Vanaf 16 juni schorten de Verenigde Staten alle passagiersvluchten van China luchtvaartmaatschappijen op. Het is een nieuwe stap in de opnieuw toenemende spanningen tussen de twee economische grootmachten.

Het Amerikaanse ministerie van Transport wil de Chinese regering straffen, omdat Peking weigert om vluchten van Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen toe te laten. Nochtans is de coronapandemie er zo goed als achter de rug. ‘Onze luchtvaartmaatschappijen hebben gevraagd om vanaf 1 juni de activiteiten te hervatten. Dat de Chinese regering dit niet goedkeurt, is in strijd met de overeenkomst voor luchtvervoer’, zegt het ministerie.

Door te stellen dat het Amerikaanse verbod nog sneller kan ingaan ‘als de Amerikaanse president dat nodig acht’, voert het ministerie de forcing verder op. De opschorting geldt voor Air China, China Eastern Airlines, China Southern Airlines en Hainan Airlines. Opvallend genoeg bleven alle vier tijdens de pandemie tussen de twee landen vliegen, hetzij aan een verminderd vluchtschema. Hun Amerikaanse tegenpolen deden dat sinds maart niet meer.

Richting twee vluchten

Intussen laat de Chinese luchtvaartwaakhond CAAC weten dat alle buitenlandse maatschappijen vanaf 8 juni wekelijks één vlucht van en naar China mogen uitvoeren. Alle passagiers zullen bij aankomst getest worden, en daar bindt Peking consequenties aan vast. Luchtvaartmaatschappijen waarvan geen enkele passagier positief test op het coronavirus, en dat gedurende drie weken lang, krijgen nadien toelating om twee vluchten per week te organiseren.

De discussie situeert zich in een breder kader waarbij de animositeit tussen de Verenigde Staten en China opnieuw toeneemt. De Amerikaanse president ontnam Hongkong vorige week haar speciale handelsstatus, als vergelding voor de nieuwe veiligheidswet die Peking wil opleggen aan de semi-onafhankelijke stadstaat. Die wet verbiedt het streven naar onafhankelijkheid en buitenlandse inmenging.