Direct naar artikelinhoud
Onderwijs

De ‘vergeten’ groep: kinderen met een gezinslid dat tot een risicogroep behoort

Mama Jill Haezebrouck en haar drie dochters. Jasmine (l.) zit in het zesde leerjaar maar gaat niet naar school omdat ze haar oudste zus Kayleigh (m.) niet wil besmetten. Kaytlin (r.) zit in het eerste middelbaar en moet sowieso nog even thuisblijven.Beeld Tim Dirven

Wat als je weer naar school mag maar een broer, zus of ouder hebt die tot een risicogroep behoort? Naar schatting enkele duizenden kinderen blijven om die reden thuis van school. En dat zal wellicht in september nog zo zijn. ‘We mogen deze vergeten groep niet uit het oog verliezen.’

Bij Jill Haezebrouck in Nederename, deelgemeente van Oudenaarde, weten ze wat het is om voorzichtig te zijn voor besmettingen. De oudste dochter Kayleigh (17) heeft mucoviscidose of ‘cystic fibrosis’, een ziekte waarbij taai slijm de ademhaling en de spijsvertering blokkeert. Al jaren moeten schakelaars, deurklinken en het computerklavier vaak ontsmet worden om infecties te voorkomen. Kayleigh, die nochtans in het zesde middelbaar zit, gaat voorlopig niet naar school. Het meisje heeft daarvoor een attest van haar behandelende artsen van het UZ Gent.

Maar ook haar zusje Jasmine, in het zesde leerjaar, blijft voorlopig thuis. Uit angst om haar grote zus te besmetten, zegt Haezebrouck. “Ook al is het risico dat kinderen anderen kunnen besmetten blijkbaar klein, toch is het voor ons nog altijd te groot. Ik wil niet het risico lopen dat ik Kayleigh kwijtraak.” Jasmine blijft dus thuis en vindt dat volgens haar mama best oké. Want ze weet goed waarom het moet. Ook de school van Jasmine werkt goed mee, vertelt de mama. Jasmines klasgenootjes krijgen op dinsdag en donderdag een halve dag les op school. Die dagen mag Jasmine zo’n twintig minuten nadat alle kinderen vertrokken zijn en de school ontsmet is, langsgaan bij haar juf. Om vragen te stellen, bijkomende uitleg te krijgen en ook toetsen af te leggen zodat de juf zeker is dat Jasmine niet achterop geraakt op de rest.

Bednet

Maar niet elk kind met een risicopatiënt als gezinslid kan op evenveel begrip van de school rekenen. “Wij kregen al signalen dat sommige ouders problemen ondervinden”, zegt Vlaams parlementslid Elisabeth Meuleman, onderwijsexpert bij Groen. “Een andere mama met een kind met muco kreeg van de school van het broertje te horen dat er niets voorzien kan worden en dat het broertje best gewoon naar school komt.”

Scholen moeten volgens haar dan ook dringend ondersteuning krijgen om net die groep blijvend op te vangen. Meuleman: “Voor kinderen die zelf chronisch ziek zijn en een attest hebben, is er al heel wat. Zoals Bednet of  het systeem van tijdelijk onderwijs aan huis (TOAH). Maar voor broertjes of zusjes van die kinderen, die nu ook niet naar school kunnen, is er momenteel niet veel.”

De kans is bovendien klein dat daar in september al verandering in zal komen, en ook dan waart het virus hier naar alle waarschijnlijkheid nog steeds rond. Binnen het onderwijsveld wordt nu al stevig rekening gehouden met het feit dat het op 1 september niet gewoon weer business as usual wordt. 

Al is dat volgens Stefan Grielens, directeur van het netwerk van vrije Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB’s), geen reden om nu al te panikeren. “De afspraak met alle spelers is heel duidelijk: als een kind niet naar school komt, dan gaan we het gesprek aan met de ouders. Is het uit angst om een gezinslid te besmetten, dan raden we aan om de behandelende arts te raadplegen. Als die oordeelt dat het kind beter thuisblijft, dan gaan we uiteraard niemand dwingen om toch naar school te gaan.”

En dus moet er volgens Meuleman dringend een systeem uitgewerkt worden om net die kinderen van onderwijs te voorzien, zonder de leerkrachten extra te belasten.  Volgens haar research spreken we over één à twee kinderen per school. Op een totaal van bijna vierduizend scholen in Vlaanderen gaat het toch om naar schatting enkele duizenden kinderen. De Groen-politica denkt daarbij aan een uitbreiding van de bestaande systemen van Bednet of TOAH, of het werken met ondersteunende onderwijsteams.

Onder de radar

Bij Bednet wachten ze inderdaad op een initiatief van het departement Onderwijs, zegt Els Janssens, directeur van Bednet. “Er is hier inderdaad vraag naar. Voorlopig werken wij enkel met onze doelgroep, kinderen die zelf ziek zijn en een medisch attest hebben. Dat zijn er nu al meer dan vijfhonderd. Meer kunnen we op dit moment niet aan.  Maar we moeten zeker oog blijven hebben voor de broertjes en zusjes van. Zodat ze niet onder de radar verdwijnen.”

Op het kabinet van minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) zijn ze stellig: er wordt niet gekozen om een of andere vorm van afstandsonderwijs te voorzien voor deze groep. “Want dan zeg je eigenlijk tegen die kinderen dat ze inderdaad moeten thuisblijven”, klinkt het. “Dat strookt niet met het oordeel van de virologen van de GEES (de groep van experts die de exitstrategie uitwerkt, red) en is ook niet het beste voor de kinderen. Want het beste onderwijs krijgen ook zij nog altijd van hun leerkracht in hun vertrouwde klas.”

Erika Vlieghe die de GEES leidt, bevestigt dat. Ze verwijst naar een richtlijn van de kinderartsen die stelt dat er altijd twee belangen moeten afgewogen worden: dat van het zieke familielid en dat van het kind dat naar school kan. 

“In het algemeen gaat het leerbelang van het kind voor”, zegt professor Vlieghe. “De algemene regel is dat er zoveel mogelijk kinderen naar school kunnen. De kinderartsen raden wel aan dat een broertje of zusje van een ziek kind de social-distancingregels zoveel mogelijk toepast thuis.” 

Professor Vlieghe benadrukt dat er in individuele cases vooral moet worden afgegaan op het oordeel van de behandelende artsen. “En als dat betekent thuisblijven, dan wordt er voor dat kind best thuisonderwijs voorzien. Maar dat moet de uitzondering zijn, niet de regel.”