Direct naar artikelinhoud
Interview

Journalist Christophe Deborsu: ‘Ik mis mijn vrouw en kinderen enorm’

Christophe Deborsu: ‘Het enige verschil tussen Vlamingen en Walen is dat wij elkaar meer kussen, ook mannen. Maar dat zal door dit virus misschien veranderen.’Beeld Kevin Faingnaert

Als er een staycationzomer zit aan te komen, is Christophe Deborsu (55) de man die je hebben moet. Onze troetelwaal is namelijk gespecialiseerd in de onderschatte schoonheid van België. Met Le Petit Deborsu schreef hij zelfs een snedige reisgids over zijn eigen stad, Namen. ‘Ik moet mijn vrouw en kinderen al zeven weken missen, maar mijn wandelingen naar de Citadel maken veel goed.’

Als je mensen in parkfaciliteiten moet uitdrukken, dan is Christophe Deborsu een romantisch loopbrugje tussen Vlaanderen en Wallonië: opgegroeid in Namen, gestudeerd in Leuven, werkzaam in Brussel, getrouwd met een Vlaamse, en actief als journalist voor media aan beide zijden van de taalgrens. Voor de quarantainemaatregelen ingingen, woonde hij de ene week in Namen en de andere week in Schelle, bij zijn vrouw Annick De Wit, journaliste bij Het Laatste Nieuws. Sindsdien leven beide geliefden ongeveer 100 kilometer van elkaar.

BIO * geboren in Namen op 23 april 1965 *studeerde rechten aan de KU Leuven encommunicatiewetenschappen aan de Universiteit van Louvain-la-Neuve * mocht dankzij zijn tweetaligheid al op z’n 22ste aan de slag bij de nieuwsredactie van de RTBF * verwierf nationale bekendheid met zijn nepjournaal Bye Bye Belgium in 2006, en zijn legendarische interview met Yves Leterme in 2007, waarin Leterme het Franse volkslied zong in plaats van de Brabançonne * schreef het boek Dag Vlaanderen en had een gelijknamige rubriek, samen met zijn broer Frederic, in De zevende dag * werkte van 2012 tot 2015 voor Woestijnvis en stapte daarna over naar RTL, waar hij op zondag het debat­programma C’est pas tous les jours dimanche presenteert * bracht in 2016 Le Petit Deborsu uit, een reisgids over zijn thuisstad Namen * heeft drie zonen uit een vorige relatie en is nu zes jaar ­getrouwd met de Vlaamse journaliste Annick De Wit

Christophe Deborsu: “In het begin van deze crisis hebben we beslist om onze bubbels niet met elkaar te vermengen. We hebben allebei kinderen uit een vorige relatie, en ik ben een risicogeval omdat ik nog altijd veel mensen zie voor mijn job. Daarom leef ik nu alleen op mijn appartement in Namen, terwijl Annick in Schelle verblijft. Mijn kinderen ­zitten bij hun moeder in de groene rand rond Namen. Daar hebben ze een grote tuin waar ze kunnen sporten.”

Voel je je eenzaam?

“Ik heb gelukkig nog veel contact met mijn collega’s. Elke donderdag doe ik straatinterviews en op zondag heb ik mijn politiek debatprogramma op RTL, C’est pas tous les jours dimanche. Maar ik mis mijn vrouw, kinderen en ouders enorm. Ik zie hen alleen via de sociale media.”

Ben je een adept van het e-peritieven?

“Nee! Mijn vader zegt altijd dat solo drinken het toppunt van alcoholisme is. (lacht) Ik doe aan intermittent fasting: een dieet waarbij ik gedurende 8 uur mag eten, en de 16 uur daarna niet meer. Zo’n dieet is makkelijker vol te houden als je alleen leeft. Ik ben al 8 kilo kwijt. Toch probeer ik mezelf te verwennen. Ik blijf trouw aan mijn geliefkoosde restaurants, waar ik mijn gerechten afhaal. Dat is het voordeel van leven in een stad: alles is vlakbij. Ik heb zelfs mijn auto ­verkocht en doe al mijn verre verplaatsingen met de trein. Elke keer geniet ik van mijn fietstochtje naar het station.”

Veel mensen gebruiken deze crisis om de balans van hun leven op te maken. Welke lessen ga jij hieruit trekken?

“Daar heb ik amper tijd voor, want ik werk nog meer dan normaal. Doordat de politiek volledig wordt beheerst door het coronavirus, ben ik verplicht om alles daarover te zien en te lezen. Dat stopt nooit, zeker niet als je van thuis werkt. Om mijn hoofd vrij te maken, wandel ik naar de Citadel. Maar dan krijg je telefoons en ben je toch weer bezig.

'Deze crisis haalt het beste en het slechtste in de mensen naar boven. Egoïstische mensen nodigen nu anderen bij hen thuis uit, terwijl solidaire types zich net van de anderen scheiden. Dat is een rare paradox.'Beeld Kevin Faingnaert

“Ik hou een dagboek bij van deze periode, om bepaalde lessen niet te vergeten. Deze crisis haalt het beste en het slechtste in de mensen naar boven. Egoïstische mensen nodigen nu anderen bij hen thuis uit, terwijl solidaire types zich net van de anderen scheiden. Dat is een rare paradox. Het virus treft de zwaksten het hardst. Alles wat vooraf al slecht liep, komt nu als een pijnlijke zenuw bloot te liggen. Ik ken de daklozen in mijn stad allemaal persoonlijk: zij komen nu echt smeken om geld, omdat er niemand meer op straat is.

“De ouderen in de woon-zorgcentra betalen de zwaarste tol. Mijn bejaarde buurman zei me ooit: ‘Als je oud wordt, luistert niemand meer naar jou’. Ik sloeg er toen geen acht op, maar hij had gelijk als je naar de gebrekkige aanpak in sommige rusthuizen kijkt. Op paasmaandag maakte ik voor RTL een helikoptervlucht om de warme boodschappen van de Walen te tonen. We vlogen ook boven een rusthuis. De bewoners en personeelsleden stonden buiten te zwaaien. Toen ik al die mensen zo klein onder mij zag, had ik zin om hen één voor één te gaan knuffelen, terwijl ik hen niet eens ken. Dat beeld vergeet ik nooit meer.”

Volgens de virologen zal de zomer in het teken staan van de staycation. Heb je een streep moeten trekken door je vakantieplannen?

“Nee, want zoals altijd had ik nog geen plannen. (lacht) Een vakantie in eigen land vind ik absoluut geen straf. Als ­journalist ben ik gepassioneerd door België en dat blijft zo tijdens mijn congé. Met mijn vrouw heb ik de voorbije jaren al veel mooie steden en hoekjes verkend, maar er staat nog veel op mijn verlanglijst. 

“Wist je trouwens dat toerisme een Waalse uitvinding is? Het woord ‘tourism’ dook voor het eerst op in 1815 in Waterloo. Een paar weken na de overwinning van de ­geallieerden tegen Napoleon staken Engelse toeristen ­massaal de Noordzee over om met een koets van de kust naar Waterloo te rijden om het slagveld te bezichtigen. Britse oorlogsveteranen speelden voor gids. Voordien ­reisden mensen vooral om professionele redenen.”

Wat hoort voor jou bij een perfecte vakantie?

“Familie! Mijn vrouw heeft zonen van 16 en 19, de mijne zijn 17, 23 en 24. Als we hen bij elkaar kunnen brengen om samen te reizen, is dat voor ons het hoogtepunt van het jaar. Vorig jaar hebben we met de trein door Duitsland, Oostenrijk en Slovenië gereisd. Magnifiek! In een trein kun je veel meer genieten van de landschappen. Je zit op je gemak, hoeft geen files te vrezen en je kunt zelfs rondwandelen. Zodra je op de trein stapt, begint de vakantie. Op die manier hebben wij München, Ljubljana en Salzburg ­verkend. En ’s avonds konden onze zonen naar de disco.

“Maar je hoeft niet per se ver te reizen. Ik was een tijd geleden nog in Trier, de oudste stad van Duitsland, aan de oever van de Moezel, met prachtige historische gebouwen, Romeinse restanten en een boeiend Karl-Marxmuseum. Met de trein ben je er zo.”

Jij kiest liever voor steden dan voor de natuur?

“Ja, dat is altijd een discussiepunt. Mijn vrouw stapt liever dagenlang door de bossen, ik ben een stadsmens. Steden zijn de toekomst en tonen het beste van een land. Maar als goede Belgen gaan wij altijd voor het compromis. (lacht)

“Vorig jaar hebben we enkele etappes van de tocht naar Compostella afgelegd. We zijn gestart in Namen, en over een jaar of tien zullen we de Pyreneeën wel over zijn. (lacht) Onderweg vind je fantastische slaapplaatsen. Zo hebben wij in de abdij van Leffe overnacht. Die paters zijn steenrijk, sinds ze de licentie voor hun bier hebben verkocht aan AB Inbev. Ze vingen ons heel goed op, het is een van onze beste reisherinneringen. Ik verblijf ook graag in jeugdherbergen. Dat is de ideale manier om sympathieke mensen te leren kennen. In die van Namen slaap je met zicht op de Maas. Een aanrader!

‘Hier is meer plaats, meer zuurstof en meer rust dan in Vlaanderen. In Waalse bossen kom je nooit veel volk tegen. In tijden van social distancing is dat een enorme troef.'Beeld Kevin Faingnaert

“De toekomst van het toerisme zit volgens mij in die zachte manieren: wandelen en fietsen. Met zijn lage ­bevolkingsdichtheid is Wallonië daar ideaal voor. Er is meer plaats, meer zuurstof en meer rust dan in Vlaanderen. Je vindt bij ons het tegenovergestelde van het massatoerisme, met uitzondering van enkele hotspots zoals Pairi Daiza en Walibi. In Waalse bossen kom je nooit veel volk tegen. In ­tijden van social distancing is dat een enorme troef. De meeste Waalse gemeenten weigeren een vestiging van Center Parcs, omdat ze hun authentieke karakter willen behouden. In Limburg zijn er veel, met als gevolg dat zij meer overnachtingen hebben dan de hele Ardennen.”

Daarom oogst Marc Coucke dus zo veel weerstand met zijn commercieel project in Durbuy?

“Ach, er was maar één actiegroep tegen Coucke, en die is al uitgedoofd. Maar goed ook. Zulke ambitieuze initiatieven moeten we verwelkomen. De laatste tien jaar heeft Wallonië het belang van toerisme ontdekt. Vroeger had je alleen de grotten van Han en de afvaart van de Lesse. Toerisme is goed voor 5 procent van het Waalse bnp, maar er zit veel meer in. Onze steden hebben ingezien welke toeristische mogelijkheden ze hebben: ze investeren volop in betere infrastructuur, met voetgangerszones, fietsknooppuntroutes en ondergrondse parkings.”

Zijn Walen gemoedelijker en relaxter dan Vlamingen?

“Helaas niet. Vlamingen denken dat, omdat ze vooral Franstaligen zien in toeristische oorden, of op het ­platteland, op plaatsen van peis en vree. Maar in de steden heerst dezelfde onverschilligheid als in het noorden. Het enige verschil is dat wij elkaar meer kussen, ook mannen, maar dat zal door dit virus misschien veranderen. Uit ­onderzoek blijkt trouwens dat de Vlamingen meer ­vertrouwen hebben in hun medemens dan de Walen. Dat heeft te maken met de economische situatie.”

Wat is de mooiste plek van Wallonië?

“De citadel van Namen natuurlijk! Ze is door Unesco ­verkozen tot de tweede mooiste citadel ter wereld. Je hebt er een prachtig uitzicht op de samenvloeiing van de Samber en de Maas. Er is daarboven een laan die l’Avenue du milieu du monde heet, omdat het lijkt alsof je in het middelpunt van de wereld staat. Als ik me een beetje triest voel, ga ik daarheen. Je voelt er de eeuwigheid.”

Je beschrijft het zo mooi in Le Petit Deborsu, dat het alleen nog maar kan tegenvallen: ‘Dan komt hét samenvloeiingsmoment. De lichten op het jaagpad op de andere oever floepen aan. De licht bittere geur van het water, het geile geluid van twee stromen die na honderden kilometers in elkaar opgaan, het brengt iedere mens in een soort verbond met de hele planeet.’

“Het voorbije jaar is de infrastructuur flink vernieuwd: er is een nieuwe trap die je naar de rivier brengt, een voetgangersbrug, er komt een nieuwe kabelbaan naar de Citadel, en eindelijk een horecazaak aan de samenvloeiing. Het zal dus nog mooier zijn dan hoe ik het in mijn boek voorstel. De inwoners van de stad noemen het ‘de varkenssnuit’, omdat het die vorm heeft op een landkaart. De stad verkiest een romantischere benaming: Espace Confluence. Dat werkt beter om Waalse en Europese subsidies te bekomen voor de renovatiewerken.

“Laatst vroeg ik mijn jongste zoon hoe het met hem ging. ‘Papa, ik mis iets’, zei hij. Ik hoopte dat ík het was, maar nee: hij miste de Maas. Dat ontroerde me, omdat ik het zo goed begrijp. Je mist die levenslijn die je verbindt met wat er altijd was, en wat er ook na je dood nog lang zal zijn. Vooral die samenvloeiing met de Samber straalt een oerkracht uit. Op die plek is Namen 8.000 jaar geleden ontstaan.”

Vind je in Wallonië ook ergens een stuk strand, aangezien het aan de Belgische kust wellicht ongezellig druk wordt?

“Bij de Lacs de l’Eau d’Heure, onze eigen rivièra, vind je ongeveer 70 kilometer strand. Tot tien jaar geleden was het daar echt verloederd, met slechte frietkoten en povere logies. Maar nu staan er enkele deftige resorts langs het water. Die streek is in Vlaanderen totaal onbekend, maar veel Franse toeristen komen er elk jaar, vooral gezinnen met jonge kinderen.”

Je bent een product van het Naamse jezuïetencollege. Wat waren je kinderdromen?

“Ik wist al vanaf mijn achtste dat ik politiek journalist of ­presentator van het RTBF-journaal wilde worden. Op mijn kamer hingen geen posters van zangers of voetballers, maar van politici. Ik wilde ook altijd pas naar bed nadat ik het nieuws had gezien.”

Welke levenslessen kreeg je mee van je ouders?

“Ambitie. Plus est en vous. Ze waren allebei leerkrachten Grieks en Latijn. Mijn vader droomde ervan ambassadeur te worden, maar hij faalde voor het Nederlands examen: hij vertaalde het woord ‘ontwikkelingsland’ als ontwikkeld land, anders was hij geslaagd. Daarna had hij een doe-het-zelfzaak, maar in de jaren 80 kwam die in moeilijkheden. We moesten zelfs onze gezinswoning verkopen. Dat maakte veel indruk op mij.

“Toen mijn ouders jong waren, was de welvaart aan Waalse kant groter dan in Vlaanderen. Vanaf 1965, mijn geboortejaar, kantelden de verhoudingen. Mijn vader begreep dat de toekomst vooral in Vlaanderen lag, en ­stimuleerde me om veel aandacht te besteden aan het Nederlands, de eerste taal van het land.

“Op mijn achttiende schreef ik me in aan de universiteit van Namen om rechten te gaan studeren, maar diezelfde nacht veranderde ik van idee. Bijna de helft van de ­studenten in Namen kwam uit Vlaanderen. Ik besloot de omgekeerde weg te volgen, en naar Leuven te gaan. Dat leek me de beste manier om Nederlands te leren. Die beslissing heeft mijn leven veranderd. Door mijn tweetaligheid werd ik al op mijn 22ste aangeworven door de RTBF, kon ik mijn boek Dag Vlaanderen schrijven in het Nederlands, en heb ik de vrouw van mijn leven ontmoet. Anders had ik haar nooit gekend.”

‘Papa, ik mis iets, zei mijn jongste zoon onlangs. Ik hoopte dat ík het was, maar nee: hij miste de Maas. Dat ontroerde me, omdat ik het zo goed begrijp.'Beeld Kevin Faingnaert

Ook je twee oudste zonen hebben in Mechelen op internaat gezeten.

“De oudste liep drie jaar school in Vlaanderen, de andere vijf jaar. Ik kan iedereen zo’n taalbad aanraden, ­bijvoorbeeld via een sportkamp in Wallonië. Dat is een echte verrijking: je hebt het gevoel dat je in het buitenland zit, je kunt hele dagen sporten, en misschien ontmoet je de vrouw van je leven. Wij zijn niet het mooiste land ter wereld – dat zijn Frankrijk, Italië en Amerika – maar we hebben toch een mooie variëteit aan landschappen en enkele mooie steden. Waarom zou je je dan beperken tot één kant van de taalgrens?

“Mijn zonen hebben een fantastische tijd gehad in Mechelen, een stad die de laatste 20 jaar prachtig vernieuwd is. Het is daar, langs de oevers van de Dijle, dat ik de ­beslissende ontmoeting met mijn vrouw heb gehad.”

Hoe kwam dat?

“Ik had haar twee keer gezien als collega. Zij had mijn boek Dag Vlaanderen cadeau gedaan aan haar vader. Hij stuurde mij een bericht om me te feliciteren. Ik bedankte hem en vermeldde dat ik zijn dochter nog eens graag wilde terugzien. Daarop contacteerde zij me via Facebook, en spraken we af in Mechelen, zonder bijbedoelingen. Toch werd dat de ontmoeting van mijn leven. Binnen een paar minuten wist ik dat ik met haar wilde trouwen. Terwijl ik dat zeg, zie ik haar foto hier voor mij hangen. Intussen zijn we bijna zes jaar getrouwd, en we blijven samen tot onze dood.”

Later vroeg je haar ook op een originele manier ten huwelijk.

“Via het boek Dag, bonjour dat we samen hebben ­geschreven in 2014. Ik had een verborgen passage in het boek opgenomen, waarin ik haar ten huwelijk vroeg. Toen we het eerste exemplaar in handen kregen, vroeg ik haar om de bewuste pagina voor te lezen. Nietsvermoedend begon ze eraan, en daarna was ze diep ontroerd. Ik gaf haar een mooie ruiker bloemen die ik had verstopt. En ze zei ja. Elke man wil zijn vrouw toch ten huwelijk vragen op een onuitgegeven manier? Al was het in dit geval tegelijk een ­uitgegeven manier.” (lacht)

Hoe kijk je terug op je periode bij Woestijnvis?

“Ik heb daar veel geleerd. Bij Woestijnvis was niets ­onmogelijk, alles kon. Als bescheiden Waal stond ik daarvan te kijken. Tijdens mijn studies had ik bij hen stage gelopen. Sindsdien was het mijn droom om er ooit te werken, hoewel dat totaal onrealistisch leek. Maar toen Yves Leterme in 2007 voor mijn microfoon het Franse volkslied aanhief, ­terwijl ik hem had gevraagd om de Brabançonne te zingen, werd ik ook bekend in Vlaanderen. Dat fragment duurde maar vier seconden, maar het bracht mijn carrière in een stroomversnelling. Wat bij Woestijnvis de doorslag gaf, was mijn goede resultaat bij het Groot dictee der Nederlandse taal, waar ik beter scoorde dan het Vlaamse gemiddelde. Mijn vrouw had me geholpen bij het studeren.”

Toen jij er was, maakte Woestijnvis wel een moeilijke periode door.

“Ja. Wouter Vandenhaute zei altijd: ‘Het is niet omdat we negentien keer geslaagd zijn dat het de twintigste keer ook zal lukken’. De kijkcijfers vielen tegen, en veel toppers ­keerden terug naar de VRT of begonnen een eigen ­productiehuis. Maar Woestijnvis herpakte zich. Ik heb op het einde nog meegewerkt aan De rechtbank, waarvoor ik Franstalige rechtbanken aanbracht, en recenter aan Vrede op aarde, de eindejaarsshow van Sven De Leijer. Ik vind hem een van de grootste tv-talenten van België: zo ad rem en sympathiek, ongelofelijk!”

Olivier Goris, die toen programmadirecteur was bij Woestijnvis, zei in Humo dat er in die periode te veel kapiteins op het schip zaten. Vooral bij De kruitfabriek, waar naast Tom Lenaerts ook Gilles De Coster, Sofie Lemaire, Lieven Scheire en jij airplay moesten krijgen.

“Tom Lenaerts was de kapitein, en deed dat perfect. Het blijft voor mij een mysterie waarom dat programma niet beter scoorde. Misschien kwam het door de zware ­concurrentie van de andere zenders. VRT en VTM liepen op de toppen van hun tenen om de doorbraak van VIER te ­verhinderen. Misschien hadden we meer tijd moeten krijgen, al begrijp ik de zender: het was een duur programma en er keken te weinig mensen. Maar je zult me nooit iets slechts horen zeggen over iets wat ik zo graag heb gedaan.”

Waarom stapte je dan over naar RTL?

“In het begin was VIER meer informatiegericht. Er waren zelfs plannen om een journaal te maken. Nadien werd het roer omgegooid en voelde ik dat ik daar als journalist niet meer op mijn plaats zat. Het was trouwens dankzij Woestijnvis dat ik bij RTL belandde. Ze hadden me gevraagd om met de Franstalige zenders te praten over samenwerkingen. Zo kwam ik bij RTL in the picture als presentator voor hun nieuwe talkshow.”

Je had het net over ‘ambitieuze projecten’. Kan je daarover iets kwijt?

“Ik droom al lang van een datingshow met Vlaamse en Waalse kandidaten. Misschien kunnen we zo iets doen aan het alarmerend lage aantal Vlaams-Waalse koppels: slechts 0,5 procent van de huwelijken in België is ‘gemengd’. Vijftig jaar geleden was dat vier keer meer.

“Het idee voor dat programma krijgt stilaan vorm, we zouden zelfs subsidies krijgen. Ik hoop dat het zowel in Vlaanderen als Wallonië wordt uitgezonden. De kandidaten zullen in het begin niet weten of hun partner Vlaams of Waals is. We hebben een systeem gevonden om de taal te neutraliseren, want taal is in België te vaak een barrière. Zo kunnen we ontdekken of er andere obstakels zijn, zoals een verschil in cultuur of levensvisie. Misschien vinden we zo wel de magische formule om België bij elkaar te houden.”

Daar zeg je zoiets. Hoe lang denk je dat België nog bestaat?

“Toen ik 15 jaar geleden mijn Bye bye Belgium-reportage maakte, geloofde 80 procent van de kijkers dat Vlaanderen effectief de onafhankelijkheid had uitgeroepen. Dat zegt veel. Iedereen ziet het einde van dit land aankomen. Maar onder politici is het sentiment toch wat veranderd. Tijdens de politieke crisissen van 2007 en 2010 zeiden partijvoor­zitters in de coulissen dat het om zeep was met dit land. Vandaag hoor ik dat niet meer. Ze zijn ervan overtuigd dat België broos is, maar dat het nog altijd werkt en nog een tijdje zal doorgaan. MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez gelooft zelfs dat België over 100 jaar nog bestaat, maar hij is wel buiten categorie.”

Misschien moet u hem maar in die datingshow steken. Hij is nog vrijgezel.

“En hem dan aan een Vlaamse socialiste of groene koppelen? Dat is een zeer vrolijk idee!” (lacht)

C’est pas tous les jours dimanche, elke zondag om 11 uur op RTL TVI en via rtlplay.be