Direct naar artikelinhoud
ColumnMark Coenen

Christophe Lambrecht, al een jaar in the sky with diamonds

Mark Coenen.Beeld DM

Mark Coenen is columnist bij De Morgen.

Herinneren is een vorm van ontmoeten. Dat heb ik niet zelf bedacht in een van mijn jammer genoeg steeds zeldzamer wordende verlichte momenten, maar het is een versregel van de Libanese dichter Khalil Gibran, die veel bekender werd door een andere klassieker: “Je kinderen zijn je kinderen niet. Zij zijn de zonen en dochters van ’s levens hunkering naar zichzelf.”

Vandaag een jaar geleden ontviel ons en allen die hem liefhadden – en ze zijn met velen – Christophe Lambrecht, de man die van de radio een kampvuur maakte waaraan je je, terwijl je de liedjes meezong, ten allen tijde kon opwarmen. Lambi Bambi is al een jaar in the sky with diamonds.

De manier waarop Studio Brussel het verlies van Christophe toen neerlegde in een muzikale uitvaart van onvergetelijke pracht verdiende, moest hij bestaan, de Nobelprijs voor Meest Aangrijpende Radio. Het afscheid van Christophe was een meesterproef van evenwicht, subtiel balancerend op de moeilijke koord die op dat soort momenten boven de aanlokkelijke ravijn van de pathetiek en de overdrijving hangt. En dat alleen met stemmen van vrienden en collega’s en luisteraars en muziek.

Iedereen zou zo’n radiostation moeten hebben voor wanneer hij doodgaat. Op een net waar iedereen jong en mooi is en onsterfelijk denkt te zijn, betekende zijn onverwachte dood ook het einde van een jeugd en waarschijnlijk ook een beetje van een tijdperk. Ik ken weinig mensen die zo dood zijn als Christophe maar toch nog onder de levenden zijn. Alsof hij niet echt dood is, maar gewoon al een jaar op café zit.

De radio is hem ook niet vergeten: sinds zijn dood hoor je elke dag na het nieuws van 10 uur iets van Prince, waardoor je in een soort pavloviaanse reflex weer minstens drie minuten aan hem denkt. Meestal langer, want Prince heeft weinig nummers van drie minuten. Underworld droeg bij hun passage in het Sportpaleis een nummer aan hem op. Je zag hem zo meedansen.

Er wordt dezer dagen veel aan hem gedacht. Vrienden getuigen in kranten, sturen oude foto’s door waar ze samen met Christophe op staan en halen lachend moppen van nonkeltje op. Hij had een onweerstaanbare aanleg voor de gore bak: zijn gevoel voor humor kon, laat het ons beleefd houden, wel eens aangebrand zijn. Niemand kon dan na zo’n mop glunderen als Christophe.

“Het wordt”, mailde Jan Van Biesen, de statutaire chef d’orchestre van StuBru mij gisteren, “voor velen een moeilijke dag, vol herinneringen en groot gemis. Door corona is het niet mogelijk om samen te zijn of elkaar eens troostend vast te pakken of te knuffelen, zoals Christophe dat zelf zo goed kon. We moeten nu noodgedwongen afspreken op de radio.”

Herinneren is naar Studio Brussel luisteren: tot de middag staat die in teken van onze dode vriend. Ik hoop dat ze ‘Nothing Really Ends’ van dEUS draaien.