Direct naar artikelinhoud
Vijf vragen aanJan Derksen

Psycholoog sceptisch over anderhalve meter afstand houden: ‘Wielrenners zijn de ergste soort’

Klinisch psycholoog Jan Derksen (Radboud Universiteit).Beeld Foto: Gerard Verschooten

We moeten niet denken dat anderhalve meter afstand houden ooit normaal wordt, stelt klinisch psycholoog Jan Derksen (Radboud Universiteit). Hij deed vier wekenlang aan participerende observatie. ‘Het nieuwe normaal blijft abnormaal.’

Na vier weken observeren in uw omgeving concludeert u: de anderhalvemetercultuur bestaat niet.

“De meeste mensen houden zich niet aan die regel. Sommigen kan het niet veel schelen, anderen staan er gewoon niet bij stil. Menselijk gedrag wordt gestuurd vanuit de hechting. Dat betekent dat een kind op de ouder zit geplakt en zonder die moeder of vader niet kan leven. Dat zit heel diep in ons. Wij zijn zoogdieren gewend aan huid op huid contact. Elkaar aaien of elkaar op de bek slaan. Zo gaan wij in de grond met elkaar om. Als je dan ineens zegt dat we elkaar niet meer mogen aanraken, is dat ongeveer hetzelfde als zeggen dat we niet meer mogen drinken.”

In wat voor situaties ziet u dat afstand houden niet werkt?

“Overal. Als je op een bospad loopt of door de stad. Wielrenners zijn de ergste soort. Ze gebruiken een normaal fietspad als een parcours en fietsen als het maar even kan naast elkaar over de volle breedte van het pad terwijl ze hun zweetdruppels over je heen spetteren. Gisteravond zat ik in een restaurant. Ik had drie verschillende obers aan de tafel. Op 20 centimeter afstand. De stoel achter mij stond op minder dan een meter afstand. Buiten bij het terras loop je langs elkaar op en dan is een meter echt veel. Er zitten hele groepen te eten aan een klein tafeltje. 

“Een mondkapje dragen is makkelijker dan die anderhalve meter afstand houden. Dat is zichtbaarder als je je er niet aanhoudt. Maar 1,5 meter verschuift heel snel. Wat is 1 meter 30? Wat is een meter?

U zegt: het nieuwe normaal wordt nooit normaal?

“Het nieuwe normaal is abnormaal. Het zit niet in onze genen, niet in onze psyche en niet in onze persoonlijkheid. Dat iemand je voortdurend aanraakt, meesleept en verzorgt zit heel diep in ons. Menselijk gedrag kan veranderen maar alleen na heel ingrijpende gebeurtenissen. Echte rokers komen pas van het roken als ze op hun 50ste een hartinfarct krijgen en de cardioloog hen waarschuwt dat ze hun testament mogen maken. Dan zorg je voor een hele sterke angstreactie. Je moet die angst dan ook nog onderhouden. 

“Je moet veel meer ellendige beelden op de intensieve zorg laten zien. Beelden die verschrikkelijk veel indruk maken. Dan heb je kans op verandering. Al overdrijf je dan wel, ten behoeve van die gedragsverandering. Mensen veranderen door hele sterke ervaringen en anders niet.”

Is het erg dat we nu ons niet aanpassen?

“We lopen meer risico om elkaar te besmetten. Voor jonge mensen is het niet zo erg maar voor oudere en kwetsbare mensen is het wel erg. Als we onze beschaving een beetje willen handhaven en ook aan deze mensen denken moeten we iets anders doen.”

Wat zou uw advies zijn aan beleidsmakers?

“Ik denk dat je moet accepteren dat die anderhalve meter samenleving er niet gaat komen. Je moet naar andere manieren zoeken om besmettingen te voorkomen. Dat je maatregelen moet treffen die ook goed werken. Veel in de buitenlucht doen en minder binnen. Leeftijdsonderscheid maken. En je hoopt dat de jongere generatie het kan opbrengen om de ouderen te sparen. Dat ze daar niet zo maar aan voorbijgaan.”