Dierentuinen: een goede zoo moet een Ark van Noah worden

Kordofangiraf © iStock
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Dierentuinen leveren inspanningen om populaties van met uitsterven bedreigde dieren nieuw leven in te blazen. Dat werkt soms, maar niet altijd. Een verhaal over onder meer monniksgieren, lynxen en giraffen.

Onze dierentuinen zijn nuttig om mensen te sensibiliseren voor een dier- en natuurvriendelijk bestaan. Rechtstreeks contact tussen mens en dier doet nog altijd meer voor de houding van mensen tegenover dieren dan de mooiste natuurdocumentaire. Dierentuinen hebben ook een educatieve functie – geen wonder dat een zoobezoek het in niet-coronatijden zo goed doet als schooluitstap.

Maar het blijft uiteraard kijken naar dieren die opgesloten zitten – de meeste zoodieren zijn tegenwoordig ook gekweekt in gevangenschap. Daarom vinden steeds meer dierentuinen het nodig om iets terug te doen voor de natuur die aan de basis van hun bestaan ligt. Zo werken ze aan kweekprogramma’s voor bedreigde diersoorten. Wat in de natuur verloren gaat, kan in een dierentuin in leven worden gehouden. Dat roept de filosofische vraag op of een dier dat in de natuur verdwenen is, maar wel nog overleeft in dierentuinen, als ‘uitgestorven’ moet worden beschouwd.

Stilaan schakelen dierentuinen over naar een volgende stap: het opnieuw uitzetten van al dan niet lokaal uitgestorven dieren in de natuur. Dat loopt niet altijd van een leien dakje. Er zijn verhalen van mislukte herintroductieprojecten van zeldzame antilopen, zoals de Arabische oryx, die in de vernieling werden gejaagd. In een van de uitzettingsprojecten kregen de oryxen opnieuw te lijden van dezelfde kwaal: ze werden zo massaal geschoten door trofeejagers dat ze weer het loodje legden. Elders ging het beter. Gelukkig kweken ze makkelijk: er zijn er ongeveer 27.000 in gevangenschap.

Planckendael heeft een “datingvolière” gebouwd, waarin vogels elkaar kunnen leren kennen.

Marleen Huyghe, vogelcurator

Een studie in het vakblad Biodiversitas concludeerde dat amper een derde van de in Borneo heruitgezette orang-oetans langer dan drie jaar overleeft in het wild. Projecten met het loslaten van gorilla’s uit gevangenschap in Gabon of bonobo’s in Congo illustreren dat het niet makkelijk is dieren te laten wennen aan écht wilde leefomstandigheden. Dikwijls zijn ze te gewend geraakt aan menselijke aanwezigheid om zich echt wild te gedragen. In feite vormen zulke populaties een tussenstap tussen dierentuin en natuur.

Op citytrip

Ook Belgische dierentuinen zetten in op herintroductieprojecten. Pairi Daiza werkt aan het herstel van de Spix-ara: een in het wild uitgestorven blauwe papegaai uit Brazilië, waarvan er onlangs 52 werden uitgezet. Drie van die dieren verbleven in Pairi Daiza. De vogels worden losgelaten in een herbeboste halfwoestijn die ooit hun oorspronkelijke biotoop was. Het is de bedoeling dat de populatie elk jaar wordt aangevuld tot ze leefbaar is. De soort verdween in 2000 officieel van de radar. De kweek steunt op enkele tientallen dieren die overbleven in gevangenschap.

De Antwerpse Zoo zet in op de herintroductie van de monniksgier, de grootste Europese gier, die het in grote delen van zijn leefgebied kwaad krijgt. In Planckendael heeft de Zoo een kweekprogramma voor de soort – sinds 1998 is hij de coördinator van de Europese monniksgierkweekprojecten. ‘Het was geen sinecure om de dieren tot voortplanting te bewegen’, vertelt biologe Marleen Huyghe, vogelcurator van de Zoo. ‘Sommige vogels negeerden elkaar straal, waardoor ze geen koppelactiviteiten etaleerden en gelegde eieren onbevrucht bleven. Het had wat voeten in de aarde voor we enkele goede broedparen hadden samengesteld. Er leven slechts 170 vooral oude monniksgieren in Europese zoos, dus er kwamen verhuizingen van dieren aan te pas. We hebben in Planckendael een “datingvolière” gebouwd, waarin vogels elkaar kunnen leren kennen.’

Zelfs in een dierentuin moet een populatie duurzaam zijn, zegt Huyghe: ‘We hebben veel problemen moeten oplossen. We merkten dat veel eieren braken tijdens het broeden. We vervingen ze door kunsteieren en legden de echte eieren in een broedmachine. Maar je kunt giertjes niet met de hand grootbrengen, want dan raken ze gewend aan mensen en missen ze veel van wat ze van hun ouders moeten leren. Daarom plaatsen we een jong een paar dagen na de geboorte in het ouderlijke nest. Dat werkt meestal goed. In totaal hebben we nu 54 vogels uitgezet, vooral in Mallorca en Frankrijk, en sinds kort ook in Bulgarije.’

Het uitzetten moet verouderde populaties verjongen en grote hiaten die gevallen zijn tussen de Zuidwest-Europese en oostelijke populaties opvullen, waardoor de genetische diversiteit van de dieren weer hoog genoeg wordt om leefbaar te zijn. ‘Je kunt ze niet om het even waar uitzetten’, legt Huyghe uit. ‘Er moet contact kunnen zijn met natuurlijke populaties, hoe klein ook, om genetische uitwisseling mogelijk te maken. We vinden soms DNA van vogels die we losgelaten hebben maar nooit meer hebben teruggezien, in jongen in wilde nesten, wat bewijst dat de uitgezette dieren wel degelijk in een populatie zijn opgenomen. Losgelaten gieren worden nu standaard met zenders uitgerust, zodat we ze een tijd kunnen volgen. De zendermethode hebben we op gevangen dieren verfijnd.’

Je kunt gieren beschouwen als een goedkope natuurlijke vervanging van de opruiming van kadavers in vilbeluiken.

De dieren kunnen volgen is nodig, want sommige komen in de problemen. In 2018 werden drie gieren uitgezet in Bulgarije. Daarvan is er één vergiftigd in Griekenland. In 2019 werden er vier uitgezet. Eén dier is zeker gestorven, een ander raakte verstrikt in wijnranken en kon gered worden – het dier leeft opnieuw in gevangenschap. Een vogel die in Zuid-Frankrijk werd losgelaten, maakte een citytrip met één overnachting naar hartje Marseille en vloog vervolgens 300 kilometer terug naar zijn broedgebied. Het is bekend dat gieren vreemde zwerftochten kunnen maken. Het verklaart de waarnemingen die soms in Vlaanderen gedaan worden.

Onbetaalbare vogels

Het zijn grote inspanningen om een vogelsoort te redden. De kostprijs per uitgezette monniksgier kan niet worden becijferd – de datingvolière van Planckendael alleen al kostte 375.000 euro. ‘We ramen de kostprijs op enkele tienduizenden euro’s per uitgezette vogel’, zegt genetica-expert Philippe Helsen van de Zoo. ‘Maar eigenlijk zijn die vogels onbetaalbaar. We willen er ook geen waarde aan hechten om te vermijden dat mensen ze gaan zien als een beleggingsinstrument, waardoor geldschieters onze kweekprogramma’s zouden willen sturen. Omgekeerd kun je zeggen dat miljoenen mensen graag dieren zien, en dat gieren deel kunnen uitmaken van het toeristische potentieel van een regio, waardoor ze een economische waarde krijgen. In die zin kun je onze inzet als een investering in de natuur beschouwen.’

Er zijn nog voordelen. ‘Probeer je eens voor te stellen hoe de natuur eraan toe zou zijn zonder gieren?’ stelt Helsen. ‘In India is het gebeurd, en wat kreeg je? Honden namen de verwerking van kadavers over, waardoor er plots opstoten van hondsdolheid kwamen, een voor mensen nog altijd dodelijke ziekte. Je kunt gieren beschouwen als een goedkope natuurlijke vervanging van de opruiming van kadavers in vilbeluiken. Waarom zou je voor opruimkosten betalen als de natuur je die dienst gratis verschaft? Gieren kunnen leveranciers van ecosysteemdiensten zijn.’

Helsen vertelt over een van de succesvolste Europese herintroductieprojecten: dat van de Iberische lynx in Zuid-Spanje. Van die soort waren er begin deze eeuw nog slechts een honderdtal exemplaren in leven, waardoor ze de trieste eer dreigde te krijgen om de eerste uitgestorven katachtige te zijn sinds de prehistorische sabeltandtijger. Maar door beschermingsmaatregelen en herintroducties is de populatie weer boven de 300 individuen gegaan, waarmee ze weliswaar nog niet buiten de gevarenzone is.

‘Er zijn grote inspanningen geleverd om de gekweekte dieren voor te bereiden op een succesvol leven in de natuur’, zegt Helsen. ‘In speciale kweekcentra worden ze getest op hun capaciteit als roofdier, want ze moeten in de natuur prooien kunnen vangen. Ze leren eerst jagen op tamme konijnen en nadien op wilde. Ook hun persoonlijkheid wordt onder de loep genomen. Sommige dieren zijn verlegen routinebeesten, andere extraverte zwervers. De laatste hebben meer kans om in de natuur te overleven. De dieren mogen zo weinig mogelijk rechtstreeks contact met mensen hebben, want dat kan een succesvol intreden in de natuur hinderen. Ze mogen niet zien dat ze door mensen gevoederd worden, want anders zullen ze mensen niet mijden. Je moet aan veel denken om van een herintroductie een succes te maken.’

Marleen Huyghe, Philippe Helsen en Sander Hofman: 'Je kunt onze kweekprojecten als een investering in de natuur beschouwen.'
Marleen Huyghe, Philippe Helsen en Sander Hofman: ‘Je kunt onze kweekprojecten als een investering in de natuur beschouwen.’© LIES WILLAERT

Smeltend leefgebied

Vorig jaar was er wat gedoe over plannen van Pairi Daiza om ijsberen te houden. IJsberen zijn een soort waarvan een zoo moeilijk het natuurlijke gedrag kan garanderen. De zoodirectie reageerde scherp op de kritiek, onder meer met het argument dat het nuttig kan zijn ijsberen in dierentuinen te ‘bewaren’ voor als ze ooit in het wild zouden uitsterven – iets wat met de klimaatopwarming een harde realiteit lijkt te worden. Maar het is een zwak argument. Dieren in gevangenschap houden als back-up voor als ze het in het wild moeilijk krijgen, veronderstelt dat hun leefgebied bewaard blijft. De vraag rijst of een back-upplan realistisch is, als de kans groot is dat het natuurlijk leefgebied van ijsberen smelt onder hogere temperaturen.

‘Het back-upconcept is een essentieel onderdeel van de aanpak van de Europese Associatie voor Zoos en Aquaria (EAZA)’, zegt Sander Hofman, manager dierenzorg van de Antwerpse Zoo. ‘Dat kan over lange termijn gaan, maar je moet natuurlijk wel greep krijgen op de kwestie of de biotoop van het dier er dan nog zal zijn, anders heeft het weinig zin. Het heeft geen zin om dieren uit te zetten als ze binnen de kortste keren weer in moeilijkheden komen, zoals het wedervaren van de Arabische oryx illustreerde. Er moet dus aandacht zijn voor de leefomgeving waarin gekweekte wilde dieren zullen belanden.’

Hofman zit de werkgroep voor die de kweekprogramma’s van giraffen en antilopen in Europese dierentuinen coördineert. Veel mensen beseffen het niet, maar er leven minder dan 100.000 giraffen in het wild, verdeeld over een aantal ondersoorten waarvan een paar met uitsterven bedreigd zijn. ‘Van de zeldzame kordofangiraf leven er 104 in Europese dierentuinen en zo’n 2000 in het wild’, vertelt Hofman. ‘We beschouwen de gevangen dieren als een back-uppopulatie, want zeker uit de Democratische Republiek Congo dreigt de ondersoort op korte termijn te verdwijnen – er zijn er nog maar een stuk of 40 over. Maar we moeten intenser met onze dieren kweken, want 104 is weinig als populatie om er dieren uit te kunnen halen voor herintroductie. We moeten onze zoopopulaties genetisch zeker gezond houden om ze als back-up te kunnen gebruiken.’

Bijna alle antilopen uit Noord-Afrika en het Nabije Oosten verkeren in grote moeilijkheden, vooral als gevolg van constante bejaging. ‘De algemene visie op de kweek en eventuele herintroductie van die soorten is altijd dezelfde, maar per soort moet er natuurlijk maatwerk geleverd om herintroducties zo succesvol mogelijk te maken’, legt Hofman uit. ‘Een land als Tunesië wil echt mee in het herstel van antilopenpopulaties en levert grote inspanningen die wij vanuit Europa ondersteunen. Soms zijn drastische ingrepen nodig. Onlangs zijn vier van de laatste 100 damagazelles uit het wild gevangen en naar een kweekcentrum gebracht, waar de populatie zal worden aangevuld met dieren uit Europese zoos. Zo gaan we proberen er opnieuw een leefbare populatie van te maken.’

De laatste exemplaren uit de natuur halen voor kweekprojecten heeft al gewerkt voor soorten als de Californische condor en het Pater-Davidshert, die anders uitgestorven zouden zijn. ‘Veel mensen zien een zoo uitsluitend als een collectie van gevangen dieren, maar wij zijn veel meer dan dat’, stelt Hofman. ‘Wij werken actief mee aan het behoud van een leefbare natuur voor onze dieren. In onze kweekprojecten bouwen we een grote kennis op om dat mogelijk te maken. Op een bepaalde manier komen we zo helaas dicht bij het fameuze Ark van Noach-concept. Dat was ook een back-upplan voor een catastrofe.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content