondmaskers, zult u denken. Jawel!

Marc Van Ranst.Beeld Studio Caro

Elk weekend schrijft Joël De Ceulaer een boze, bezorgde of blije brief aan de (m/v/x) van de week. Hier kunt u die brief lezen of beluisteren.

Video wordt geladen...

Beste Marc Van Ranst

De geschiedenis heeft soms een griezelig gevoel voor humor. Er doet zich dan een wending voor die je tegelijk doet rillen van verbijstering en grijnzen van genot. Wat u de voorbije weken is overkomen, vormt daarvan zo’n prachtig voorbeeld dat het zonde zou zijn om het zomaar onopgemerkt te laten voorbijgaan. Vandaar, professor, deze brief. Ik wil het nageslacht deelgenoot maken van de rare positie waarin u heden verkeert.

U hebt de status bereikt van de man wiens politieke ideeën u al jarenlang vurig bestrijdt. Wat Bart De Wever is op het politieke veld, bent u in de afdeling volksgezondheid: álles wat u zegt, is nieuws. Van elke ademstoot van uwentwege wordt op alle websites direct een pushbericht gemaakt dat in een oogwenk het best gelezen artikel wordt. Geen debat kan worden opgestart of afgerond zonder dat u door iedereen gehoord bent.

Heldenstatus

Eigenlijk speelt u nog een klasse hoger dan de Antwerpse burgemeester, omdat u zelfs blijft multitasken. U holt van het ene laboratorium naar de andere expertgroep, gaat in elke tv-studio die u passeert de nodige tekst en uitleg geven, én blijft tezelfdertijd in alle rust op Twitter uw rechtse kwelgeesten van antwoord dienen. Er wordt gefluisterd dat u daarbovenop ook nog regelmatig aan slapen toekomt. Vergeet Batman en Spiderman, de nieuwe superheld heeft een buikje en draagt een afgewassen lamswollen trui.

Ter progressieve zijde – ja, ook bij uw nederige dienaar – genoot u al lang voor deze nare crisis een soort van heldenstatus. Die hebt u te danken aan uw volgehouden verzet tegen onrecht, misleiding en laakbaar politiek gekronkel. U zegt altijd uw gedacht, buigt nooit voor intimidatie en laat zich door niemand het zwijgen opleggen. Zelfs als men uw bakje volgooit met de smerigste bagger, blijft u kordaat op dezelfde spijker kloppen, desnoods tot uw tegenstanders zich met uitputtingsverschijnselen op de spoeddienst melden. Als het ooit echt hélemaal fout gaat met de verrechtsing en ontmenselijking, en een sinistere leider beslist dat er weer treinen moeten worden gevuld en afgevoerd, dan ben ik ervan overtuigd dat u de eerste bent die dwars op de sporen zal gaan liggen.

Probleempje

Om maar te zeggen: ik heb u erg hoog zitten. Zeker vandaag, nu u behalve het politieke ook een biologisch virus bestrijdt, zie ik u als de belichaming van alle zorgkundigen in dit land. Ik applaudisseer elke avond om acht uur voor u het vel van mijn handen. Die tomeloze inzet voor de zwaksten onder ons, die zalvende toon: in een ander leven zou u een uitstekende priester zijn geweest – zonder het kindermisbruik, uiteraard.

Er stelt zich bij dit alles maar één klein, petieterig en subtiel probleempje: nu u de status en de nieuwswaardigheid van De Wever evenaart, beginnen de bijbehorende nadelen daarvan zich stilaan ook af te tekenen. Sommige journalisten die u komen interviewen, geven de indruk dat ze wierook en mirre hebben meegebracht, en dat ze u na afloop van het gesprek, uit dankbaarheid, nog een grondige lichaamsmassage zullen geven. Ook op sociale media beginnen de parallellen op te vallen. Wie De Wever vroeger bekritiseerde – ik hoef het u niet te vertellen – kreeg met regelmaat een hele lading trollen over zich heen. Hetzelfde overkomt nu de onverlaat die kritiek durft te hebben op u. Net zoals Bart De Wever beschikt u over een achterban die in u een haast onfeilbare messias ziet – een achterban die, mocht de lockdown zulks niet verhinderen, elke zondag volgaarne met de blijde boodschap van deur tot deur zou willen gaan.

Supermarkten

Veel van de kritiek op u is belachelijk. Zeker de rechtse fanfare blaast vaak maar wat uit zijn nek. Toch wil ik deze gelegenheid aangrijpen, professor, om u te laten weten dat ook ik nog altijd met een geweldig prangende vraag zit. Ik hoor een paar progressieve trollen de scheldmails al tikken, maar ik stel de vraag tóch. Het is mijn contractuele plicht om altijd mijn gedacht te zeggen en op dezelfde spijker te blijven kloppen, desnoods tot mijn toehoorders zich met uitputtingsverschijnselen op de spoeddienst melden.

Ik lees dat mondmaskers ‘het nieuwe normaal’ worden. Mijn vraag is nu deze: hadden ze dat niet alláng moeten zijn? Waarom hebben u en uw collega’s zo lang gewacht om ons aan te raden om – desnoods zelfgemaakte – maskers te dragen op plekken waar afstand houden gewoon niet kan. Wéér die mondmaskers, zult u denken. Ja, professor, wéér die mondmaskers. Er zijn de laatste jaren duizenden bladzijden gevuld over hoofddoeken en Zwarte Piet, dus nog eens een halve bladzijde over een Kwestie van Leven en Dood mag volgens mij geen probleem zijn.

Nee, thuis is zo’n masker niet nodig. Op straat ook niet. Maar in sommige supermarkten waar het ook de laatste weken onmogelijk was om afstand te houden, zou het daar toch geen goed idee zijn geweest om met z’n allen mond en neus te bedekken? Ter wille van klant, kassier en vakkenvuller? Eerlijk? Héél eerlijk?

Eerbiedige groet,

Joël De Ceulaer, senior writer