Direct naar artikelinhoud
Filmnieuws

Franse filmlegende Michel Piccoli (94) overleden

Michel Piccoli.Beeld Photo News

Voor Michel Piccoli, filmlegende en theaterdier, was acteren simpel. Hij hield niet van pretenties; je moest vooral plezier hebben in je werk. De Franse acteur had er meer plezier in dan de meesten. Hij speelde in meer dan 200 films, van klassiekers als La grande bouffe (1973), Belle de jour (1964) en Le mépris (1963) tot cultfilms als Themroc (1973) en Dillinger est mort (1969). Piccolo is dinsdag 12 mei op 94-jarige leeftijd overleden aan de gevolgen van een beroerte, zo maakte zijn familie vandaag bekend.

Piccoli, in 1925 geboren in Parijs als kind van twee muzikanten, besloot na de Tweede Wereldoorlog dat hij acteur wilde worden. Aanvankelijk alleen bij het theater, want film zei hem weinig: als kind ging hij nauwelijks naar de bioscoop. Als theateracteur was hij al snel succesvol. Zijn filmcarrière begon met sporadisch een kleine rol. Bij het grote publiek brak hij door dankzij Jean-Luc Godards Le mépris, waarin hij de hoofdrol speelt tegenover Brigitte Bardot. Piccoli werkte samen met vele grote cineasten, onder wie Jean-Pierre Melville, Claude Chabrol, Jacques Rivette , Louis Malle, Alfred Hitchcock en Ettore Scola.

Wanneer hij over zijn keuzen sprak, zei Piccoli dat hij bij het kiezen van rollen nauwelijks lette op de kwaliteit van het scenario. Belangrijker vond hij het dat er een klik was met de regisseur. “Beter dan het scenario te lezen, is het de regisseur diep in de ogen te kijken.” Zo speelde hij in zes films van Luis Buñuel, met wie hij goed bevriend was. Even goede relaties bouwde hij op met Marco Ferreri (acht films), Claude Sautet (vijf films) en de Portugese filmmaker Manoel de Oliveira (vijf films).

Tot de hoogtepunten van zijn rijke oeuvre behoren zonder twijfel Sautets drama Les choses de la vie (1970), waarin Piccoli als besluiteloze architect te zien is naast Romy Schneider, en Buñuels boekverfilming Journal d’une femme de chambre (1964), waarin hij een perverse rijke heer speelde. Een prachtige, onvergetelijke rol speelde Piccoli in De Oliveira’s ontroerende drama Je rentre à la maison (2001), als oudere acteur die het plotselinge verlies van zijn vrouw en dochter moet verwerken. Als tachtiger maakte hij indruk als onwillige paus in Nanni Moretti’s Habemus Papam (2011).

Michel Piccoli op het filmfestival van Cannes in 2014.Beeld Photo News

Plooibaar acteur

Piccoli regisseerde twee films, Alors voilà (1997) en La plage noire (2001). Naast zijn filmwerk bleef hij ook in het theater optreden. In 2001 ontving hij de Europese Theaterprijs voor zijn gehele oeuvre als acteur. Grote filmprijzen won hij ook, zoals de prijs voor de beste acteur in Cannes voor zijn rol in Marco Bellocchio’s Salto nel vuoto (1980) en de Zilveren Beer in Berlijn voor Une étrange affaire (1981).

Piccoli was een plooibaar acteur. Hij kon alles spelen, van agent tot moordenaar, van kunstenaar tot burgerman en van paus tot politicus. Voor sommige filmkijkers zal hij altijd de man blijven die in Ferreri’s schandaalfilm La grande bouffe sterft aan explosieve winderigheid, anderen zien hem nog steeds als de zwoegende schilder in La belle noiseuse (1991), Jacques Rivettes vier uur durende zoektocht naar de kern van het scheppingsproces.

Nooit maakte hij zichzelf groter dan de rol die hij speelde. Van veel acteurs kom je iets te weten door naar hun films te kijken, maar Piccoli toonde vooral zijn vakmanschap. Hij liet zich beter kennen door de interviews die hij gaf, daaruit kwam hij naar voren als bescheiden en welbespraakt. Hij is driemaal getrouwd geweest, waarvan elf jaar met de zangeres Juliette Gréco. Sinds 1980 was hij samen met de scenarist Ludivine Clerc, met wie hij twee kinderen kreeg.

De laatste zes jaar bleef het stil rondom Piccoli. In 2015 verschenen zijn memoires, J’ai vécu dans mes rêves, geschreven in de vorm van een briefwisseling met Gilles Jacob, oud-directeur van het filmfestival van Cannes. Het onthulde de reden van Piccoli’s afwezigheid: hij had problemen met zijn geheugen. Het afscheid van zijn werk viel hem zwaar, schreef hij: “Het is moeilijk te accepteren dat het afgelopen is. Ik ben als een pen zonder inkt. Ik weet niet goed hoe ik met de leegte moet omgaan.”