Direct naar artikelinhoud
DubbelinterviewVeerle Heeren en Dimitri Flossy

‘’s Avonds zakte ik in’: burgemeester Veerle Heeren zag haar stad en haar partner bijna bezwijken

Veerle Heeren en haar partner Dimitri Flossy. Hij was een van de eerste coronapatiënten in het Sint-Trudo Ziekenhuis en lag meer dan twee weken in coma.Beeld Aurélie Geurts

Als burgemeester van Sint-Truiden, waar het coronavirus erg hard toeslaat, maakte Veerle Heeren (CD&V) ook van veel te dichtbij kennis met SARS-CoV-2. Haar partner Dimitri Flossy (45) lag meer dan twee weken in coma en haalde het maar net. ‘De arts in mijn veiligheidscel durfde niet te zeggen hoe slecht het met hem ging.’

‘Als we nu niets doen, gaan veel mensen sterven, burgemeester.’ ‘Er zijn te veel lijken, waar moeten die heen?’ ‘We kunnen de toeloop van coronapatiënten niet bijhouden. U moet nu iets doen.’ Sinds begin maart biedt ook burgemeester Veerle Heeren (55) het hoofd aan vragen die ze in haar ergste nachtmerries nog niet tegenkwam.

Haar stad Sint-Truiden is een van de gemeenten die het zwaarst is getroffen door corona. Ook Heeren dacht eerst: dit lijkt wel wat op griep. Maar niet veel later moest ze op zoek naar extra koelcellen voor de lijken. Afscheid nemen van kennissen. En inzien dat de intensivist die had gezegd: ‘Binnenkort kennen we allemaal iemand die hieraan bezwijkt’, dan toch geen alarmist was.

Op 9 maart kreeg die uitspraak een wel heel concrete invulling toen Heerens eigen partner als een van de eerste coronapatiënten werd opgenomen in de speciale afdeling die zij en haar team zonet nog hadden opgezet. “We hebben die vier intensieve bedden opgetrokken naar twintig”, zegt de Truiense burgemeester. “En plots lag Dimi daar.”

Onverwacht?

Dimitri Flossy: “Jazeker. Ik voelde me draaierig, had koorts en spierpijn. Maar ook al was Veerle toen al intensief bezig de stad voor te bereiden op een coronastorm, zelf dachten wij dat het griep was. Ook de arts zei dat. Maar het werd erger. De koorts bleef stijgen. Toen Veerle op een avond thuiskwam na lang overleg met haar veiligheidscel over de pandemie, drong ze erop aan naar de spoed te gaan. Binnen de kortste keren passeerde ik via een triagecentrum in de garage van de ambulances naar de Covid-19-afdeling, die met sassen voorzien was op de storm. Dat was het werk van Veerle en haar mensen. In geen tijd was ik omringd door marsmannetjes in pakken en maskers. Het ging steeds slechter. Ik kon niet meer spreken en op den duur moest de machine het van mijn longen overnemen. Daarom brachten ze me in coma.”

Hoe hield u uw stad recht terwijl uw man weggleed, mevrouw Heeren?

Veerle Heeren: “Een combinatie van verantwoordelijkheidszin, adrenaline en steun van vriendinnen die ik ’s nachts kon bellen. Want ’s avonds zakte ik wel in. Maar ik wilde niet instorten. Een dame wier man ook op de spoed lag, zei me dat ze zich optrok aan mij. Omdat ik bleef hopen en overeind bleef, kon zij dat ook. En ik was heel erg druk bezig, dat helpt ook. De crisiscommunicatie was mijn obsessie. Van onze 40.000 inwoners zijn er zo’n 8.000 boven de 65. Die hebben niet allemaal een smartphone. Daarom hebben we met vrijwilligers 20.000 brieven gepost.”

Veerle Heeren: "Toen ik een mobiel mortuarium moest organiseren omdat de koelcellen van de begrafenisondernemers vol lagen, dacht ik: binnenkort ligt die van mij hier ook."Beeld Aurélie Geurts

Was u geneigd de artsen met wie u professioneel moest spreken uit te horen over uw man?

Heeren: “Soms, maar ik deed het niet, hield het zakelijk. Dat kon omdat ik elke middag met de arts van Dimi belde voor een update. Ook dat hield me recht. Als vanzelf kreeg ik daardoor informatie over hoe het op de afdeling was. Pas toen Dimi wakker was en bleek dat hij het ging halen, zei de hoofdarts in de veiligheidscel me dat ze ernstig hadden gevreesd voor zijn leven. Dat hadden ze mij niet willen zeggen.”

Wat was het moeilijkste moment?

Heeren: “30 maart. Hij lag in volle coma en de pre-triage raakte overspoeld. Een hele generatie was aan het verdwijnen. Ik wist niet of ik Dimi nog zou zien. Ik sliep niet, vergat te eten. Alles was corona. Werk, privé, dag en nacht. De machteloosheid van artsen trof me. Ze wisten niet altijd goed wanneer ze nu best welk medicijn toedienden, hoorde ik. Toen ik een mobiel mortuarium moest organiseren omdat de koelcellen van de begrafenisondernemers vol lagen, dacht ik: binnenkort ligt die van mij hier ook. Gelukkig moest ik zoveel regelen dat ik niet lang in die gedachte kon blijven hangen.”

Flossy: “Het is een rollercoaster van moeilijke momenten. Niet meer kunnen ademen, beseffen dat je een onbekende ziekte hebt, dat ze je in slaap brengen, hallucineren als je wakker wordt. Nauwelijks nog een bal kunnen oprapen omdat je zoveel spiermassa kwijt bent. Inzien dat je ternauwernood aan de dood bent ontsnapt.”

En nu?

Flossy: “Ik ben sinds eind vorige week ontslagen uit het ziekenhuis, na 47 dagen. Ik ben twaalf kilo vermagerd, moet opnieuw leren stappen en heb ook nog last met spreken. Revalideren dus. Ik loop over van dankbaarheid voor de zorgverleners. Zonder hen zou ik hier niet geweest zijn.”

Heeren: “Ik hoop dat zijn verhaal anderen moed kan geven. Je kunt herstellen. Mijn blijdschap en opluchting zijn moeilijk te beschrijven. Ondertussen schaaf ik aan een herstelplan dat de lokale economie weer op de rails zet, maar in strikte veiligheid. Hier zijn zoveel mensen getroffen dat ik denk dat ze nog in hun kot blijven. Maar het beangstigt ons wel dat het land nu de teugels viert en niet iedereen zich nog aan de regels houdt. De schoonvader van een collega is plotseling aan corona gestorven; twee dagen eerder was alles nog oké. Mijn man was er bijna niet meer geweest. Het kan heel snel gedaan zijn. Dat iedereen dat maar goed beseft, ook wanneer we weer gaan winkelen.”