Direct naar artikelinhoud
InterviewEva Fastag

Eva Fastag (1917-2021), de Joodse typiste van Kazerne Dossin: ‘Ik stuurde hen zonder het te weten richting de dood’

Eva Fastag (103): “Dossin was de wachtkamer van de dood. En ik wist het niet. Niemand wist het!”Beeld Pieter Serrien / Eva Fastag

In Israël is Eva Fastag (104) overleden. Zij zat twee jaar gevangen in de Mechelse Kazerne Dossin en werd tijdens de Tweede Wereldoorlog verplicht de transportlijsten op te stellen van de meer dan 25.000 Belgische Joden die van daaruit naar Auschwitz werden gedeporteerd. Op een dag stonden voor haar typemachine: haar eigen ouders en broers. ‘Niet te begrijpen, dat ik niet wist dat ik hen allemaal naar de dood stuurde.’ Hieronder kunt u een interview herlezen dat vorig jaar in De Morgen verscheen.

Ze is niet alleen door haar leeftijd een indrukwekkende getuige in de Canvas-reeks ‘Kinderen van de Holocaust’, die 75 jaar bevrijding van de concentratiekampen herdenkt. En eerder dit jaar publiceerde historicus Pieter Serrien een boek over het onwaarschijnlijke leven van Eva Fastag, nadat hij haar opzocht en uitgebreid interviewde. Niet dat ze dat graag heeft. 

“Ik ben niemand. Het gaat over de transporten. De mensen die zijn afgevoerd kunnen het niet meer vertellen, dus ik moet dat doen”, zegt ze als ook wij haar bellen voor een interview, en ze lijkt niet van plan nog verder te willen spreken als die boodschap van bescheidenheid niet grondig is begrepen. “Zoals het mijne zijn er veel verhalen.” Maar het hare, als laatste nog levende getuige van alle opgepakte Joden die er verplicht waren te werken, bewijst wel eens te meer dat de Kazerne Dossin een goed georganiseerde dodelijke val was. 

Eva Fastag is vandaag 103. Ze sakkert, telefonisch, vanuit het verzorgingstehuis in de kibboets in Tel Aviv, waar ze sinds tien jaar woont. Ze heeft haar heup gebroken en “niets marcheert door die corona”. Maar over de lange afstand horen we een tong, zo rad als ze typte, in een zeer mooi Nederlands. Met een wijsheid die alleen komt met de jaren. En met ervaring, hoe sinister ook.

Twee oorlogen

Eva was een kind van twee oorlogen. De eerste herinnert ze zich niet. Ze werd geboren op 3 april 1917 in Warschau. Haar vader Jacob Fastag was horlogemaker, haar moeder Justine Raabe bleef alleen achter, zwanger van haar, toen hij voor dwangarbeid werd afgevoerd naar Duitsland. Ook na de Grote Oorlog heerste nog de armoede en waren er in Polen al volop anti-Joodse campagnes - ook in de straat van Eva werden Joodse huizen geplunderd en vernield. 

Het koppel vluchtte te voet, met hun kind van twee onder de arm, en belandde in 1919 illegaal in Antwerpen. Ze wilden eigenlijk naar Amerika, maar een visum kregen ze nooit te pakken. “Dus ik groeide op als een gewoon Vlaams meisje.” Haar gezin leefde volgens Joodse tradities, maar niet heel religieus. Eva had de rebelse trekjes van haar moeder, maar was in feite een braaf kind.

Ze sprak zakelijk Duits en Engels en kon typen, want Eva ging naar de handelsschool in de Offerandestraat. Het zou later haar leven redden, maar ook onherstelbaar bezwaren. Toen Duitsland België binnenviel, op 10 mei 1940, vluchtte ook Eva's gezin halsoverkop naar Noord-Frankrijk. Daar belandden ze in een bombardement, geraakten ze ei zo na hun moeder kwijt en liepen ze alsnog in de armen van de Duitsers, die hen terugstuurden naar Antwerpen. Ze leden honger en schrik in de bezette stad. Het was leven met de handrem op, zo onzichtbaar mogelijk. De propaganda vergeleek hen met vuile ratten, er waren de anti-Joodse wetten en razzia's, ook door de Antwerpse politie onder leiding van burgemeester Leo Delwaide. 

Eva vond nog een baantje bij een verzekeraar in Brussel, “de enige werkgever die me als Joodse wilde aanwerven. Ik mocht op kantoor zelfs mijn gele ster afdoen”. Maar op de terugweg van haar werk, op 22 juli 1942, liep ze in de fuik van een triage in het Centraal Station. Niet-Joden mochten hun weg verder zetten naar huis, Joden werden gearresteerd. Eva werd na vijf verschrikkelijke dagen in Breendonk naar de pas door de Duitsers ingenomen Kazerne Dossin gebracht. Ze was 25.

Twee oorlogen
Beeld Pieter Serrien / Eva Fastag

Zij werd zelf niet afgevoerd, ze was van nut als typiste. Ze moest de lijsten opstellen van de andere opgepakte Joden die in Dossin non-stop werden aangevoerd. “Alles werd hen afgepakt, ze moesten zich ontkleden. Ik moest hen vragen: naam, geboortedatum, enzovoort. Bij land moest ik schrijven: ‘staatloos’. En ik moest het nummer overtypen dat hen met een touwtje op een stuk karton om de hals was gehangen.”

“Ik wist niet wat hen te wachten stond. Zij wisten het evenmin. Het gonsde gaandeweg over kampen in Duitsland, verplichte tewerkstelling en nog hardere regimes. Maar nooit hoorde ik iets over gaskamers. Ik heb zelfs nooit de naam Auschwitz horen uitspreken, tot de na bevrijding.” Ze wilde dit werk niet doen, maar had geen keuze. “De SS'ers keken vaak over mijn schouder mee. En ze waren meedogenloos.”

Eva tikte aan de lange lijsten. “De families smeekten om mijn hulp, of om toch tenminste bijeen te kunnen blijven.” Ze deed wat ze kon. Op een dag liep ze net over de binnenkoer, toen ze haar naam hoorde roepen. ‘Eva, Eva!’ “Aan de overkant zag ik mijn moeder, mijn vader en mijn drie broers. Mijn zus was net voor mijn arrestatie naar Zwitserland kunnen vluchten. Ik panikeerde. Heb hen snel naar mijn slaapzaal geloodst, zwoer hen dat ik zou proberen hen zo lang mogelijk in Mechelen te houden.”

Dat lukte, nog drie weken. Toen moest een nieuwe trein met duizend gevangenen worden gevuld. De twintigste al. Op verkrampt automatisme tikte ze de namen van haar eigen geliefden in: nummer 957 Jacob Fastag, nummer 958 Justine Raabe, nummer 959 David Fastag, nummer 960 Gerson Fastag, nummer 961 Abraham-Ishtak Fastag.

Zingen voor vertrek

Eva pakte haar koffer, vast van plan met hen mee te gaan. “Maar toen heeft moeder me overtuigd daar te blijven. Een andere vrouw die werkte op de 'Aufnahme', Erna, was een Duitse vluchtelinge. Heeft zij meer geweten? Zij was zonder mijn medeweten op mijn moeder gaan inspreken: ‘Mevrouw, u vertrekt met uw man en zonen. U bent niet alleen. Uw dochter kan hier blijven werken en... het huis klaarmaken voor uw terugkeer.’”

Ook de 103-jarige Eva - nog steeds aan de telefoon vanuit Tel Aviv - stokt nog en weent bij dat detail over het huis dat ze wellicht al zo vaak heeft verteld. “Ik heb hen nog begeleid tot aan de wagon. Een vriend van mijn broer stapte mee op. Voor vertrek hebben ze nog samen gezongen alsof ze op uitstap gingen.” Ze weent opnieuw. Het onomkeerbare houdt haar nog steeds bij de keel. “Dossin was de wachtkamer van de dood. En ik wist het niet. Niemand wist het! Als ik wél het lot had gekend van mijn ouders en broers, zou ik dan zijn meegegaan?” Die vraag heeft ze zich eerder gesteld. Ook nu zegt ze, stil: “Ik weet het niet, ik weet het niet.”

Ze kwam er pas achter na de bevrijding, dat al die mensen die ze had opgelijst, ook haar familie, wellicht meteen bij aankomst waren vergast of later zijn bezweken onder de SS-beulen. “Hoe dénkt u dat ik me toen voelde?”, kaatst ze terug. “Niet enkel mijn familie, maar zes miljoen Joden werden vermoord. (fel) En Amerika en Engeland hadden genoeg spionnen om wél te weten en hebben niets ondernomen. Ik weet niet hoe dat mogelijk is.”

Meer dan 25.000 mensen werden uiteindelijk vanuit Dossin afgevoerd. “Ik heb ze ordelijk de dood in gestuurd. (stil) Maar mijn transportlijsten zijn na de bevrijding nog heel nuttig geweest. Zonder waren de namen van al die slachtoffers verloren gegaan voor eventuele nabestaanden.” Of dat een troost is? Daarop is het antwoord kort. “Er is geen troost.”

Eva Fastag.Beeld Pieter Serrien / Eva Fastag

Verzet en liefde

Maar Eva was geen willoos schaap achter haar typemachine. Vanaf de lente van '43 ging ze actief mee in het verzet intra muros. Zij verscheurde en verbrandde zoveel mogelijk documenten in de kachel die bewezen dat mensen Joods of half-Joods waren. Ze vervalste massaal transportlijsten, zodat de weerstanders samenzaten om te proberen de treinen te saboteren. Als ze zou betrapt worden, betekende dat haar eigen deportatie, of haar dood. “Ik begreep de risico's. Maar ik was een bewuste Joodse, ik vond dat ik het moest doen.” 

Ze werkte samen met onder anderen gevangene Arnold Dobruzskes, die elektricien was in Dossin. Ook hij was alleen van transport gered omdat hij een ijdele kampoverste - die midden in de nacht in een colère was geschoten omdat zijn föhn niet werkte - had kunnen sussen door het ding terstond te repareren. Eva werd verliefd op hem. 

Eva: “Arnold en enkele andere werkmannen verstopten gesmokkeld gereedschap onder het stro in de wagons, opdat de gedeporteerden er gaten mee zouden kunnen maken in de vloeren en ontsnappen. Sommigen werden bij zulke pogingen ter plaatse doodgeschoten of teruggebracht, anderen ontkwamen toch. Ik was een gevangene zoals alle anderen, ik hoefde geen medaille. (Eva werd later geëerd als verzetsheld, red.) Maar dat ik sommigen hielp overleven, daar ben ik misschien toch een beetje fier op.”

Niet nuttig

Na de oorlog is ze getrouwd met Arnold. “Hij begreep mij, we hadden hetzelfde meegemaakt.” Ze zijn samen naar Straatsburg verhuisd, waar haar zus woonde. “Ik heb met Sarah vaak gesproken over het lot van onze familie en wat ik wel en niet had kunnen doen.” Arnold is intussen overleden. “In Israël ben ik nu dicht bij mijn dochter en klein- en achterkleinkinderen, van wie ik niet weet of ze mijn verhaal kennen. Ik veronderstel dat hun moeder het hen heeft verteld. En dat ze op school de Joodse geschiedenis onderwezen krijgen.”

Of ze nog gelukkig kan zijn? De vraag is lastig om te stellen, en half misplaatst ook aan een vrouw die toch nog zo vief klinkt. Het antwoord is nog lastiger. “Ik ben niet meer nuttig. Ik ben oud. Ik heb aan zelfmoord gedacht. Maar zolang ik geen hulp nodig heb bij het eten, wassen en kleden, is het voor mij oké, en mijn nageslacht maakt me gelukkig.”

'De laatste getuige: Eva Fastag' van historicus Pieter Serrien is uitgegeven bij Horizon.

'Kinderen van de Holocaust': dinsdag op Canvas en integraal via VRT NU.