Direct naar artikelinhoud
InterviewErika Vlieghe

Erika Vlieghe: ‘Ons land is door het oog van de naald gekropen’

'We hebben lang gediscussieerd of we de grenzen voor China konden sluiten. We hebben het niet gedurfd. Jammer, denk ik nu.'Beeld Wannes Nimmegeers

Onweerstaanbare dwang, zegt Erika Vlieghe (48). Daarom is ze voorzitter van de GEES, de groep van experten die onze exit uit de coronacrisis uitstippelt. ‘Dit is de moeder van alle crisissen. Wat is het alternatief? Rustig thuis blijven zitten?’ Een gesprek met een leading lady over patiënt zero, de tweede golf en het leven na corona: ‘Massa-evenementen? Podiumkunsten? Ik zie het voorlopig niet gebeuren.’

Een woensdagavond in mei, het begin van een zonovergoten verlengd weekend. Het nieuws is net wereldkundig gemaakt: mensen met een tweede verblijf mogen weer naar de kust. Blikjes bier, luchtmatrassen en roze flamingo’s verdwijnen in kofferbakken. Auto’s razen de ondergaande zon tegemoet. Het zal nu echt niet lang meer duren of alles is weer zoals vroeger, en corona zal niet meer dan een boze droom zijn geweest. Maar als Erika Vlieghe (48) voor haar computerscherm plaatsneemt, is ze niet in feeststemming. De GEES, haar groep van experten, heeft de regering-Wilmès niet over tweede verblijven geadviseerd, zegt ze.

Erika Vlieghe: “Oorspronkelijk maakten de tweede verblijven deel uit van de maatregelen die we in verband met het toerisme zouden nemen. Om de één of andere reden zijn ze uit het pakket gelicht. Prima, dan hoeven wij ons daar niet over uit te laten. We kunnen het niet over alles apart hebben.”

Bent u er niet gelukkig mee?

Vlieghe: “Het maakt me niet uit waar mensen verblijven, zolang ze geen broeihaard voor het virus vormen. Als je dat aan de kust kunt garanderen, ben ik tevreden. Maar het wekt wel de indruk dat je mensen met een tweede verblijf sneller wilt bedienen dan mensen zonder.”

De cijfers blijven goed: er is geen terugslag van de versoepeling waarmee begin mei is begonnen. U was daar in eerste instantie niet gerust op.

Vlieghe: “So far so good, dit is het effect van het begin van de versoepelingen. We zullen het met de vinger aan de pols opvolgen. (Telefoon gaat over) Sorry, de premier. (Verdwijnt twee minuten van het scherm)

“Bon, in de gelekte teksten van de GEES kon iedereen lezen wat onze oorspronkelijke voorstellen waren: minimaal veertien dagen tussen elke reeks van versoepelingen. Het is om de week een nieuwe reeks geworden. Ik houd mijn hart nog altijd vast, vooral voor het effect van het opdrijven van de menselijke contacten, de zogenoemde regel van vier. De gevolgen zullen we volgende week zien.”

Is de GEES niet meer dan een adviesorgaan van de regering-Wilmès? In het begin van de crisis hadden waarnemers het over ‘een expertocratie’.

Vlieghe: “Wij reiken oplossingen aan op grond van wetenschappelijke gegevens en gezond verstand. Of politici ons volgen, is hun beslissing. Daar heb ik vrede mee: politici zijn door het volk verkozen.”

Wordt u vaak gevolgd?

Vlieghe: “We worden gerespecteerd.”

Waarom hebt u begin april aanvaard voorzitter van de GEES te worden?

Vlieghe: “Half januari was ik al lid van het wetenschappelijk comité voor de coronacrisis (onder de rechtstreekse bevoegdheid van minister van Volksgezondheid Maggie De Block, red.). De premier vroeg in april: ‘Wil je ons helpen?’ Ik heb getwijfeld en bedenktijd gevraagd. ‘Oké’, zei premier Wilmès. ‘U krijgt twee uur.’ (lacht) Het was, laten we wel wezen, een retorische vraag. En ik heb de slechte gewoonte op moeilijke uitdagingen in te gaan.”

In 2014 was u nationaal coördinator van de ebolacrisis. Was dat te vergelijken met wat u nu meemaakt?

Vlieghe: “Het was ook een sprong in het diepe: niemand wist hoe ernstig het zou worden. Voor België viel het achteraf bekeken goed mee, het was een generale repetitie voor deze gezondheidscrisis. Ebola is besmettelijk en gevaarlijk: met elke patiënt moet je heel omzichtig te werk gaan, je moet urenlang ontsmetten en contacten opsporen. Als ik in de loop van de nacht een telefoontje kreeg, wist ik: vandaag krijg ik mijn bed niet meer te zien. Maar goed, het aantal patiënten was gering en de besmetting bleef beperkt in tijd en ruimte, terwijl Covid-19 overal is. Iedereen is erbij betrokken. Het is een maatschappelijke crisis.”

U hebt zich laatst laten ontvallen: ‘Als de ziekenhuizen zouden werken zoals de politiek, zouden er veel mensen overlijden.’

Vlieghe: “‘Zoals de overheid’, heb ik gezegd. Maar de politiek maakt deel uit van de overheid, dat klopt.”

Wist u dan niet in welk wespennest u zou terechtkomen?

Vlieghe: “De investeringen in de zorg zijn verder afgebouwd. De zesde staatshervorming is voltrokken: in mijn perceptie is de versnippering groter geworden. Nu ja, bij ebola ging het om drie referentieziekenhuizen, bij Covid-19 zijn alle niveaus van de gezondheidszorg betrokken. Hebt u in De Morgen het interview met Pedro Facon, de directeur-generaal van de FOD Gezondheidszorg, gelezen?”

Een onwaarschijnlijk stuk, ik ben een paar keer van mijn stoel gevallen.

Vlieghe (knikt): “Wanneer precies?”

Toen hij vertelde dat in hetzelfde psychiatrisch ziekenhuis in de ene gang de Vlaamse overheid bevoegd is, en in de andere gang de federale overheid. De teststrategie voor Covid-19 verschilde afhankelijk van de gang.

Vlieghe: “Dat is dus maar één aspect: de hallucinante verdeling van de bevoegdheden in dit land. Niemand kan er nog aan uit. Op zich is het geen drama om met mensen van verschillende niveaus samen te werken, de ijver van de meeste medewerkers is groot, maar het werkt wel verlammend. Het duurt zó lang voor er een beslissing valt.

“In het wetenschappelijk comité heb ik dikwijls hardop gevraagd: ‘Wie leidt hier de boîte?’ Ik gaf advies en zei tegen iedereen wat ik te zeggen had, maar ik zag niemand knopen doorhakken. Het schoot niet op.”

En?

Vlieghe: “Er kwam geen antwoord, dat was nog het ergst. Het hele besluitvormingsproces was complex, het verliep zonder gevoel voor urgentie, terwijl je in een crisis heel snel moet schakelen. We hebben geen Italiaanse toestanden meegemaakt, waar mensen op de gang van het ziekenhuis stierven, maar dat danken we niet aan het systeem. Integendeel, de inzet van individuele mensen heeft ons gered. Het systeem is vermolmd. Et ça ne marche pas.

“Als ik in mijn ziekenhuis kom (Vlieghe is diensthoofd Inwendige Ziekten in het Universitair Ziekenhuis Antwerpen, red.), weet ik niet meer hoe ik binnen raak: elke keer moet ik anders lopen. De ingang lijkt steeds meer op de vertrekhal van een internationale luchthaven. In korte tijd hebben we ons helemaal opnieuw uitgevonden. Als we op instructies van de overheid hadden gewacht, was ons dat nooit gelukt.”

U bent afgestudeerd summa cum laude en u hebt een ijzersterk cv, u hoeft geen ebola- of coronacrisis te managen voor een carrièreboost.

Vlieghe: “Het is onweerstaanbare dwang (lacht). Ik ben op mijn best in een crisis. En dit is de moeder van alle crisissen. Wat is het alternatief: rustig thuis blijven zitten?

“Het betekent wel dat je in de modder gaat staan. Keuzes maakt. Handelt. Voor een academicus die graag vier maanden nadenkt aan zijn schrijftafel voor hij een letter op papier zet, is dat niet vanzelfsprekend.”

Bent u een atypische academica?

Vlieghe (hoofdschuddend): “Als ik met mijn collega’s aan de universiteit zit te vergaderen, heb ik een homey feeling. In de academische wereld ben ik op mijn plaats, maar tegelijk hou ik van actie.”

In een wetenschappelijk artikel over euthanasie bij infectieziekten beschrijft u wat u als pas afgestudeerde arts in Oeganda hebt meegemaakt. Een plaatselijk radiostation had opgeroepen uw ebolapatiënt te vermoorden, ‘samen met alle verplegend personeel’. Dat was wel érg veel actie.

Vlieghe: “Dat voorbeeld kwam van mijn Schotse collega, die het artikel mee heeft geschreven. De andere casus was van mij. Hebt u dat ook gelezen? Het been van een patiënte moest worden geamputeerd, maar die vrouw weigerde: ‘Ik ben getrouwd, ik ben de eigendom van mijn man: hij moet toestemming geven.’ Die man werkte in de kraal, 500 kilometer verderop, waar het vee graasde. Daar moest een bode naartoe, met de bus. Vóór die terug thuis was, was de vrouw al doodziek. In een landelijk Afrikaans ziekenhuis heb ik wel gruwel gezien, maar in een oorlog heb ik nooit gewerkt. Ik weet ook niet of ik het zou kunnen.”

U kunt wel mensen verbinden, zeggen collega’s.

Vlieghe: “Als ik kan bemiddelen om mensen inzicht te laten verwerven in wat op het eerste gezicht een onoplosbaar probleem lijkt, doe ik dat graag. Een probleem los je op door het in kleine stukjes te hakken en het daarna stukje voor stukje op te lossen. De stukjes die je niet kunt oplossen, laat je liggen.”

Erika Vlieghe: ‘Ons land is door het oog van de naald gekropen’
Beeld Wannes Nimmegeers

En dan?

Vlieghe: “De volgende dag bekijk je ze opnieuw, met een fris hoofd (lacht). In een crisis is de bereidheid groot om tot een oplossing te komen: je hebt geen tijd te verliezen. (Verwijzend naar de Belgische regeringsvorming) Je kunt niet 541 dagen lang nadenken over een probleem.

“Veel mensen beschouwen een crisis als een mogelijkheid om de wereld te veranderen. Ik kijk daar anders tegenaan: je moet eerst de meest urgente daden stellen. Als een patiënt met een zwaar hartinfarct in het ziekenhuis aankomt, moet je hem een overbrugging of een stent geven, pas daarna kan hij beloven dat hij gezond zal eten en stoppen met roken.”

LESJE GELEERD

Terug naar deze crisis. Wanneer hebt u voor het eerst over Covid-19 gehoord?

Vlieghe: “Eind december 2019, toen het nog ‘het nieuwe coronavirus’ heette. Op sociale media ging het nieuws rond van een mysterieuze longziekte in China. De Chinese overheid leek snel te reageren, wat op de ernst van de toestand wees. Maar begin januari was dat nog ver van ons bed: wij waren volledig in beslag genomen door een patiënt met hemorragische koorts (veroorzaakt door RNA-virussen, afkomstig van dieren, red.) in het Brusselse Sint-Pietersziekenhuis, die heel wat contacten had gehad. Zijn contacten moesten zo snel mogelijk opgespoord worden.

“Op 12 januari sprak ik in Berlijn over hemorragische koortsvirussen. Het tweede deel van de conferentie was gewijd aan Covid-19. Bij het afscheid zeiden we tegen elkaar: ‘Daarmee zullen we de eerstkomende tijd onze handen vol hebben.’

“Terug thuis hebben we alle informatie over het virus verzameld en het verplegend personeel ingeseind, maar de eerste weken bleef Covid-19 toch vooral een reisziekte. De discussie ging over wie we mochten testen: alle reizigers uit China en Taiwan, of uitsluitend de reizigers uit de provincie Hubei (Wuhan, waar het virus officieel uitbrak, is de hoofdstad van Hubei, red.).”

China heeft de ernst van de Covid-19-besmetting wekenlang geminimaliseerd. Het regime zweeg ook over menselijke besmettingen. Waarom heeft iedereen, behalve Taiwan, lang op het officiële nieuws van China vertrouwd?

Vlieghe: “Wij gingen ervan uit dat de meeste informatie in China zat: het virus woedde daar. Het was volgens de officiële versie op de markt van Wuhan van dier op mens overgegaan. Het inzicht dat mensen elkaar met Covid-19 konden besmetten, is pas geleidelijk aan gekomen. Wij hebben ook lang gediscussieerd of we de grenzen voor China konden sluiten. Eigenlijk wilden we niets liever, maar in diplomatiek opzicht was het not done: we hebben het niet gedurfd. Jammer, denk ik nu. We veronderstelden dat het nieuwe coronavirus, net als de oude (SARS en MERS, red.), niet onze kant zou opkomen. Ze zouden het in het Oosten wel onder controle krijgen. Oké, je had gevallen in Japan en op de Filipijnen, maar dat bleef beperkt. En toen Covid-19 in Europa aankwam, was het te laat. Achteraf zeg ik: we hadden sneller moeten ingrijpen. Maar met de informatie die ons druppelsgewijs bereikte, was het lastig ons de juiste omvang van de epidemie voor te stellen.”

Taiwan heeft snel ingegrepen: op 1 januari 2020 werden reizigers uit China getest. In Taiwan zijn uiteindelijk zeven doden gevallen.

Vlieghe: “Het verschil is: Taiwan had SARS meegemaakt. Daarom waren ze zo alert. Wij hadden nog nooit zo’n grote epidemie gehad. (Zwijgt) We hebben onze les geleerd.”

Intussen weten we met zekerheid dat er op 28 december 2019 Covid-19-patiënten in China én in Frankrijk waren. De kans is groot dat de besmetting aanzienlijk vroeger is begonnen.

Vlieghe: “De besmetting kan twee weken of twee maanden vroeger zijn begonnen. Wie zal het zeggen? Misschien was er ook geen epidemiologische link met de markt in Wuhan, en was de markt gewoon een superverspreider van een virus dat al langer broeide. Ook in Italië sluimerde het al een tijdje voor het is ontploft.

“Ik sluit niet uit dat we in België eind december al enkele Covid-19-gevallen hebben gemist. Alleen, je moet dat kunnen bewijzen. Ademhalingsklachten zijn geen bewijs. Eind december heb je sowieso patiënten met dergelijke klachten.”

Nu geldt Philip Soubry, die begin februari uit China werd gerepatrieerd, als de Belgische patiënt zero. Patient one is een vrouw die op 1 maart positief heeft getest. Dat is héél laat.

Vlieghe: “Dat zeg ik net: het was het griepseizoen. En heel wat mensen zijn besmet zonder dat ze symptomen vertonen. Dan bestaat de kans dat je gevallen mist. Maar juist is juist: het was een erg mild griepseizoen. Als het Covid-19-virus broeide, deed het dat niet in overvloed.”

‘Ik leg alleen verantwoording af voor wat ik heb gezegd, niet voor de uitspraken van Marc Van Ranst of minister De Block. Check gerust: ik heb mondmaskers nooit zinloos genoemd.’Beeld PhotoNews

TORNADO IN ZICHT

Wanneer is het Universitair Ziekenhuis Antwerpen begonnen met het plaatsen van extra containers voor Covid-19-tests?

Vlieghe: “De laatste week van februari. We waren al enkele weken aan het testen, maar opeens was er een dijkbreuk: de krokusvakantie kwam eraan en in Noord-Italië waren broeihaarden van het virus ontdekt. Opeens hadden veel meer mensen klachten. Ze wilden zich laten testen, maar dat mocht niet: het verhaal van hun ziekte strookte niet met de officiële richtlijnen.

“Ik was op dat moment in het buitenland. Collega’s belden me: ‘We zien te veel patiënten: dit brengt de werking van de spoedafdeling in het gedrang.’ We hebben besloten onze containers voor de tests op ebola te gebruiken, maar dat volstond niet: we hebben extra containers moeten plaatsen.”

Is er in de beginfase te weinig getest?

Vlieghe: “Marc Van Ranst en ik hebben van meet af aan op die spijker geklopt: de drempel om te testen was te hoog. Als de indicaties van de ziekte niet strookten met de officiële richtlijnen van de gezondheidsinspectie, mocht er geen test worden afgenomen. Er waren te weinig tests, hè. Heel wat ziekenhuizen zaten zonder.

“Wij hebben gepleit voor mobiele units, die mensen thuis konden testen. Maar dat was zogezegd te duur of te ingewikkeld. In plaats van mobiele units zijn de pretriagecentra van huisartsen er gekomen.”

U hebt ook gezegd: ‘We hadden met mobiele tests naar de woon-zorgcentra moeten trekken.’

Vlieghe: “Op 5 maart raakte de identiteit van onze tweede Covid-19-patiënt bekend: een oudere persoon, die niet had gereisd. Enkele dagen later meldde een gezondheidsinspecteur een uitbraak van het virus in een home in Watermaal-Bosvoorde. Toen wisten we: het virus woedt ook in ons land. We hebben meteen voorgesteld alle woon-zorgcentra te laten testen. In zo’n centrum heb je namelijk maar één verpleegkundige en één raadgevend arts. Alle andere personeelsleden zijn zorgkundigen – toegewijde mensen, maar niet vertrouwd met epidemieën. We wilden inzicht in de toestand van de woon-zorgcentra verwerven, maar dat is ons niet gelukt.

“In ziekenhuizen hebben we de organisatie van de crisis mogen regelen, in woon-zorgcentra niet. Die waren van de regio’s. En de verantwoordelijken van de regio’s hadden wellicht twintigduizend andere dingen aan hun hoofd. Als Johan Vande Lanotte in De Standaard verklaart: ‘De ziekenhuizen hebben aan zichzelf gedacht, niet aan de woon-zorgcentra’, denk ik: ‘Dat is intellectueel niet eerlijk.’ Onze bezorgdheid voor de woon-zorgcentra was groot. Alleen, we waren er niet voor bevoegd.”

Johan Vande Lanotte zei ook dat ouderlingen uit woon-zorgcentra die niet fit genoeg meer waren, in geval van besmetting niet meer naar intensive care werden overgebracht. Ouderlingen die thuis woonden wel.

Vlieghe: “Alles hangt af van de toestand waarin oudere mensen zich bevinden én wat ze zelf wensen. Iedereen zou, bij voorkeur in een rustig gesprek, vooraf moeten aangeven of een overbrenging naar intensive care op hoge leeftijd een toegevoegde waarde is. Als ze ziek worden, willen heel wat mensen het woon-zorgcentrum niet meer verlaten.”

Er waren geen Italiaanse toestanden in Belgische ziekenhuizen, zei u in het begin van het gesprek. Bent u er bang voor geweest?

Vlieghe (knikt): “We zagen de curve stijgen, we wisten niet waar ze zou afvlakken.”

Wat zei uw voorgevoel?

Vlieghe: “Begin maart was voor mij het tornadomoment: je staat op de prairie en in de verte zie je een tornado naderen. Je denkt: nu moet ik ramen en deuren dichttimmeren en hopen op het beste. We hebben hard getimmerd, en gelukkig is de windkracht na verloop van tijd afgenomen.”

Wat denkt u als infectioloog over het virus?

Vlieghe: “Het is een klotevirus. Als je denkt dat je het kent, laat het zich van een andere kant zien. De diagnose is niet makkelijk te stellen, de tests zijn niet waterdicht. We weten nog altijd niet precies wat we van de antistoffen moeten denken: beschermen ze of niet? Het virus heeft véél gezichten: mensen kunnen zwaar ziek zijn, of een beetje ziek, of niet ziek. Maar je hebt ook uitzonderingen: dertigers die zwaar ziek worden. Een kindje dat sterft. Dat is dramatisch op menselijk vlak, maar ook lastig op wetenschappelijk vlak: je kan niet voorspellen wat er gebeurt.”

Wat zal u bijblijven van de eerste golf?

Vlieghe: “De grote aantallen patiënten, hun kortademigheid, de discrepantie tussen wat je meet en wat je ziet. (Zucht) Dat je er kop noch staart aan krijgt.”

Achteraf is het makkelijk praten, maar wat had beter gekund? Viroloog Marc Wathelet haalde in Humo twee dingen aan: van meet af aan hadden er mondmaskers uitgedeeld moeten worden, en skiërs uit Noord-Italië hadden we in quarantaine moeten plaatsen.

Vlieghe: “De mondmaskers waren er niet. Ik heb daarover boze mails naar de bevoegde instanties geschreven, maar er was amper een voorraad. Als je die aan de bevolking uitdeelt, stuur je het zorgpersoneel zonder mondmasker naar het front.”

Marc Van Ranst noemde mondmaskers ‘niet zinvol’. Had hij niet beter gecommuniceerd: ‘We geven voorrang aan de zorg’?

Vlieghe: “Ik leg alleen verantwoording af voor wat ik heb gezegd, niet voor de uitspraken van Marc Van Ranst of minister De Block. Check gerust: ik heb mondmaskers nooit zinloos genoemd. Tijdens de lockdown was de kans op besmetting groter voor zorgverleners dan voor gewone burgers. Als ik dan een mondmasker een prima idee noem, veroorzaak ik een stormloop op de voorraad, met als gevolg dat de helft van de zorgverleners bij gebrek aan bescherming besmet raakt en uitvalt.”

TORNADO IN ZICHT
Beeld Wannes Nimmegeers

Oké, maar was quarantaine voor skiërs uit Noord-Italië niet af te dwingen?

Vlieghe: “Dat was een absolute no-go. Op dat moment hebben we wel, tegen de officiële richtlijnen van de Risk Management Group in, massaal skiërs getest. De richtlijn was: ‘Je test uitsluitend mensen die in de elf dorpjes in Noord-Italië zijn geweest waar Covid-19 is gesignaleerd.’ Maar in mijn ziekenhuis heb ik gezegd: ‘We testen breder.’ Die Noord-Italianen gingen zich wellicht, na een week hard werken, in de grote skistations vermaken. Uiteráárd kwamen ze in contact met Belgische skiërs.

“We hebben Belgische skiërs die positief hadden getest, in quarantaine laten plaatsen. Of ze zich daaraan hebben gehouden, is een andere zaak. Met hun contacten is er ook weinig gebeurd. Het waren er te veel.”

Los van de cijfers: hoe scoren wij in vergelijking met het buitenland?

Vlieghe: “Niet zo kwaad, we eindigen in de middenmoot, denk ik. We hebben veel doden gehad (meer dan negenduizend, red.), maar we hebben ook meer mensen als slachtoffer van Covid-19 geregistreerd dan andere landen, die de cijfers van de slachtoffers in woon-zorgcentra niet in hun statistieken opnemen. Maar goed, in de ziekenhuizen hebben we ook veel doden gehad, daar moeten we mee leven.

“Intussen lijkt het grootste onheil achter de rug: iedereen is weer volop aan het zeuren, over de kleinste details het eerst. Mensen beseffen niet dat we in ons land door het oog van de naald zijn gekropen. We hebben met vereende krachten een ramp vermeden.”

EEN TWEEDE GOLFJE

Nog even over de cijfers: hoe groot was de druk van de politiek om de telling, ter wille van ons internationale imago, enigszins aan te passen?

Vlieghe: “Daar heb ik niets van gemerkt. Maar ik kan me voorstellen dat politici niet willen dat je appelen met citroenen vergelijkt. In internationale vergelijkingen valt elke nuance weg: ‘Belgium worst of the world’. Zo’n oneliner krijg je niet rechtgezet. Maar vanuit intellectueel oogpunt is het niet verkeerd wat wij doen: een groot deel van de niet-bewezen slachtoffers van Covid-19 ís aan de ziekte gestorven.”

Als u ons in de middenmoot situeert, gaat u af op de oversterfte in België, het extra aantal dodelijke slachtoffers in vergelijking met dezelfde periode vorig jaar. Dan doen we het beter dan Groot-Brittannië, Nederland, Frankrijk, Italië of Spanje?

Vlieghe (knikt): “Belgen hebben niet de gewoonte zichzelf te bewieroken. Maar in korte tijd hebben we toch de testing and tracing op poten gezet: dat kan een grote troef voor ons land worden.”

Dat valt nog te bezien. Belgen zeggen niets aan de telefoon na een positieve test: ze zijn niet bereid contacten te noemen.

Vlieghe: “Elk systeem heeft zijn kinderziektes. Mensen moeten het grote belang nog ontdekken. Het is niet de vijand die meeluistert. Maar ik heb vertrouwen: het komt goed.”

Komt er een tweede golf, mevrouw Vlieghe?

Vlieghe: “Dat denk ik wel: vroeg of laat zullen we het leven, met de risico’s die erbij horen, weer meer toelaten. Het is wel de bedoeling dat het een golfje is. Of: golfjes zijn. Geen idee wanneer ik ze mag verwachten, in de zomer of de herfst, maar we moeten ze op tijd zien komen en snel ingrijpen. Onze slagkracht is groter: we kunnen er sneller bij zijn dan in maart.”

Is er nog een maatschappelijk draagvlak voor een lockdown?

Vlieghe: “Desnoods plaats je delen van de samenleving in lockdown. Maar u hoort de aarzeling in mijn stem: niemand wil dat.”

Komt er een vaccin?

Vlieghe: “Met een beetje geluk komen onderzoekers met meer dan één vaccin. Ze zijn met velen. De hoop is gerechtvaardigd dat het lukt.”

Microbioloog Herman Goossens zegt: ‘Het duurt nog minstens twee jaar.’

Vlieghe: “Dat is een realistische schatting. Het vaccin ontwikkelen is één ding, het moet ook veilig blijken voor proefdieren en -personen. En doeltreffend op een moment dat de epidemie nog groot genoeg is. Dat laatste lijkt me het moeilijkst.”

U lijst intussen op wie in de toekomst als eerste zal worden gevaccineerd.

Vlieghe: “Daar bestaat wetenschappelijk onderzoek over, dat vind ik niet uit. De kwetsbaarsten zouden, net als met de vaccinaties tegen griep, als eersten aan de beurt komen: de 65-plussers, de hartlijders, de diabetespatiënten, noem maar op. Het gezondheidspersoneel ook, de mensen die in de frontlinie staan. En natuurlijk ook: alle leden van de GEES (lacht). Nee, dat laatste is een grapje.”

Hoe kijkt u als wetenschapper naar de wijdverspreide theorie dat de Covid-19-crisis de wraak van de natuur is?

Vlieghe: “De mens is een erg brutale soort, die diep binnendringt in de biotoop van dieren. We zijn met te veel. We hebben vreemde contacten met dieren: we zetten ze in grote groepen samen, we kweken ze, we eten ze op. Het is niet verwonderlijk dat we steeds vaker met dierenvirussen te maken krijgen. We laten ze niet met rust in hun oerwoud of savanne, we nemen hun ruimte af. Dieren nemen geen wraak door ons met een virus te besmetten, zo werkt het niet: we zitten er gewoon te dicht bij. We zijn niet resistent tegen hun virussen. In die zin is het een gevolg van onze levensstijl. De bliksemsnelle verspreiding gaat ook zo hard omdat wij over de hele planeet reizen en handel drijven. Deze pandemie geeft te denken over de druk die wij op het ecosysteem zetten. Het zal niet de laatste keer zijn dat we zoiets meemaken.”

Zal deze crisis een cesuur zijn?

Vlieghe: “De impact zullen we in het beste geval nog maandenlang voelen. Dat is niet niks. Is het onoverkomelijk? Nee. Maar sommige dingen zullen zelfs op middellange termijn niet mogelijk blijken: onderdelen van de horeca, massa-evenementen, podiumkunsten – ik zie het voorlopig niet gebeuren.”

Wat met de scholen?

Vlieghe: “Enkele dagen geleden hebben we ze met grote voorzichtigheid weer geopend. Op slag hoor je mensen pleiten om de deuren helemaal open te gooien, omdat het in Denemarken en Nederland aardig loopt. Dan denk ik: laten we niet overhaasten.”

Mogen alle kinderen volgend jaar weer naar school?

Vlieghe: “In een modern land moet dat het streefdoel zijn.”

Wanneer kunt u, als dwarsfluitiste, terug naar de harmonie van Erps-Kwerps?

Vlieghe (lacht): “Ik ben nog volop bezig de virologie van de blaasinstrumenten te bestuderen. Het is te vroeg, vrees ik.”

U bent in enkele weken tijd een Bekende Belg geworden.

Vlieghe: “Het gebeurt dat volslagen onbekenden naar me zwaaien als ik voor het rode licht sta. Heel vreemd. Dat zal wel verdwijnen, hè. Mijn plan is: zo snel mogelijk terugkeren naar het normale leven.”

Is dat ook de politiek?

Vlieghe: “Nee (lacht), een normaal leven als mens onder mensen. Waarom zou dat niet kunnen? Misschien maak ik binnenkort een gigantische inschattingsfout en durf ik mij niet meer te vertonen. Dan verdwijn ik wel in een donker gat onder de grond. Of ik trek me terug in een hutje op de heide. Of, als ik toch mag kiezen, een plek diep in het bos.”

Net voor de deadline raakt bekend dat de speeltuinen opnieuw opengaan, jeugdbewegingen op kamp mogen en alle kinderen stilaan weer welkom zijn op school. Straks wordt het nog zomer.

© Humo