Direct naar artikelinhoud
Testing & Tracing

Coronatesten blijven zorgenkind: huisartsen verlaten nationaal testplatform

Geteste patiënten zouden snel hun resultaat moeten kennen, maar dat blijkt niet altijd te lukken. Beeld Photo News

Breed testen bij huisartsen is cruciaal in deze fase van ‘testing & tracing’, maar er is onvrede over het nationaal testplatform. Huisartsen stappen daarom weer over naar ziekenhuislabo’s. Minister Philippe De Backer verdedigt zijn keuze voor het nationaal test­platform.

“In het verlengd weekend van 1 mei moesten we snel beslissen of we met het nationaal testplatform wilden werken of met een klinisch labo”, zegt Rob Smeets, al 38 jaar huisarts. “Wij hebben begin deze week onze aanvraag gedaan om weer over te stappen naar het labo van het Ziekenhuis Oost-Limburg.”

Sinds begin mei is een systeem van contact­onderzoek opgezet waarbij huisartsen patiënten moeten testen op Covid-19, of doorverwijzen naar een triagecentrum. De teststalen kunnen naar een klinisch labo, bijvoorbeeld in het dichtstbijzijnde ziekenhuis, of naar het nationaal testplatform dat minister Philippe De Backer (Open Vld) begin april heeft uitgebouwd, toen er grootschalige testen nodig bleken in de woon-zorgcentra. Het testplatform is een consortium van farmaceutische bedrijven en biotechbedrijf Biogazelle.

Dokter Smeets spreekt niet enkel voor zijn eigen, kleine praktijk in Zutendaal, maar ook als voorzitter van een huisartsenkring Prometheus, goed voor 110 artsen. “Daar zouden nog een dertigtal huisartsen uit de regio Lanaken bij kunnen komen”, zegt Smeets. 

Er blijven technische problemen opduiken met het laten doorstromen van de testresultaten naar het softwaresysteem van de huisarts, waardoor dokters soms niks terugvinden, terwijl ze een gestroomlijnde communicatie hebben met hun vaste labo. Die ziekenhuislabo’s zouden bovendien sneller werken. “Het ziekenhuis geeft ons de resultaten soms vier uur later al, terwijl het met het testplatform twee dagen, soms drie dagen duurt.”

‘Positieve keuze’

Volgens het kabinet van De Backer behandelde het federaal testplatform deze week 90 procent van de tests binnen de 24 uur en 99 procent binnen de 48 uur. Voor alle tests samen geldt dat 95 procent binnen de 24 uur komt, met andere woorden: de overige labo’s halen het percentage naar boven. Bovendien is er volgens huisartsen nog een vertraging om het testresultaat vervolgens tot in hun computersysteem en tot bij de patiënt te krijgen.

In Pano op Eén bleek deze week wat er kan gebeuren als een patiënt te lang in het ongewisse blijft over zijn positieve test: een van de getuigen ging naar bijeenkomsten en besmette er anderen. Microbioloog Emmanuel André (KU Leuven), hoofd van het comité voor ‘testing en tracing’, zei deze week in de hoorzitting in de Kamer dat het testplatform inderdaad te langzaam werkt. “De reactiesnelheid via zo’n industrieel platform is onvermijdelijk langer dan in labo’s die verbonden zijn aan een spoeddienst of die 24 uur op 24 draaien. Ja, we willen naar een snellere diagnostiek.”

De grafieken van Sciensano tonen hoe het nationaal testplatform gaandeweg de meerderheid van de testen voor zijn rekening begon te nemen, maar intussen zijn de verhoudingen omgedraaid. Gisteren meldde Sciensano 13.074 testen door de klinische labo’s en 4.998 door het federaal test­platform. 

Het triagecentrum in Gent besliste in april al om te werken met het lab van AZ Sint-Lucas, omdat de dokters het signaal kregen  van rusthuizen dat resultaten te lang op zich lieten wachten.  “Het bleek toen soms vier dagen te duren voor een testresultaat, terwijl de ziekenhuislabo’s ons veel snellere doorlooptijden beloofden”, zegt Linde Tilley, van de Gentse groepspraktijk Heirnis. “Het was dus ook een positieve keuze.”

Gevolg: het leger kwam de reeds geleverde wissers weer ophalen. Als de huisartsen in een e-formulier het ziekenhuislabo wilden aanduiden, kregen ze het bericht dat het lab niet elektronisch bereikbaar was. De afgelopen maanden lieten de ziekenhuislabo’s hun ongenoegen al weleens blijken, in de media, maar ook in e-mails aan de federale overheid die De Morgen kon inkijken. Ze begrijpen niet waarom ze zo lang ver onder hun capaciteit hebben getest. 

“Men heeft nooit overleg gehad met de beroepsgroep, bijvoorbeeld via de commissie klinische biologie”, zegt Joris Penders, laboratoriumdirecteur van Ziekenhuis Oost-Limburg. “Uiteindelijk heeft men gekozen voor een consortium omdat men vreesde voor te weinig testcapaciteit.”

Oorlog om reagentia

De Backer heeft de labo’s en hun leveranciers nochtans bevraagd en daaruit bleek dat ze onvoldoende capaciteit boden. Er was op dat moment een oorlog om reagentia en testmateriaal. “Door dat consortium te maken, konden we leveranciers aanspreken voor veel grotere aantallen tests dan wat die labo’s allemaal apart konden”, zegt de minister. “Zo konden we één leverancier vinden die ons prioritair kon leveren.”

Bij de diensthoofden van labo’s in Gent, Aalst en Genk valt te horen dat enkel hun toenmalige maximale capaciteit is gevraagd, niet tot hoeveel ze konden opschalen. Intussen is hun testcapaciteit bovendien ook flink opgedreven. “Op de lange termijn, als de klinische labo’s kunnen garanderen dat ze voldoende capaciteit hebben, dan kan dat misschien volstaan”, zegt De Backer. “Ik heb altijd gezegd dat het federaal platform tijdelijk nodig was, maar zo staan we wel in de top vijf van de wereld voor het aantal tests per capita.” 

Ook André zei in de hoorzitting dat de doorlooptijd van de tests zal inkorten “door terug naar een normale situatie te keren, met onze gebruikelijke labo’s en ziekenhuizen, maar in die transitiefase mogen we onze capaciteit niet verliezen.”