Direct naar artikelinhoud
Interview

Pierre Van Damme en zijn vrouw: ‘Samen verzorgden wij de eerste aidspatiënten. Toen was het ‘draag een condoom’, nu ‘draag een masker’’

Pierre Van Damme (60) en zijn vrouw Myrjam (ook 60) zijn perfect op elkaar ingespeeld. Thuis, met de nodige grapjes, maar ook professioneel: "Dankzij Myrjam en haar patiënten weet ik perfect wat de top drie van vragen is die mensen zich stellen."Beeld Joel Hoylaerts/Photo News

Zij noemt hem ‘de professor’ - of ‘professor Barabas’ als ze in een vrolijke luim is. Hij fêteert haar als de liefde van zijn leven voor wie hij ‘best veel moeite heeft moeten doen, geef toe’. Ze waren samen huisarts, tot hij per se epidemioloog wilde worden. Vandaag is Pierre Van Damme (Universiteit Antwerpen) hoofd van het nu al wereldvermaarde Vaccinopolis, dat straks hopelijk ook hét vaccin zal testen op zijn werkzaamheid. Myrjam Cramm is zijn geheime wapen.

Hemelvaartsdag. De professor loopt eerst nog wat kilometers over het gazon, telefoon aan zijn oor voor een pittig werkgesprek. Cramm voorspelt: “Het zal nog wel even duren.” Het vertier vandaag is voor het echtpaar eens de tijd nemen voor een langdurend interview. Niet de dagelijkse toelichting in de pers. Of toch maar eventjes, kort na elf uur met de nieuwe dagcijfers. “Neen, dat lichte moederdageffect is niet verontrustend.”

Het gesprek verloopt in hun tuin in Kontich. Dat mag. Openlucht is goed.

Het is hier een rustige lockdown. Al wordt er soms danig aan vaders mouw getrokken. Dochter Eline (22) studeert voor haar examen klassieke gitaar aan het conservatorium. Zoon Tom (24) woont even terug thuis, technisch werkloos, want is organisator van events en avontuurlijke reizen. Zoon Bruno (27) werkt in de horeca. Ook zonder job, dus. Zijn vriendin zag haar optredens als jazzzangeres wegvallen. Allemaal stevig getroffen sectoren. “Ik kan hen ook niet meer zeggen dan wat ik al weet.”

U bent nog steeds huisarts, mevrouw. Bent u de beste tipgever van uw man?

Van Damme: “Ik weet perfect, via Myrjam, wat we in de top drie van te verklaren vragen moeten zetten.”

Cramm: “Ik informeer Pierre vanuit de praktijk over waar patiënten mee zitten. En dat hij ook niet mag verwachten dat elke gezondheidswerker is aangepast aan de nu permanent wijzigende exitregels waarover hij in de media communiceert. Wij zijn altijd patiënten blijven zien. Maar het contact is niet hetzelfde als je een half uur moet uittrekken voor een visite én de ontsmetting achteraf. En je belt en mailt veel, maar ik moet kunnen voelen, horen, zien hoe een patiënt het kabinet binnenwandelt, fit of met hangende schouders, hoe vlot die zich uitkleedt. Daar lees je al veel van af.”

Maar als uw man zegt dat het moet, dan moet het. U legt dat alles zo tergend rustig uit, professor, zelfs de lastigste maatregelen.

Van Damme: “O, maar ik krijg ook haatmails. Voor het eerst in mijn leven. ‘U stuurt onze kinderen naar school? Dat is wat de nazi’s deden met hun experimenten op de weerlozen.’ Even slikken, toch. Alle andere mails beantwoord ik wel. Desnoods tot drie uur 's nachts. Want alle vragen rond wat we nu meemaken, zijn legitiem. Duidelijke communicatie is zo belangrijk.”

Zegt u dat eens aan sommige politici.

Van Damme: “De frictie tussen wetenschap en politiek is er soms. Het cijfer van vier voor de uitgebreide bubbel, bijvoorbeeld, hebben wij nooit begrepen. Dat kwam niet van de experts. Wij hoorden het ook maar aankondigen op de Nationale Veiligheidsraad. En dan krijg je meteen vragen: wel vier, waarom geen vijf? Zoals collega Van Ranst deze week nog zei: sommige regels zijn niet uit te leggen. We proberen ze wel te duiden, te kaderen.”

Pierre Van Damme en zijn vrouw: ‘Samen verzorgden wij de eerste aidspatiënten. Toen was het ‘draag een condoom’, nu ‘draag een masker’’
Beeld VTM NIEUWS

Hoe hebben jullie mekaar leren kennen?

Van Damme: “Op de eerste dag van ons eerste jaar geneeskunde aan het RUCA, toen nog. We zaten naast elkaar in de aula.”

Cramm: “Toevallig.”

Van Damme: “Dat denk jij. Het was een gerichte actie van mijn kant.”

Cramm: “Echt? Wist ik niet...”

Van Damme: “Ik zag een heel leuke, aantrekkelijke jonge vrouw. Rechtdoorzee, heel eerlijk, dat zag ik al van ver. Ik kwam van het nog niet-gemengde Stanislascollege in Berchem, was bij de padvinders, had één broer. Ik groeide op in één groot jongensbastion. Myrjam was de eerste vrouw die ik van dichtbij zag, bijna. Maar: coup de foudre, jawel.”

Cramm: “Het was wel haast toeval dát ik daar zat. Mijn lerares fysica op de nonnenschool in Deurne had gezegd dat ik geneeskunde zeker niet zou aankunnen. Alleen al daarom wilde ik me bewijzen. Ik kwam totaal niet uit een doktersfamilie of zo.”

Van Damme: “Ik ook niet. Mijn vader klom op tot directeur van een Belgisch agentschap van Michelin Banden in Antwerpen, een Frans bedrijf, ook omdat hij goed Frans sprak. Wij waren van Gent, ik ben er in het Frans opgevoed. Niet de echte Franstalige bourgeoisie, en mijn ouders hadden zelfs weinig of geen contact met de Franstalige Antwerpse gemeenschap. Het mengde zelfs moeilijk, toen we naar hier verhuisden. Ik weigerde naar de Franstalige jeugdbeweging te gaan die mijn ouders voor me uitkozen. Zes jaar was ik, mijn ouders begrepen toen al: ‘Oei, met onze Pierre gaan we precies niet kunnen doen wat we willen.’ (lacht) Vanaf mijn zevende al wilde ik trouwens kinderchirurg worden - wat ietsjes anders uitdraaide. En toen kreeg ik kennis met een Vlaamse. Voor mijn ouders niet zo evident om te verteren. Mijn broer was me gelukkig al voorgegaan.”

Cramm: “Ik heb Pierre lang als een goede vriend beschouwd. We konden heel goed babbelen.”

Van Damme: “Ik moest het uitleggen, ja. En dan was het aan en af, ook toen we allebei al werkten als vrij assistent, elk in een ander ziekenhuis in het noorden van Antwerpen, waarover telkens de slachtoffers van de zware accidenten werden verdeeld. Dan belde ik haar: ‘Ook druk bij jullie? Hoe heb jij dat aangepakt, dat trauma of die toestand?’ Mooi excuus om haar te contacteren.”

Cramm: “We werden er toen ook maar in gesmeten als ‘spoedarts’.”

Jullie zijn toch getrouwd geraakt. En startten samen een huisartsenpraktijk.

Van Damme: “Pal in het kunstenaarshart van Antwerpen, in de Korte Nieuwstraat, bij het Conscienceplein.”

Cramm: “Er was toen, in de jaren 80, nog een overaanbod aan huisartsen. Vijf patiënten per wéék zagen we. Maar we bouwden snel een bestand op, toen de eerste aidspatiënten bij ons kwamen. Sommige andere huisartsen weigerden hen te behandelen. Wij niet. En men zegde het voort.”

Van Damme: “We gingen op hiv-cursus, de eerste in zijn soort op het Instituut voor Tropische Geneeskunde. Zo kwamen we als huisarts in contact met infectiologen en virologen als Peter Piot en Guido Van der Groen, die me inspireerden. We probeerden de eerste patiënt te volgen - een soort contacttracing als je wil - en belandden onmiddellijk in de homoscene in de uitgaansbuurten van Antwerpen. We zijn daar nog anoniem bloed gaan prikken, op zaterdagavonden in de gaybars, om een idee te hebben hoe ver het virus verspreid was.”

Cramm: “Pierre had er altijd veel aantrek. Die mannen moesten mij niet. (lachen samen) Maar veel aidspatiënten stierven. We stonden ook de families bij. Voor veel ouders was het een schok, één: te vernemen dat hun zoon ziek was en zou doodgaan, maar ook twee: dat hij homo was.”

Van Damme: “Er zijn parallellen te trekken met corona. Er waren toen grote campagnes: ‘Don’t die of ignorance.’ ‘Open je ogen voor aids ze sluit.’ De communicatie is nu gelukkig minder dreigend. Maar hele generaties moesten leren leven met aids, nu met corona. Toen was het ‘draag een condoom’, nu ‘draag een mondmasker’. Toen moest je je aantal seksuele partners beperken, nu moet je afstand houden en in je bubbel leven. Er is na veertig jaar nog altijd geen vaccin tegen aids. Dat tegen corona zal er ook niet zijn voor 2021 of ’22. Maar we hebben aidsremmers. En ons gedrag is toen aangepast geraakt en nu doen we dat ook erg goed. Het stelt mij vandaag gerust: dit kúnnen we. Al gaan we ook mensen met mentale problemen moeten helpen.”

U bent zelf ook heel ziek geweest, professor, heb ik gelezen.

Van Damme: “Veertien jaar geleden had ik geen gewone rugpijn, zoals ik mezelf eerst vertelde - ‘och, veel werk, weinig slapen’. Een scan onthulde ‘iets’ waarvan mijn collega’s me zeiden: ‘We weten niet wat het is’. Ambetant. Drie dagen na de biopsie: slecht nieuws. Ik had non-Hodgkinlymfoom in een wervel. Niet de klassieke lymfeklierkanker. Myrjam en ik hebben dan een afspraak gemaakt. En dan zit je daar in de zaal waar je anders altijd vergadert met je collega’s, ineens als de casus die wordt besproken. Ik heb me een gewillig patiënt getoond. Eén keer maar heb ik iets opgezocht, en toen bleek mijn vorm van kanker zo zeldzaam - er waren er maar honderd wereldwijd - dat ik maar meteen ben gestopt met zoeken. Ik had twee vragen. Eén: wat is mijn levensverwachting? En twee: kan ik doorwerken? Op de eerste vraag was het antwoord: 60 procent overlevingskans in de eerste vijf jaar. Die grijpen we, dacht ik. Van de tweede zei mijn collega, de hematoloog: ‘Ik wíst dat dat je tweede vraag zou zijn.’”

“Ik heb intussen geleerd naar mijn lichaam te luisteren en wat minder hard te werken - behalve de voorbije maanden - maar was toen blij dat ik kón doorgaan. Eén keer boekte ik mijn chemo extra vroeg, opdat ik mijn vlucht kon halen voor een vergadering in Lyon. Ik was niet misselijk, tot ik op het vliegtuig zat. De dame naast mij, een Lyonnaise in een mooi tailleurtje, zei terwijl ik het papieren zakje al openvouwde: ‘Monsieur! U lijkt niet gewend te zijn veel te reizen.’ (lacht)”

Myrjam, u werkt ook voor Doctors4doctors. Waarom gaan artsen - en misschien ook wel uw man met zijn vier uur slaap per nacht - zo ver over hun grenzen?

Cramm: “Het is moeilijk patiënt te zijn als arts. Je bent er om anderen te helpen, bent verondersteld zelf tegen een stootje te kunnen. Ik merk het aan mezelf ook, hoor. Maar ik ben Pierres huisarts en ik heb er zelf ook één. We waken over ons. Het moet.”

Van Damme: “De kanker is mijn zwaard van Damocles. Ik heb erdoor leren relativeren. Leren appreciëren, ook. Als mijn dochter welgezind opstaat en loopt te zingen door de ochtend, als we hier met de drie kinderen kunnen eten in de tuin. Ook in coronatijd: ik tel mijn zegeningen. Ze moeten van mij niet de hoogste toppen scheren. Ik zie dat mijn kinderen het hart op de juiste plaats hebben, en dat is toch heel leuk als resultaat van een opvoeding.”

Dochter Eline schiet plots als een popje uit een doosje de tuin in als ze haar naam hoort. “Wat? Jullie roddelen over mij?” Ze lachen, knuffelen, er volgen wat plaagstoten en ze tapt even met haar hand op het hoofd van haar vader voor ze weer verdwijnt. “Dag papake.”

Leuke dochter. Eline ziet er Aziatisch uit.

Van Damme: “We wisten al van toen we 18, 19 jaar waren dat we kinderen wilden en ook een adoptiekind. Eline komt uit Hanoi. Was net het kind te veel voor haar straatarme ouders om nog te kunnen grootbrengen. Ze was deel van een tweeling, de mama hield het zwakste meisje bij zich en stuurde het sterkste, onze Eline, naar het weeshuis ter adoptie. Ik werkte een tijdlang vaak in Vietnam, ben er dan haar biologische ouders gaan zoeken. In 2013 zijn we hen met Eline gaan opzoeken. We hebben nog contact. We steunen hen financieel opdat ook de biologische zussen kunnen studeren. (ontroerd) Och, het is een verhaal op zich. Een práchtig verhaal, in feite.”

Maar back to business. U bent bedenker van Vaccinopolis, dat hét Europees centrum moet worden dat de werkzaamheid van vaccins moet testen. Een levensdroom, mag ik het zo noemen?

Van Damme: “Dat mag. Het is een wedergeboorte, zeg maar, van het project Poliopolis uit 2017. Dertig bedden gaan we maken. In een afgesloten unit, waar we vrijwilligers uitnodigen om een bepaalde tijd in volledige quarantaine te gaan. En dan gaan we het virus toedienen - al dan niet in afgezwakte vorm - aan die dertig, van wie er vijftien een testvaccin hebben gekregen en vijftien een placebo. Je ziet dan al binnen enkele dagen of weken, aan de symptomen die die mensen ontwikkelen, of dat vaccin beschermt of niet. Natuurlijk kunnen we die testen pas doen wanneer er ook een behandeling is tegen de infectie. Dit soort van testen neemt een groot deel van de klassieke ‘fase 3’ van de ontwikkeling van vaccins over, die anders op zo'n 3.500 proefpersonen zou worden uitgevoerd, terwijl ze in hun dagelijkse leven blijven. Met onze quarantainemethode winnen we al gauw anderhalf jaar tijd en besparen we ook op serieuze uitgaven. Het project wordt een samenwerking met professor Arnaud Marchant van de ULB, die heel sterk is op immunologisch vlak.”

Welke vrijwilliger riskeert zoiets voor corona? Daar is nog geen behandeling voor.

Van Damme: “En dat is precies het ethische probleem. Maar mogelijk kunnen we een afgezwakte versie van het virus toedienen, waarvan je niet zo ziek wordt. Mensen doen het uit altruïsme. Ze zijn gemotiveerd. Dat laatste is belangrijk, want als ze opgeven, gaan er belangrijke onderzoeksgegevens verloren. En ze krijgen een faire vergoeding. Bij Poliopolis kregen de proefpersonen 8.000 tot 10.000 euro voor een maand quarantaine.”

Naar Poliopolis heeft de wereld met bewondering gekeken. Ook dat werd al “absoluut uniek en revolutionair” genoemd.

Van Damme: “Het was een mooi project. Een dezer dagen komt trouwens het verbeterde poliovaccin dat wij toen hebben kunnen goedkeuren op de markt. Het had een grote, internationale viering kunnen worden, ware er niet: de lockdown. Misschien nemen we hier thuis wel een slok champagne.”

Hoe bedenkt u zoiets? Het lijkt zo...

Van Damme: “Eenvoudig? Eenvoud is soms geniaal, zeggen ze dat niet zo? (grijnst)”

Cramm: “Pierre kreeg de vraag van de Gates Foundation of hij zoiets kon doen. Het was bijna onmogelijk, dús het was iets voor Pierre.”

Van Damme: “(op dreef) Het was puur adrenaline. Ik zie ons daar nog zitten. We zijn gaan tekenen, gewoon op een stom blad papier. Hoé kunnen we die mensen afzonderen? In containers, op de parking van ons UZ hier in Antwerpen. Waar komen de slaapunits, waar de ontspanningsruimte? Waar moet ieders sanitaire blok staan en hoe krijgen we dat volledig afgesloten, want het poliovirus mocht absoluut niet ontsnappen naar de buitenwereld. Het was fantastisch plezant, alsof je de aannemer was die dat containerdorp mocht creëren.”

U bent bescheiden, ik zou toch al architect durven te zeggen.

Van Damme: “Wel, oké dan.”

De federale regering maakte vorige week bekend dat ze 20 miljoen euro uittrekt voor uw nieuwe centrum, in een duurzaam gebouw nu.

Van Damme: “En de overige 20 gaan we samen met Arnaud Marchant verzamelen. De aanbestedingen zijn de deur uit, we schakelen heel snel. Eind 2021 moet het gebouw er staan. De timing is scherp voor corona. Er zijn momenteel al 130 vaccins in de maak. Een deel gaan wij toch nog kunnen testen. En daarnaast nog veel andere vaccins. Want we verwachten meer pandemieën in de wereld.”

Dineren jullie nu dus virtueel met Bill en Melinda Gates?

Van Damme: “Zij hebben Poliopolis volledig gefinancierd en zijn opnieuw geïnteresseerd. Ook andere instituten zijn dat. België is een gegeerd land voor vaccinonderzoek. We worden na de VS en het Verenigd Koninkrijk het derde land in de wereld met een dergelijke academische testunit. Dat de Belgische regering al financiert, schept vertrouwen.”

Is het niet cynisch dat de overheid nu pas over de brug komt? U had Vaccinopolis al gepresenteerd aan de regering-Michel I, toen die viel omdat de N-VA eruit stapte voor het migratiepact. Intussen zijn we Michel II, verkiezingen en een jaar regeringsonderhandelen verder.

Van Damme: “Het volledige plan was inderdaad klaar. We maakten deel uit van het financiële relanceplan van Charles Michel. En het is toen inderdaad niet doorgegaan. Maar nu is er - dankzij corona, er is ook iets positiefs aan - dan toch weer aandacht voor.”

U zet nu weer uw hoed van optimistische communicator op.

Van Damme: “(lacht)”

Maar in een ander scenario had u nu al coronavaccins kunnen testen.

Van Damme: “Ik denk het niet. Zoals gezegd: het is nog wachten op de behandelmethode.”

Waarom bent u nooit voor de farmaindustrie gaan werken? Daar vechten ze ongetwijfeld voor uw expertise.

Van Damme: “Wat is belangrijk voor mij in mijn leven? Humor. Eerlijkheid. En ik wil graag af en toe mijn eigen ding doen. Dat vind ik op werkvlak toch vooral in de academische wereld. Waar je bijvoorbeeld niet de druk hebt van aandeelhouders.”

Het grote geld gaat u zo niet verdienen. Of int u toch royalty's als er een vaccin komt?

Van Damme: “Helemaal niet. De ontwerpers van de vaccins wel, maar de tester die ik ben, zal niet delen in de winst.”

Cramm: “Ik zeg altijd: Pierre is een ambtenaar qua statuut, en een uitvinder-ondernemer in de praktijk: hij wil er alles uithalen.”

Van Damme: “Je moet altijd hoger mikken dan het doel, want de pijl zakt onderweg. Da's een Indiaanse spreuk waar ik van hou.”

Cramm: “Maar hij zal van zijn inventiviteit niet rijk worden.”

Van Damme: “En al zeker niet als ik uitreken wat ik momenteel per uur verdien. Wat telt, is dat je graag doet wat je doet en er voortdurend plezier aan beleeft. Ik bekijk graag het bredere plaatje. Als je mag meespelen op het niveau van de WHO, kan je echt...”

De wereld verbeteren?

Van Damme: “Hopelijk wel.”

Cramm: “We zullen T-shirts laten drukken met 'Professor Barabas’ erop...”

Van Damme: “(onderbreekt) Lijk ik daar niet op, vind je? Weinig haar, een brilletje. De maker van een foto-lookalike in ‘Humo’ vond van wel. (lacht hartelijk)”

Cramm: “... en die verkopen bij wijze van benefiet.”