Direct naar artikelinhoud
AnalyseBart De Wever

Zijn de gouden jaren van Bart De Wever voorbij?

'Bart De Wever staat op een kruispunt. Het staatsmanschap wenkt, maar de vergetelheid evenzeer. Het is een dubbeltje op z’n kant', stelt Joël De Ceulaer.Beeld Tim Coppens

Een jaar na de federale verkiezingen bevindt Bart De Wever zich voor het eerst in zijn politieke leven in het ­defensief. Redacteur Joël De Ceulaer, die volgende week een boek publiceert over ’s mans impact en betekenis, ­analyseert hoe het zover kon komen.

Het zijn bange tijden voor de wereldbevolking in het algemeen en voor Bart De Wever in het bijzonder. De komende maanden wordt zijn politieke lot bezegeld. Zal N-VA straks federaal mee besturen of belandt ze met Vlaams Belang in de oppositie? Dat laatste zou een nachtmerrie worden voor De Wever en de zijnen – het voorlopige einde van wat tot dusver een soms indrukwekkend parcours was. Het is de laatste tijd vaker gezegd: er is voor de achterban van De Wever maar één ding erger dan regeren met de PS, en dat is op de protestbanken zitten naast Tom Van Grieken en Dries Van Langenhove.

Wat vandaag in de Wetstraat overheerst, is gespin. Elke dag probeert een andere partij de situatie in haar voordeel te framen. Wie daaruit nu al conclusies trekt, loopt te snel van stapel. Alles is nog mogelijk. Paars-geel, met N-VA en PS die samen de economische fall-out van de coronacrisis aanpakken? Zou nog kunnen. Paars-groen met CD&V erbij, de Vivaldi-coalitie? Is nog mogelijk. Nieuwe verkiezingen in september? Sluit het nog niet uit. Nog wat verder strompelen met de huidige minderheidsregering? Die kans is klein, maar niet onbestaande. Er is maar één conclusie die nu al gerechtvaardigd is: Bart De Wever zit, voor het eerst in zijn carrière, in het defensief. Was hij vroeger vaak heer en meester van het spel, dan is hij nu afhankelijk van de concurrentie. Hij kan het niet hard spelen, zoals hij dat gewoon is. Hij moet hopen dat men hem erbij neemt.

Ik heb mij de voorbije maanden grondig verdiept in het parcours dat De Wever aflegde sinds hij zijn doctoraat aan de KU Leuven in 2001 onafgewerkt liet liggen omdat de zieltogende Volksunie, die verrees als N-VA, hem nodig had. In mijn nieuwe boek De tragiek van de macht, dat vanaf volgende week in de winkel ligt, licht ik toe welke impact De Wever heeft gehad op het politieke, culturele en ideologische debat in Vlaanderen. Ik vertel hoe hij de democratie wakker schudde, afrekende met de erfenis van mei ’68 en probeerde om het Vlaams-nationalisme te redden uit de klauwen van het extremisme. Tegelijk betoog ik dat hij onderweg behoorlijk wat principes en beloftes uit het venster heeft gegooid, zoals bijna elke homo politicus van betekenis dat vroeg of laat moet doen.

Met Yves Leterme (CD&V), toen nog kartelpartner. 'De Wever stak boven de concurrentie uit. Hij was, sinds Guy Verhofstadt, de eerste politicus die een ideologie in de markt zette.'Beeld BELGA

Mijn terugblik op de eerste fase van een politieke carrière – die, zoals de ondertitel van het boek zegt, de vorm heeft van een Brief aan Bart De Wever – is geen schotschrift of afrekening. Bij de beoordeling van De Wever horen uiteraard argumenten à charge en à décharge. Maar de balans staat nú wel in het rood. De Wever is nog niet boven zichzelf uitgestegen, en zijn centrale missie – Vlaams Belang decimeren – is na een aanvankelijk succes alsnog mislukt. Hij heeft die partij opnieuw wakker gekust.

Dat N-VA in de touwen hangt, bleek woensdag uit De Stemming, een onderzoek van de Universiteit Antwerpen in opdracht van de VRT en De Standaard. De N-VA liep tijdens de coronacrisis sterk in de kijker, maar maakte van alle partijen de slechtste indruk op de Vlaamse kiezer. Zoiets moet bij de N-VA-achterban inslaan als een bom.

De reden voor deze inzinking schuilt volgens mij in de leiderschapsstijl van Bart De Wever. In min of meer normale omstandigheden is de man vrijwel onverslaanbaar. Hij is een stuk intelligenter en retorisch begaafder dan de modale politicus. Maar op momenten van crisis schiet hij tekort en verliest hij zijn toverkracht. Dat is al twee keer gebeurd, kort na elkaar. Een eerste keer met de Marrakesh-crisis, een tweede keer met deze coronacrisis. Als De Wever het beter had gespeeld, had hij een toppositie kunnen bekleden in een regering van nationale eenheid en tonen dat hij kordaat kan besturen. Maar het liep anders. Tijdens de grootste crisis die België heeft beleefd sinds de Tweede Wereldoorlog, stond hij op de pechstrook en begon zijn communicatie te zwalpen.

Als hij op televisie aan het woord is, lijkt hij nog altijd zelfverzekerd. Maar volgens mij schuilt achter die façade vandaag vertwijfeling. De Wever overleeft op retoriek, zoals een renner die geen fut meer heeft in de benen, toch nog doorbijt op karakter.

Hoe is het zover gekomen? Sta me toe dat ik u even mee terugneem in de tijd.

1. De spookrijder met een ideologie

Het blijft een leuke anekdote. De eerste keer dat Bart De Wever werd blootgesteld aan het brede publiek, in volle primetime, was op donderdag 24 april 2003, in Bracke & Crabbé, een show in de aanloop naar de federale verkiezingen van mei 2003. De Wever zat tussen Inge Vervotte van CD&V en Saïd El Khadraoui van sp.a, en viel nogal uit de toon. Hij zat niet strak in het pak, maar was sjofel gekleed. En nog meer dan zijn fysieke voorkomen stond het debat dat zich daar ontspon, tussen hem en de interviewers, haaks op de tijdsgeest. Toen Bracke hem vroeg wat hij vond van Bekende Vlamingen op politieke lijsten (jazeker, dat vroeg Bracke!), antwoordde De Wever: “Mensen die op televisie met een dweil in hun mond en Tanja Dexters op hun rug over de vloer kruipen, kunnen we bij N-VA missen als kiespijn.”

Waarop Bracke, verbouwereerd, vroeg: “Over wie hebt u het nu?”

Waarop De Wever: ‘Ik wil zijn naam niet noemen, maar in het Frans klinkt het als achterwerk.”

De wenkbrauwen van Bracke fronsten op volle toeren: “Euh, cul, Q... U bedoelt Vincent Van Quickenborne! Waar hebt u dat gezien?”

“In Mediamadammen op VT4”, antwoordde De Wever.

Waarop Ben Crabbé ook een witz lanceerde: “Daar kijken wij niet naar. Maar ik begrijp het: de N-VA is een kleine partij, dus jullie kijken naar kleine zenders.”

Het genadeschot van De Wever raakte Crabbé pal tussen de ogen: “Ik moet zeggen: als ik moet kiezen tussen Doe de stemtest en Temptation Island, dan is de keuze snel gemaakt.”

Baf. Die zat. Een politicus die zich de flauwekul van het infotainment niet lijdzaam liet welgevallen, maar er met de voeten vooruit tegen inging. Wat! Een! Verademing! Velen zullen gedacht hebben: de man is ongeschikt voor de politiek, hij is veel te cassant, niet beminnelijk en niet glad genoeg, hij spreekt zelfs de interviewers tegen en dat mag je niet doen. Maar mijn journalistieke hart maakte een vreugdesprongetje.

Met Filip Dewinter, wiens partij hij even decimeerde. '­In normale omstandigheden is De Wever bijna onverslaanbaar, maar op momenten van crisis verliest hij zijn toverkracht.’Beeld Photo News

Toen De Wever wat later, in augustus 2003, een essay schreef over zijn favoriete denker Edmund Burke, de aartsvader van het conservatisme, deed hij het weer: tegen de stroom in koersen. Een citaat: “Geen politicus in Vlaanderen die zich conservatief noemt. Een hardnekkige karakterstoornis, die me in de ogen van velen allicht tot een arrogant en irritant kereltje maakt, geeft me alleen daarom al zin om het predikaat conservatief enthousiast te aanvaarden als geuzennaam. Al was het maar als loutere provocatie van het politiek correct denkende establishment waaraan ik een hekel heb.”

Met dat essay bewees De Wever opnieuw dat hij boven de concurrentie uitstak. Hij was, sinds Guy Verhofstadt met zijn burgermanifesten, de eerste politicus die een ideologie in de markt zette. Weerwerk had hij niet. Andere politici stonden erbij en keken ernaar.

Zo heeft De Wever de sfeer in Vlaanderen mee doen kantelen en de gevestigde ideeën over mens en maatschappij die hij begin deze eeuw aantrof, een stevige draai proberen te geven. De elitaire consensus, zoals dat heet, ligt op sommige punten in een andere plooi. Geesten zijn gemasseerd, harten zijn veroverd. Een halve eeuw na mei ’68 heeft De Wever de erfenis van die revolte gedeeltelijk naar de vuilnisbelt van de geschiedenis verwezen. Wij leven in rechtsere tijden. Een voorbeeld? Velen zijn slachtoffermoe. Wie werkloos is, had maar flinker moeten solliciteren. Wie arm is, moet maar een baan zoeken. Wie denkt dat hij gediscrimineerd wordt, moet maar wat steviger uit zijn pijp komen. En wat de vluchtelingen betreft: dat zijn geen slachtoffers meer die wij moeten opvangen, maar een potentiële bron van overlast die we op afstand willen houden.

Het interessante is dat de coronacrisis nu opnieuw voor een politieke shift kan zorgen: de overheid moet schulden maken, er zal meer geld naar publieke sectoren moeten, de gezondheidszorg en ouderenzorg moeten beter. Het mag duidelijk zijn dat de eerste fase van de loopbaan van De Wever achter de rug is. De vraag is of hij zich kan aanpassen.

2. De drakendoder met killersinstinct

Veel zelfvertrouwen had De Wever aanvankelijk niet. Zelfs in 2006, toen N-VA dankzij het kartel met CD&V de grootste fractie vormde in het Vlaams Parlement, achtte hij zich nog ongeschikt voor de politieke arena. “De strijd met de designpolitici ga ik niet aan, want dan ben ik bij voorbaat kansloos verloren”, zei hij in Knack. “Ik heb niet het uiterlijk, noch de présence om in dat circus mee te spelen. Eigenlijk zouden figuren zoals ik achter de schermen moeten werken, om teksten te schrijven voor de gladiatoren. Niet om zelf de arena te betreden.” Achteraf bekeken een verbijsterende uitspraak. De Wever groeide snel uit tot de meest gevreesde gladiator in de politieke arena.

Toen hij die arena betrad, was het politieke debat – door de knusse paarse consensus van liberalen en socialisten – een tikje ingedommeld. De algemene teneur was die van het centrum en de gematigdheid. De kiezers die afgemat waren door de paarse fletsheid en de christendemocratie geen alternatief vonden, vlogen als gebraden kippen binnen bij Vlaams Blok. De Wever begreep dat politiek niet leeft van consensus, maar van conflict en verdeeldheid. Dat een politicus dingen moet zeggen waar andere politici het mee oneens kunnen zijn. “Het bier dat het beste verkoopt, is Heineken”, zei hij ooit. “Smaakt naar niks, maar roept dus ook geen weerstand op. Je hebt politici die daar volledig aan voldoen. Ik drink liever een Duvel. Ik weet dat negentig procent van de mensen dat te bitter vindt, maar wie het graag drinkt, drinkt het héél graag. Laat mij maar een Duvel zijn.”

Wat velen in De Wever aantrok, was wat ze zo lang hadden gemist: een politicus die niet naar een debat trok om op vriendelijke wijze wat argumenten uit te wisselen, maar die elk debat wilde winnen, zonder zichzelf in allerlei bochten te moeten wringen.

Met Theo Francken, die de partij naar rechts duwde.Beeld BELGA

Wat De Wever typeert, is dat killersinstinct. Het vermogen om de tegenstander koudweg af te maken. Tegelijk, en dat is best tragisch, is hij erg lichtgeraakt. Hij is genadeloos voor anderen, maar overdreven gevoelig als anderen het eens op hem gemunt hebben. Met mijn favoriete boutade: hij heeft de scherpste tong én de langste tenen. Zo won hij lang elk debat. Hij ging voluit en de tegenstander hield zich in. Ook journalisten zijn daar het slachtoffer van geworden. Sommigen gingen op de rem staan met hun kritiek, uit angst dat De Wever hen zou wegzetten als bashers.

Daar staat tegenover dat hij het democratische debat in Vlaanderen heeft wakker geschud. En zo van N-VA, mede dankzij het kartel met CD&V dat eind 2008 sneuvelde, de grootste partij van Vlaanderen heeft gemaakt. Veel christendemocratische kiezers bleven na de dood van het kartel hangen bij N-VA, de liberalen zagen in N-VA wat Open Vld allang niet meer was, en de Vlaams Belangkiezers die murw waren omdat ze jarenlang een steriele stem hadden uitgebracht, stapten over naar de club van De Wever – die zo de uiterst rechtse draak versloeg die Vlaanderen sinds Zwarte Zondag van 1991 in de ban hield.

3. De gijzelnemer van de nv België

Erg strak is de N-VA-communicatie vandaag niet, maar tot voor kort hamerde De Wever nog op de klassieker die hij tien jaar geleden al gebruikte: frontvorming. Als de cruciale Vlaamse partijen ‘aan één zeel trekken’, zoals De Wever dat noemt, dan kunnen ze de Franstaligen voor het blok zetten, en is een federale regering zonder meerderheid aan Vlaamse kant onmogelijk. Gewoon het been stijf houden: dat volstaat.

Die strategie werpt ons precies tien jaar terug in de tijd.

Na de historische overwinning van N-VA bij de federale verkiezingen op 13 juni 2010, zei De Wever tijdens het laatste debat op de openbare omroep ook dat de Vlaamse partijen ‘aan één zeel’ moesten trekken. Dat was op dat moment buitengewoon slim, want zo nam De Wever alvast een voorschot op de mislukking: als hij er niet in zou slagen om een regering te vormen met de PS – wat toen ook de opdracht was – dan kon hij de andere Vlaamse partijen daarvan de schuld geven. Dan hadden ze maar aan één zeel moeten trekken, nietwaar?

Politieke waarnemers of commentatoren die geloven in de strategie van het Ene Zeel, kunnen best even terugdenken aan wat die ons destijds heeft opgeleverd: 541 dagen doffe ellende. De andere Vlaamse partijen hadden zich door N-VA laten gijzelen. En dat bleek nergens voor nodig: de regering onder leiding van Elio Di Rupo – met PS, zonder N-VA en met een minderheid aan Vlaamse kant – werd bij de stembusgang van 2014 beloond door de Vlaamse kiezer. Het is al vaak geschreven, maar dat is ook nodig, want het geheugen in de Wetstraat is blijkbaar kort: de regering-Di Rupo werd beloond, de regering Michel (zonder PS, met N-VA, met Vlaamse meerderheid) werd afgestraft. Wat niet betekent dat N-VA niet mag regeren, wel dat de andere Vlaamse partijen hun eigen koers mogen varen en ruggengraat moeten tonen, zodat we de komende maanden niet in dezelfde doffe ellende terechtkomen als in 2010.

De campagne tegen het Marrakesh-pact: een dieptepunt.Beeld rv

Niets is zeker, en de politieke spinners maken tegenwoordig overuren, maar het lijkt er nu toch op dat zowel CD&V als Open Vld – zelfs nu Egbert Lachaert voorzitter is – zich niet meer weerloos vastklinken aan de N-VA. Dat is, in het licht van de farce van tien jaar geleden, voortschrijdend inzicht. En het zet De Wever in een onzekere, defensieve positie. Hij weet dat mensen snel een slagkrachtige regering willen, hij weet dat een federale regering zonder zijn partij beloond kan worden in de stembus, en dus moet hij zeer behoedzaam manoeuvreren. In 2010 kon het nog zonder compromissen – in 2012 zou hij moeiteloos Antwerpen veroveren, in 2014 werd hij de baas in Vlaanderen en daarna zelfs België, zonder staatshervorming maar wel als schaduwpremier. Dat was de fase van de almacht. Maar de gouden jaren liggen achter hem. Aan zijn periode van electorale onfeilbaarheid is eind 2018 bruusk een einde gekomen.

4. De bloedfout met Theo Francken

Goede beslissingen nemen is belangrijk. Verkeerde beslissingen vermijden is minstens even cruciaal. De beslissing van N-VA om naar aanleiding van het Marrakesh-pact van de Verenigde Naties uit de regering te stappen, was zo’n misser. Een bloedfout.

Het leek een mooi plan. Met staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken had De Wever een goudhaantje in huis – de populairste politicus van Vlaanderen, die zich op sociale media zowat alles kan permitteren. Francken vertegenwoordigt de uiterste rechterflank van de N-VA – een flank waar naar schatting twintig tot dertig procent van de mandatarissen zich bevinden. De meerderheid zit daar dus niet. Ook De Wever niet. De voorzitter begon zijn loopbaan in elk geval als een oprechte, inclusieve nationalist, zoals Geert Bourgeois, die het wereldbeeld van Vlaams Belang verwerpt.

Toen het VN-migratiepact op de radar verscheen, ging radicaal-rechts overal in Europa vol op het orgel. Bij ons uiteraard ook Vlaams Belang. Onder druk van de Francken-flank sloot N-VA zich bij dat verzet aan. Voor het eerst in de geschiedenis van de partij liep ze uit electorale behaagzucht de kiezer achterna. Begrijpelijk, omdat N-VA eind 2018 bij de gemeenteraadsverkiezingen terrein had moeten prijsgeven aan Vlaams Belang, maar wel – zo weten we ondertussen – de compleet verkeerde inschatting.

Tijdens de coronacrisis haperde de communicatie.Beeld Photo News

De Wever had zich op twee punten misrekend. Hij had gehoopt op snelle verkiezingen, maar de regering ging gewoon door. Die verkiezingen waren sowieso al gepland voor mei 2019. De tweede misrekening van De Wever is voor een historicus onvergeeflijk. Hij had gehoopt dat de kiezer de dapperheid van N-VA zou belonen, maar de geschiedenis leert dat zoiets bij zo’n regeringscrisis nooit gebeurt. Door uit de regering-Michel te stappen, werd N-VA gepercipieerd als de partij die de regering had laten vallen. En dat wordt altijd afgestraft. We weten zelfs perfect waar de kiezer altijd heen vlucht bij zulke incidenten: naar de partij die ‘eigenaar’ is van het thema dat de regering ten val bracht. In dit geval: Vlaams Belang. De vorige keer dat een partij zo’n flater had geslagen, was toen de liberale Alexander De Croo in april 2010 de regering-Leterme II liet vallen over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. Toen behaalde N-VA een monsterscore. Het communautaire thema was immers haar ‘eigendom’. De N-VA had issue ownership, zoals dat heet. Toen toch. In 2019 was Vlaams Belang eigenaar van het verkiezingsthema.

Tussen haakjes: de campagne over het Marrakesh-pact die de communicatie-afdeling van N-VA lanceerde, zogezegd per abuis, was een opeenstapeling van leugens. Van de zes beweringen die de wereld werden ingestuurd, waren er vijf onwaar. Filip Dewinter liet weten dat de campagne evengoed uit zijn koker had kunnen komen. Hij had gelijk.

5. Het dilemma van de nationalist

We weten dat het in maart bijna zover was: De Wever had met PS-voorzitter Paul Magnette een coronabestendige elleboogshake gedaan op de vorming van een federale regering met een meerderheid aan beide kanten van de taalgrens. Die regering, die de economie in het post-coronatijdperk moest managen, is er niet gekomen. Volgens de meeste bronnen – zeker in Vlaanderen – omdat Magnette zijn woord heeft gebroken. En bij gebrek aan animo bij de MR van Georges-Louis Bouchez, wiens partij momenteel in de mandaten zwemt, zowel in België als in de Europese Unie.

5. Het dilemma van de nationalist
Beeld Eric de Mildt

Magnette zou op het laatste moment zijn teruggekrabbeld omdat De Wever openlijk had gesolliciteerd naar het premierschap, omdat Franstaligen vreesden dat Theo Francken vicepremier zou worden en omdat De Wever de tijdelijke samenwerking met de PS – die een jaar of zo had moeten duren – volgens sommigen had willen gebruiken om een staatshervorming voor te bereiden. Er werd gevreesd voor een te gulzige N-VA.

Woordbreuk is geen fraai schouwspel in de politiek, maar de afwijzing door de MR was niet geheel onverklaarbaar. Dat de Franstalige liberalen De Wever die regering van nationale eenheid niet gunden, was de boemerang van de Marrakesh-crisis.

Nu staat De Wever op een kruispunt. Het staatsmanschap wenkt, maar de vergetelheid evenzeer. Het is een dubbeltje op z’n kant. Als hij politiek wil overleven, volgt hier een vrijblijvend advies. Over Vlaams Belang zegt de N-VA-voorzitter altijd dat de deur bij hen langs de binnenkant op slot zit, en dat die partij dus zélf een inspanning moest doen om zich aanvaardbaar te maken voor eventuele coalitiepartners. Dat is juist. Theo Francken heeft ooit zelfs een suggestie gedaan, in De afspraak op vrijdag op Canvas: als de echt extreme figuren zoals Filip Dewinter uit de partij zouden worden gezet, dan zou Vlaams Belang daarmee de deur van het slot kunnen halen.

Wat in Vlaanderen geldt voor Vlaams Belang, geldt in België voor N-VA. Niemand houdt De Wever tegen om een regering te vormen met PS en MR, maar misschien zit de deur bij hem ook op slot aan de binnenkant. Zoals Francken liever niet met Dewinter bestuurt, zo besturen de Franstaligen misschien liever niet met Francken als vicepremier. Het premierschap van tevoren opeisen én alvast een staatshervorming willen overpeinzen, is ook niet echt het verleidelijkste idee voor de Franstaligen.

Verkiezingen winnen is lang haast vanzelf gegaan. Nu dat niet meer voor de hand ligt, moet De Wever vooral vertrouwen winnen aan gene zijde van de taalgrens. Dat is veel moeilijker en het zet hem, zoals gezegd, in een defensieve positie.

Het worden nog spannende maanden.

5. Het dilemma van de nationalist
Beeld rv

Joël De Ceulaer – De tragiek van de macht. Brief aan Bart De Wever, uitgeverij Lannoo, 192 p., 19,99 euro. Volgende week verkrijgbaar.