Jan Van Duppen rekent af: ‘Intern had de PVDA alle kenmerken van een sekte’

Amada-militanten tijdens een antifascistische betoging in 1975. Links vooraan met zonnebril loopt Jan Van Duppen.
Walter Pauli

Uit het leven van Guust Van Mol, zo luidt de ondertitel van het nieuwste boek van Louis van Dievel, De dokter is uw kameraad niet. In werkelijkheid heet ‘Guust Van Mol’ Jan Van Duppen. Hij militeerde voor de PVDA, werd parlementslid voor de SP.A en verloor vervolgens zijn linkse geloof.

Wie in Vlaanderen de naam Van Duppen laat vallen, heeft het meestal over de onlangs overleden PVDA-dokter Dirk Van Duppen (1956-2020). Nadat vorige zomer een agressieve pancreaskanker werd vastgesteld, liet hij door Thomas Blommaert van uitgeverij Epo zijn levensverhaal optekenen, Zo verliep de tijd die mij toegemeten was. In dat boek was Dirks oudere broer Jan een van de belangrijkste nevenfiguren. Dat was niet onlogisch: Jan ging Dirk voor in het linkse engagement, in de studie van Karl Marx, in het lidmaatschap ook van Alle Macht aan de Arbeiders (Amada), vanaf 1979 Partij van de Arbeid geheten. En pas nadat de twee broers in hun jonge jaren elk in allerlei Kempense fabrieken hadden gewerkt, gemiliteerd en geageerd, besloten ze beiden om aan de universiteit van Antwerpen geneeskunde te studeren. Daar begonnen hun wegen uiteen te lopen. Dirk bleef tot zijn dood bij de PVDA en bij Geneeskunde voor het Volk. Jan haakte in 1986 af. Politiek, maar niet als dokter: hij heeft tot 2014 gewerkt als huisarts, eerst in Turnhout en daarna in de grootstedelijke en zeer multiculturele context van Rotterdam.

Ludo Martens heeft Amada en de PVDA ervan afgehouden om te kiezen voor geweld en terreur.

Over dat aparte politieke parcours van de ándere Van Duppen gaat De dokter is uw kameraad niet. Overigens is Dirk ook in het boek over Jan zeer aanwezig, zij het als Johan Van Mol, de broer van Guust Van Mol – dat is dan weer Jan Van Duppen. Uitgeverij Vrijdag presenteert het boek als een biografictie. De auteur is niet Jan Van Duppen, maar Louis van Dievel. De jonge Van Duppen (°1953) sloot zich aan bij de Marxistisch-Leninistische Beweging (MLB), de studentenorganisatie van Amada-PVDA. De even oude Louis van Dievel frequenteerde dan weer trotskistische clubs. Trotskisten en leninisten/stalinisten/maoïsten waren elkaars bitterste aartsvijanden.

Jan Van Duppen erkent in een gesprek met Knack ‘dat het niet evident is om een trotskist dit boek te laten schrijven. Trotskisten hebben namelijk een groot nadeel ten opzichte van ex-maoïsten en ex-stalinisten: ze hoefden nooit te leren leven met de wetenschap dat ze ooit geloofd hebben in een gruwelijke leugen. Voor trotskisten is wat er ooit fout is gelopen met het communisme altijd de schuld van anderen, met Jozef Stalin en Mao Zedong voorop. Maar nooit van Leon Trotski.’ Daarom kijken veel ex-trotskisten nog altijd neer op voormalige stalinisten: ‘Ook Louis kon zich moeilijk voorstellen dat (ex)-stalinisten in staat zijn om zelfstandig te denken. Het heeft hem tijd gekost om te accepteren dat ik ooit zélf een argumentatie heb ontwikkeld waarom ik brak met de PVDA. Zijn feitenselectie is mee gekleurd door zijn visie op de PVDA. Het is dus zíjn overzicht, zíjn boek. Vandaar dat het goed is dat ik “Guust Van Mol” heet. Dat ben ik niet, dat is zíjn personage.’

‘Dit is een roman’, schrijft ook Louis van Dievel in zijn voorwoord. Dat is eigenlijk niet waar. Meer dan 300 pagina’s lang volgt de lezer tot in de details het leven van Jan Van Duppen. Op de selectie van gebeurtenissen na, is er geen draai gegeven aan de levensloop, er werd niets literairs gedaan met de ideeën of het karakter van het hoofdpersonage. Guust Van Mol plakt op Jan Van Duppen. Er is geen spoor van echte ‘fictie’ in deze biografictie, behalve dan de vaststelling dat een boek nooit voor honderd procent de weergave kan zijn van de werkelijkheid. Een lezer vraagt zich dan af: waarom werd De dokter is uw kameraad niet niet uitgegeven in de vorm van memoires, of een down-to-earth biografie? In elk geval is dit insiderrelaas over de jonge jaren van Amada en de PVDA een brok recente Vlaamse geschiedenis dat voor het eerst met zo veel details wordt opgetekend.

Het andere geloof

Jan Van Duppen werd in de volle babyboomperiode geboren in Gierle. Zelfs in zo’n katholiek Kempendorp gingen de sixties niet ongemerkt voorbij. De onderwijzerszoon was een intelligente, leeshongerige maar vooral rebelse tiener die na een paar jaar weggestuurd werd uit het deftige college van de jezuïeten in Turnhout. Hij moest zijn middelbare school voltooien in de Rijksnormaalschool in Lier, als intern. Daar leerde hij roken, Jean-Paul Sartre en Albert Camus lezen, en vooral: hij ontdekte het linkse Werksentrum – in de nadagen van 1968 was zelfs de spelling progressief. Van Dievel omschrijft dat Werksentrum als ‘een plek waar cursussen worden gegeven, waar acties tegen de Vietnamoorlog worden beraamd, waar Herbert Marcuse wordt gelezen, waar seksuele voorlichting wordt verstrekt, waar de wereld groter blijkt te zijn dan de Kempen.’ De man die het Werksentrum openhield, stond bekend als ‘de Lenin van Lier’.

Vanuit Lier reden ze op een dag in 1969 in een volle deux-chevaux naar Antwerpen, naar het hoofdkwartier van een piepjonge partij die vanaf september 1970 Alle Macht aan de Arbeiders (Amada) zal heten. Aan de muur hingen vijf posters, made in China: portretten van Karl Marx, Friedrich Engels, Vladimir Lenin, Jozef Stalin en Mao Zedong. Voor het eerst hoorden ze een kettingrokende jongeman een taaie marxistische lezing geven. IJverig noteerde Jan Van Duppen wat werd gezegd: hij was ter plaatse verkocht aan – of beter: bekeerd tot – de nieuwe leer. Achteraf is vaak gezegd dat de jonge Amada-leden eigenlijk typische zonen en dochters van het katholieke Vlaanderen waren, linkse opvolgers van de missionarissen van voorheen. Het wezen van hun communisme was niet gericht op de verbetering van de materiële welstand van de arbeiders. Het waren wereldverbeteraars, bereid om het gevecht aan te gaan om de communistische heilstaat in te voeren. Niet toevallig noemden oude KP’ers de jonge maoïstische concurrenten ‘de pastoors van Amada’.

Jonge Amadezen voeren in Hoboken actie met een petitie tegen de metaalvervuiling
Jonge Amadezen voeren in Hoboken actie met een petitie tegen de metaalvervuiling

Jan Van Duppen herkent in het verhaal van zijn generatie de analyse van de Franse historicus François Furet, zelf een ex-communist: ‘Altijd zullen er mensen zijn die zich aangesproken zullen voelen door de communistische heilsleer, omdat het object van het communisme nooit zal verdwijnen, en dat is schuld. ‘ Van Duppen beaamt dat: ‘Wij zagen ons, westerlingen, als de dragers van de erfzonde van alles wat er wereldwijd fout liep. De oorlog in Vietnam en Laos was eigenlijk ook onze verantwoordelijkheid. Daarom gingen wij op kerstnacht, terwijl onze dorpsgenoot Louis Neefs in de kerk van Gierle Susa Nina zong, het kerststalletje vol plakken met anti-Vietnamposters met daarop Amerikaanse B-52-bommenwerpers. Wij waren niet de enigen die verblind waren door dat “verwante geloof”. Je zag het ook opduiken in Nederland, Duitsland, Frankrijk en Italië, en zeker in Scandinavische landen als Zweden en Noorwegen. Terwijl in heel West-Europa de welstand boomde, begonnen radicale jongeren te geloven in marxistische verklaringsschema’s die uitlegden dat het kapitalisme alleen maar meer miserie betekende.’

‘De sekteleider’

Het engagement van Jan (en later ook Dirk) Van Duppen was haast grenzeloos. In de jaren voordat ze allebei zouden beslissen om voor arts te studeren, werkten en militeerden ze in de smerigste fabrieken van de Antwerpse en Limburgse Kempen. Jan onder meer bij Glaverbel in Mol, munitiefabriek PRB in Balen, astbestcementfabriek John Manville in Mol en de mijn van Beringen. In de jonge jaren zeventig was het inkomen van de Vlaamse werkman hoger dan ooit, maar de arbeidsomstandigheden waren nog altijd ontstellend. Jan Van Duppen: ‘Ondanks Marx’ Verelendungstheorie, die leert dat de arbeiders altijd meer uitgebuit worden, zagen onze collega’s in de fabriek zichzelf niet als een misbruikt proletariaat. Die kerels waren rijker dan de gemiddelde academicus, zeker als – zoals in de mijnen gebeurde – bij het feest van Sint-Barbara de productiepremies in het zwart werden uitbetaald. Ze bouwden een huis, hadden een eigen auto en vertelden over hun zomerse reis naar één of ander strand. Ze hadden geen boodschap aan onze revolutionaire Amada-pamfletten.’

Dat neemt niet weg dat Amadezen al snel een begrip werden in Vlaanderen – kerels die door hun militantisme de goegemeente angst inboezemden en door hun radicale actiebereidheid voor hoofdbrekens zorgden bij bedrijfsleiders, politici en orde- en inlichtingendiensten. In mei 1975 wijdde Knack zijn cover aan de revolutionaire jeugd. Bij het artikel staat een foto van grimmige mannen met lange haren, baarden en vlaggen, de linkervuist gebald omhoog. De stoere kerel rechts, met verwaaide haarbos en de zonnebril uitdagend op de neus, is de jonge Jan Van Duppen. Een partij als Amada trok natuurlijk stevige kerels aan, anders was het leven als jonge revolutionair niet vol te houden. Bij de redactie van het PVDA-partijblad Solidair had Jan Van Duppen de jonge econoom Gérard Roland als collega. Na zijn afscheid bij de PVDA doctoreerde Roland aan de Université Libre de Bruxelles. Nadien week hij uit naar de Verenigde Staten en volgde hij aan Berkeley de latere Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz op. Sindsdien heeft Gérard Roland zelf naam gemaakt als een van de meest prominente economen van deze tijd.

Naar buiten toe was de PVDA een extreemlinkse partij. Intern, zo bezweert Van Duppen, ‘had de PVDA alle kenmerken van een sekte’. Partijvoorzitter Ludo Martens was ‘de sekteleider’. ‘Hij was een figuur met een zeker charisma, een begenadigd spreker en een onovertroffen manipulator. Hij kon als geen ander vergaderingen naar zijn hand zetten, of iemand die hem tegensprak tot de grond afbreken – of beter: láten afbreken, want er was altijd wel een luitenant die de vieze klussen voor hem opknapte.’

Toch heeft Jan Van Duppen ook ‘één positieve waardering’ over voor Ludo Martens: ‘Martens heeft Amada en de PVDA ervan afgehouden om te kiezen voor geweld en terreur. Nochtans waren er in die “jaren van lood” overal in Europa links-radicale sjarels die dat wel zagen zitten, naar het voorbeeld van de Rote Armee Fraktion in Duitsland, de Brigate Rosse in Italië en de Cellules Communistes Combattantes (CCC) bij ons. Die geloofden in de onzalige theorie van Che Guevara, dat een kleine kern met gerichte, gewelddadige acties een heel land in brand kon steken en zo het hele kapitalisme kon aanvallen. Martens geloofde daar niet in, en legde ons uit dat het enige effect van zo’n terreur kon zijn dat de arbeidersklasse nog verder van de aanslagplegers zou vervreemden – wat ook waar is gebleken. Hij zorgde er dus voor dat Amada altijd ver weg bleef van guevaristische avonturen. Helaas zie ik dat er vandaag bij de PVDA opnieuw gedweept wordt met Che Guevara.’

Het is niet omdat ik vaststel dat het linkse gedachtegoed failliet is dat ik daarom rechts ben.

Doodslaan of niet?

Dat betekent niet dat de partij geweldloos was. De PVDA zegde graag haar steun toe wanneer ‘massa’s geweld wilden gebruiken’, bijvoorbeeld bij een staking. Van Duppen: ‘Ik herinner mij een mijnstaking waarbij Luc Cieters – tegen de partij-orders in – een groep mijnwerkers heeft belet om dynamietstaven te gooien over de muur van de rijkswachtkazerne in Hasselt. Ik hoef u niet uit te leggen voor welke ramp Cieters iedereen toen heeft behoed. De mijnwerkers waren razend van woede én ze waren dronken. De rijkswachters waren doodsbang en in staat om te schieten op alles wat bewoog. Zonder Cieters zouden er die dag doden zijn gevallen. Hij is vanwege zijn ongehoorzaamheid uit de partij gezet.’

Dan was er nog de grote, uiterst gewelddadige confrontatie in 1975 tussen Amada en de extreemrechtse Vlaamse Militanten Orde (VMO) van Bert Eriksson. Beide groepen hebben op de Leuvense Bondgenotenlaan een ware veldslag uitgevochten – tegen elkaar en tegen de rijkswacht. Van Duppen: ‘Wij hadden onze actie met militaire precisie voorbereid. Tijdens de voorbereiding had ik de euvele moed om de vraag te stellen die op ieders lippen brandde. Wat moesten we eigenlijk doen met een VMO’er als we die afgezonderd hadden: doodslaan of laten lopen? Kreeg ik mij daar kritiek over defaitisme, gebrek aan verantwoordelijkheidszin, zelfs ei zo na lafheid oog in oog met de vijand.’

Van partijleden werd totale overgave verwacht, ook financieel. Tot vandaag maakt de PVDA er zelfs een punt van dat de eigen mandatarissen niet meer verdienen dan een modaal arbeidersloon. Jan Van Duppen lacht schamper: ‘Net zoals bij George Orwell waren niet alle dieren even gelijk. Er zijn altijd partijleden geweest die minder hoefden af te dragen dan anderen. De dokters hebben altijd een hoger loon ontvangen dan “gewone” leden, want anders konden de groepspraktijken hun artsen niet aan zich blijven binden. En wat is eigenlijk een gemiddeld arbeidersloon? Raoul Hedebouw (huidig Kamerfractieleider, nvdr) sprak eerst van 1500 euro. Daarna werd dat 1700, nu hoor ik soms al 2000 euro. Stijgen de arbeiderslonen eigenlijk even snel?’

Jan Van Duppen wordt nog altijd emotioneel als hij vertelt hoe de PVDA haar eigen mensen gebruikt – misbruikt. Hij haalt het voorbeeld van zijn broer Dirk aan: ‘Het is niet bekend, maar toen ik aan het einde van mijn studie geneeskunde overwoog om de PVDA te verlaten, heeft Dirk een korte tijd eenzelfde beslissing overwogen. Bij de PVDA was het toen alle hens aan dek. Dirk wilde in Geel een groepspraktijk van Geneeskunde voor het Volk uit de grond stampen, maar men heeft hem en Lief (Lieve Seuntjens, Dirks echtgenote, nvdr) naar de Palestijnse vluchtelingenkampen in Beiroet gestuurd. Denk niet dat het er ginds altijd even heldhaftig toeging als nadien werd verteld. Ik kreeg zijn brieven. Daarin las je ook de angsten van Dirk en Lief, hun twijfel over “de goede zaak”, en of het wel zinvol was wat ze ginds deden. Maar over de waanzin die in de vluchtelingenkampen regeerde, mocht de PVDA-achterban niets weten. Toen uitgeverij Epo hun brieven nadien uitgaf, is dat bijna allemaal weggecensureerd. Het moest een heldenverhaal zijn.’

Epo-uitgever Thomas Blommaert heeft er geen idee van wat er toen is gebeurd: ‘Ik was acht toen dat boek verscheen.’ Hij heeft het Dagboek uit Beiroet recent nog gelezen toen hij zijn boek over Dirk Van Duppen schreef, en stelde vast dat het ‘uitzonderlijk slordig is uitgegeven, vol tikfouten’. Blommaert: ‘Zelfs de naam van coauteur Lieve Seuntjens staat fout – ‘Seuntjes’ – op de kaft. ‘Ik vermoed dus dat eerder het omgekeerde is gebeurd van wat Jan Van Duppen zegt: dat de eindredactie – áls er al eindredactie is gebeurd – juist te weinig heeft ingegrepen in het oorspronkelijke manuscript zoals het de uitgeverij heeft bereikt, in plaats van te veel.’ Er is ook goed nieuws voor wie op zijn honger zou blijven zitten. Thomas Blommaert: ‘Mogelijk verschijnt er binnenkort een nieuwe, grondig herziene uitgave van dat boek.’

Louis van Dievel, De dokter is uw kameraad niet. Het leven van Guust van Mol, Uitgeverij Vrijdag, 367 blz., 22,50 euro.
Louis van Dievel, De dokter is uw kameraad niet. Het leven van Guust van Mol, Uitgeverij Vrijdag, 367 blz., 22,50 euro.

Jan Van Duppen: ‘Het werd nog erger toen een jaar later onze vriend Jan Cools in Beiroet werd ontvoerd. Dirk wist niet wat hij moest doen en belde mij. Ik zei hem: “Jij hebt Jan naar ginds gezonden. Je móét hem terughalen, het maakt niet uit hoe.” Dirk vertrok naar Libanon, zijn echtgenote bleef achter met een kind van zes maanden. De familie was natuurlijk doodongerust, er ontstonden spanningen. Ik raadde Lief aan om steun te vragen aan Boudewijn D. (Deckers, nvdr), de eerste luitenant van Ludo Martens. Die weigert elke hulp. Integendeel. Weet je wat hij haar zei? “Kameraad Lieve, kunt gij mij zeggen wat het zwaarste weegt, de Grote Revolutionaire Mijnstaking (op dat ogenblik staakten de mijnwerkers tegen de definitieve sluiting van de Limburgse mijnen, nvdr) of Jan Cools?” Ze gebruikten Dirk en Jan als kanonnenvlees. Dat deden ze uiteindelijk als het erop aankwam met alle leden. Wie in de problemen kwam, liet men vallen. Er was niets menselijks aan.’

Onverwachtse erkenning

Van Duppen zou de brutale kant van de partij zelf ondervinden nadat hij in 1986 de Partij van de Arbeid had verlaten. De leiders van de Antwerpse afdeling waarvan hij lid was, riepen in het cultureel centrum van Berchem de militanten samen. In een speciale zitting werd hen duidelijk gemaakt dat ex-kameraad Jan altijd al een kleinburgerlijke intellectueel was geweest (want hij las andere dan de aanbevolen boeken), een verrader van de arbeidersklasse (want hij was geneeskunde gaan studeren) en op de koop toe enkel uit was op persoonlijke bevrediging (want hij schreef om den brode in De Morgen de culinaire rubriek). Broer Dirk kon de vele aantijgingen niet meer aanhoren en verliet woedend de zaal. Hij werd enkele uren later gevolgd door zijn schoonzus, in tranen. Ze had net gehoord hoe een PVDA-kameraad, ter illustratie van de kleinburgerlijkheid van haar echtgenoot, vanaf de tribune ‘onthulde’ dat Jan een relatie had met een partijmilitante die de zaal niet onbekend was. Jans vrouw durfde hem pas tien jaar later over het incident vertellen. Hij kon haar toen pas uitleggen dat niets klopte van die roddel. Ook het leven aan de linkerzijde kan hard zijn.

Niet dat het gras daarom groener is bij andere partijen. Jan Van Duppen bouwde in Turnhout een dokterspraktijk uit die gelieerd was aan de Socialistische Mutualiteiten. Als niet onpopulaire arts werd hij verkozen voor de SP.A, in 1999 in het Vlaams Parlement en in 2000 in de gemeenteraad van Turnhout. Ook dat werd een desillusie. Zijn afschuw achteraf voor de SP.A- leiding van die tijd was zo mogelijk nog intenser dan die voor de gewezen PVDA-kameraden. Dat blijkt althans uit de inhoud van een e-mail die hij ooit schreef over SP.A-voorzitter Steve Stevaert, en die letterlijk afgedrukt staat in het boek van Van Dievel. Daarin noemt Van Duppen Stevaert een ‘rancuneuze intellectuelenhater’, een ‘sarcastische slachter van mensen en hun dromen’, een ‘vileine en achterbakse machtswellusteling’, zelfs een ‘nationaalsocialist’, ‘een potentiële fascistische politicus en demagoog’. Kortom: ‘Een zeer gevaarlijk man.’

Jan Van Duppen rekent af: 'Intern had de PVDA alle kenmerken van een sekte'
© DEBBIE TERMONIA

In 2006 keerde een boze en verbitterde Jan Van Duppen de politiek definitief de rug toe. Hij had in 2004 al zijn dokterspraktijk in Turnhout moeten opgeven. Dat jaar ging hij als arts in een achterstandsbuurt in Rotterdam werken. Dáár gingen zijn ogen pas open. Overdag hoorde en zag hij bij zijn patiënten uitspraken en gedrag waarover hij ’s avonds in zijn kamer bij een hospita een steekhoudende uitleg las in de boeken van Theodore Dalrymple, de Britse publicist die in Vlaanderen bekend werd gemaakt door Bart De Wever (N-VA). ‘Ik heb in de beginperiode in Rotterdam veel gehad aan Dalrymple. Geen van mijn linkse ideeën over de sociaal zwakkeren, verslaafden, illegalen, immigranten, moslims, asielzoekers bleek te kloppen met de werkelijkheid van Rotterdam Zuid. Dalrymple heeft een andere, betere verklaring voor wat er misliep dan “sociale achterstand”: het ging om sociale verslaving die aangekweekt werd en wordt door hulpverleners die goed willen doen, maar zich vooral goed willen voelen bij al dat goeddoen’, zo zei hij tegen Van Dievel. Voortaan ziet Jan Van Duppen helderder dan ooit: ‘De oorzaak bij de anderen, bij de samenleving leggen, dat is nu net marxisme.’

Hij nam voorgoed afscheid van Marx’ ‘maakbaarheidsideologie waaraan zijn volgelingen zich te buiten gingen en gaan’. Het betekende de definitieve politieke breuk met zijn broer Dirk. Maar ook de sociaaldemocratische variant heeft voor Jan Van Duppen sindsdien afgedaan, dat ‘zelfvervullend mechanisme van lijden en medelijden, van vals appel op solidariteit vanuit vermeend eigenbelang, wat op termijn het hele systeem van de verzorgingsstaat om zeep zal helpen.’ Van Duppen weigert zijn eigen au-delà du marxisme te bestempelen als een ruk naar rechts. ‘Het is niet omdat ik vaststel dat het linkse gedachtegoed failliet is dat ik daarom rechts ben.’

Aan Louis van Dievel had Jan Van Duppen al uitgelegd dat hij niet meer op partijen stemt, maar op individuele kandidaten ‘die mij nog niet al te veel ontgoocheld hebben of die ik wil steunen om bepaalde fenomenen te bestrijden’. Hij wil aan Knack een voorbeeld geven van een man die hem aangenaam heeft verrast. ‘Ik had onlangs een zeer ontroerende ervaring met een politicus die ik nog niet kende. Als burgemeester van Antwerpen heeft Bart De Wever aangeboden om de urne van mijn broer Dirk een plaats te geven op het burgerlijk ereperk van het Schoonselhof, dus tussen de mannen en vrouwen die tijdens hun leven iets voor Antwerpen hebben betekend. Ik bedankte hem per e-mail. Daarop schreef Bart De Wever volgend antwoord: “Ik verschilde erg met uw broer van mening, maar ik twijfelde nooit aan de oprechtheid van zijn engagement. Tevens heb ik hem op de gemeenteraad nooit een onvertogen woord horen spreken. Dirk had grote klasse als mens. Zijn plaats op het ereperk is dan ook meer dan verdiend.'”

Het is niet meteen het onderwerp van dit boek, maar soms heeft politiek niets te maken met links of met rechts.

Jan Van Duppen

– 1953: geboren in Turnhout

– 1971-1973: studie psychologie (KU Leuven). Sluit zich aan bij Amada. Gaat in fabrieken en de mijnen werken.

– 1978-1986: studie geneeskunde (Universiteit Antwerpen)

– 1986-2004: huisarts

– 1999-2004: Vlaams Parlementslid voor SP.A

– 2001-2006: gemeenteraadslid in Turnhout

– 2004-2014: huisarts in Rotterdam Zuid

– 2020: publicatie De dokter is uw kameraad niet (Louis van Dievel), gebaseerd op zijn leven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content