Direct naar artikelinhoud
InterviewLucas Vanclooster

‘Hij komt zo thuis, dacht ik. Maar hij kwam niet’: Lucas Vanclooster (65) over het verlies van zijn zoon (21) en zijn afscheid bij de VRT

Lucas Vanclooster: ‘Praktische zaken regelen voor de begrafenis van je kind: dat is om waanzinnig van te worden.’Beeld TIM DIRVEN

Lucas Vanclooster (65) zwaait af bij de VRT. Maar wat stelt zo’n breuklijn in een leven voor, als je vijf maanden eerder je kind bent verloren? Mark Coenen, ex-collega, sprak met Lucas. ‘Het verdriet is als mijn tinnitus: soms is het draaglijk, dikwijls overstemt het alles.’

‘Natuurlijk ben je de oude niet, dat zal niet meer zo zijn. Een andere, dat wel, niet noodzakelijk een slechtere versie. Oedj’an t’haz! (hou je vast aan het gras, zoals mijn mama dat placht te zeggen).’

Dat schreef Kristien Bonneure mij in 2015, toen wij redelijk toevallig ontdekten dat we samen herstellende waren van kanker.

‘Oedj’an t’haz’ is West-Vlaams en betekent: volhouden.

Hoe Kristien, haar man Lucas en dochter Flora het de afgelopen maanden volhielden, ik heb het mij dikwijls afgevraagd. Hun zoon en broer Frederik (21) verdronk op 1 januari in het kanaal na een feestje in De Kruitfabriek in Vilvoorde.

Hij werd pas vijf dagen later gevonden.

Na een onwezenlijk voorjaar ging Lucas Vanclooster op 2 juni met pensioen. Het was een carrière in verschillende boeiende etappes: eerst leraar, dan chauffeur van opera­paus Gerard Mortier en sinds 1994 journalist op de nieuwsdienst van VRT. Een pensioen dat hij zich helemaal anders had voorgesteld.

Een gesprek over hoe het nooit meer wordt zoals het was.

“Ik ben nog maar net weg van de VRT en daar is die Maddie McCann weer”, zegt Lucas Vanclooster met een schamper lachje. “Dat is een verhaal dat in de Britse media gigantisch is opgeklopt. Voor mij was dat een soort van lakmoesproef: als eindredacteur ben ik erin geslaagd om dat een paar keer uit het nieuws te houden. Ik ben er nu niet meer, en dat hoor je meteen.” (lachje)

Ging dat dan zo gemakkelijk?

Lucas Vanclooster: “Als je daar als eindredacteur alleen zit, kun je dat probleemloos doen. Ik hoop echt voor die ouders dat dat opgelost geraakt, maar ik had nooit gedacht dat het verhaal opnieuw zou worden opgerakeld. De schijnwerpers van de media ergeren mij.”

Is er sinds je begon in 1994 daaromtrent veel veranderd in de journalistiek?

“Heel veel. Ik herinner me dat we vijftien jaar geleden lang hebben gediscussieerd over een dubbele moord die gebeurd was aan de Beursschouwburg. We brachten dat toen niet, na zorgvuldig afwegen. Nu zouden we er Het journaal mee openen.

“Maddie McCann opende afgelopen week op een bepaalde dag de béíde tv-journaals. Ook het interview met Dutroux op VTM een tijd geleden heeft ook alleen maar negatieve reacties gekregen. Wij zitten daar echt niet op te wachten.”

‘Ik zou vooral de radio opnieuw de plaats geven die hij verdient. Opnieuw lange bulletins. Wat meer achteruitkijken ook. Nu is het allemaal veel te kort.’Beeld Tim Dirven

Wat mij daaraan vooral stoorde, is dat men hem interviewde en dat interview ook opvoerde als nieuws. We geven in de media zo vaak mensen het woord die het gewoon niet verdienen. Misschien moeten we die types negeren.

“Het nieuws moet het venster op de wereld openen, en als je je te veel laat leiden door trivia, zet je jezelf in een soort zelfgezochte quarantaine.”

Ik ken je als de rots in de branding van de cultuur op de VRT, met een heel eigen flegmatieke stijl. Quiet desperation is the English way, maar het is ook een beetje de manier waarop jij met de dingen omgaat.

“De Britse aanpak vind ik nog altijd fantastisch. VRT, vroeger de BRT, was ook een BBC in het klein. En je hebt journalisten nodig als Chris Van den Abeele, Flip Feyten of Goedele Devroy – mensen die grotendeels hun zin doen en tegelijk licht excentriek zijn, op Brits flegmatische wijze.

“Ik ben ook absoluut een leerling van Jef Lam­brecht (in 2016 overleden verslaggever en eindredacteur bij de VRT, red.): de nieuwsredactie moet volledig autonoom kunnen werken, in volstrekte onafhankelijkheid van de grote organisatie.

“Nieuws is nieuws en staat los van waar en voor wie je werkt.”

Je had wel een mooie plek op de redactie.

“Het is toch ook altijd wel een strijd geweest. Cultuur was en bleef altijd het eerste onderwerp dat wegviel, je moest altijd overleggen in een structuur die steeds complexer werd. Zo zijn er een aantal hele goeie tentoonstellingen geweest die nooit Het journaal hebben gehaald, wat ik nog altijd spijtig vind.”

Er zijn dan ook meer mensen geïnteresseerd in voetbal dan in schilderijen.

“Dat klopt niet helemaal. Er zijn ooit grote bevragingen gebeurd over wat mensen op tv willen. Daar kwam cultuur veel beter uit dan wat er echt op het scherm te zien was. Er zijn ook veel meer mensen die aan cultuur doen dan er eerste­klasse­voetballers zijn, trouwens.

“Waar ik ook trots op ben, is dat ik misschien wel de eerste kunsttentoonstelling ooit in het radionieuws heb gebracht. In 2007 was dat: een grote Rubens-tentoonstelling in Brussel.

“Later kregen we veel steun van Liesbet Vrieleman (nu algemeen hoofdredacteur van de VRT, red.), die de thema­redacties bedacht. Plots kwam er meer cultuur op tv. We deden dat natuurlijk handig en begonnen met een foto van een mooie vrouw, niet met een saai stuk interview.

“Ik ben officieel op 2 juni met pensioen gegaan. Een dag later werkte mijn badge niet meer en was mijn mailbox verdwenen. In de jaren 1980 kon je bij wijze van spreken zomaar van de Reyerslaan recht de tv-studio’s inwandelen. Ik ben daar toen dikwijls geweest toen ik chauffeur was van Gerard Mortier. Ook dat kan allemaal niet meer, alles is beveiligd met badges en security. Maar als ik nog eens wil teruggaan, gebruik ik gewoon de kaart van Kristien, hoor.” (lacht)

Frederik Vanclooster overleed op 1 januari van dit jaar. ‘Vandaag vind ik toevallig zijn rapport van het zesde studiejaar. Hoe beloftevol hij was. Dat zijn heel moeilijke momenten.’Beeld rv

Ik herinner mij dat we toen een soort van lidkaart hadden van de VRT, toen nog BRTN, en dat was alles. Zelfs geen slagbomen. Ik was daar supertrots op. Daarna kregen we een badge. Toen ik na dertig jaar ontslag nam bij de VRT en ik de week daarna terugging, raakte ik niet meer binnen. De man van de security aan de ingang was van een privé­firma en wist niet wie ik was.

“Ik heb de VRT het laatste half jaar wel weer leren kennen als de goeie ouwe sociale VRT, zeg maar BRT, de oude communistische BRT. We maakten dat al mee toen Kristien zwaar ziek was: plots was daar een personeelsdienst die echt helpt. Na de dood van Frederik heeft VRT iemand afgevaardigd om hier thuis de regie te komen doen. Dat was nodig ook.

“De collega’s hebben een maand lang gekookt voor ons: elke dag kwam er iemand langs met eten. We hebben eind januari zelf moeten zeggen om ermee te stoppen, anders waren ze nog aan het koken, denk ik. Er waren zelfs een paar mensen zeer ontgoocheld omdat ze niets hadden kunnen klaarmaken voor ons.

“Het was een warm, troostend deken; dat was zeer, zeer mooi. En dan mijn afscheid, met al die getuigenissen: ik kon precies toch wel iets, als je iedereen zo hoorde. Nog even en ik had het nog geloofd ook.” (lachje)

Hoe groot en log het ook lijkt, de VRT blijft een bedrijf met veel warmte, met veel gepassioneerde mensen. Fatma Taspinar, de u welbekende collega, zei ooit tijdens een laudatio op de proclamatie aan mijn studenten aan PXL, de hogeschool waar ik wel eens kom: ‘Journalist zijn is een eer.’ Aan onze medemens het verhaal doen van onze tijd: hoe mooi is dat?

“Dat was ook mijn droom, al dacht ik als bescheiden Bruggeling dat Radio 2 voor mij het hoogst haalbare zou zijn. Ik vind dat trouwens nog altijd een goeie zender, hoor. Ik heb leren denken als Johan Janssens (oud-radionieuwspresentator, red.), nog zo’n mentor van mij: er zijn vele genres en je moet gewoon goed zijn in je genre. Daarom kan ik ook zeggen dat Het Laatste Nieuws een goeie krant is en De Telegraaf niet.

“Naast alle kritiek op dat grote huis vind ik wel nog altijd dat we er staan als we er moeten staan. Vroeger was de VRT veel trager. Ik herinner mij dat we de grote brand van de Innovation in Brussel zo bijna gemist hebben. De BRT viel toen stil om één uur en kwam pas terug na vier uur. Daartussen moest er geluncht worden, denk ik. (lachje)

“Daar bestaat een legendarische anekdote over. Urbaan De Becker (in 2015 overleden radiojournalist, red.), nog zo’n icoon, was op het moment van de brand op wandel in de Nieuwstraat en belde vanuit een winkel met de redactie, om journalisten en een zendwagen te sturen. Waarop de laconieke reactie van de andere kant was: we gaan wachten tot we weten hoe erg het is!

“Mocht ik het voor het zeggen hebben, dan zou ik de beslissingslijnen wat korter maken en vooral de radio opnieuw de plaats geven die hij verdient. Opnieuw lange bulletins op de belangrijke momenten van de dag bijvoorbeeld. Wat meer achteruitkijken ook. Nu is het allemaal veel te kort.”

En er is vooral plaats voor eindeloze inter­views met steeds dezelfde politici, in plaats van synthese door de eigen redactie. Je krijgt nergens nog een overzicht, het is allemaal hapsnap en ping en pong. Ik word daar nerveus van. Alleen maar vragen stellen is niet genoeg. Vroeger zorgde Actueel voor duiding, maar dat bestaat niet meer.

“Soms gingen we daar ook wel te ver in, hoor. Maar vroeger kon het inderdaad wel meer. Er is ook een angst voor sérieux, zeker voor iets dat soms wat saai kan zijn. De kijker en luisteraar van VRT verwacht een beetje ernst en kan daar ook tegen.

“Na de bliksemstart van VTM was het een tijd onprettig om voor VRT te werken. Dat veranderde pas bij Bert De Graeve en sindsdien is die zure sfeer gelukkig nooit meer echt teruggekeerd. Ik heb nooit de ambitie gehad om bij VTM te werken: het enige voordeel zou zijn geweest dat ik er met de fiets naartoe kon.” (lacht)

Boekje

Literaire vrienden hebben een boekje gemaakt na de dood van Frederik. Het heet Vermakende Salangaan (dat was de totem van Frederik bij de scouts). Een salangaan is een gier­zwaluw. Dit is een van de gedichten in het boekje.

jij Frederik, die mensennaam van jou

die onomkeerbaarheid, die rauwe rouw

(en ergens hopelijk wat broze troost)

jij die nog zo, jij die nog zoveel zou

(Joke van Leeuwen)

Je hebt ook een korte maar hevige literaire carrière gehad en schreef onder meer een sleutelroman over je passage bij Gerard Mortier. Waarom heb je daar een boek over geschreven?

“Ik vond het een geschenk om daar te mogen werken en ik wilde van dat boek een tweede geschenk maken. Het is echt het interessantste wat ik ooit gedaan heb. En ik wilde ook een paar meningen over cultuur en maatschappij ventileren. Ik heb dezelfde visie als Gerard Mortier: kunst en cultuur zijn het hoogste. Daarmee onderscheiden we ons van alle andere levende wezens. En het is voor iedereen. Veel kunstenaars zijn van eenvoudige komaf: Mortier was een bakkerszoon, Lanoye is de zoon van een slager, Tuymans is nog een tijdje buitenwipper geweest. Kunst is eigenlijk niet elitair en is bereikbaar voor iedereen.

“Je moet mensen niet meteen Ulysses laten lezen natuurlijk, maar kunst vormt, maakt gelukkig en helpt je om het leven aan te kunnen. Dat heeft Mortier er in heel korte tijd in geramd. Mozart is voor iedereen. Verdi was een volksheld, Puccini schreef de popsongs van zijn tijd. Opera moest op de voorpagina van de krant van Mortier. En dat vond ik eigenlijk ook.”

Je bent een echte boekenliefhebber en je hebt als afscheidscadeau aan de VRT een lijstje gemaakt van tien boeken die er voor jou toe doen. Je was laaiend enthousiast over De kolibrie van Sandro Veronesi. Toen ik jouw recensie las, verstond ik dat ook: als je net iemand bent verloren, komt dat boek nog meer binnen.

“Ik vind het nu heel moeilijk om te lezen, leg vele boeken weg omdat ze mij niets meer zeggen. Maar bij Veronesi had ik het gevoel dat hij het over mij had. Terwijl de schrijver in het ware leven geen kind verloor. In het boek beschrijft hij bijzonder treffend wat het doet als je kind sterft: de complete chaos, het bodemloze verdriet, de klap in je gezicht, waardoor je ontspoort en als een hulpeloos insect aan de kant ligt.

“Het boek helpt je voort, niet met clichés, niet met meligheid, maar heel concreet. Veronesi zegt: je moet weer een vol mens worden. Pas dan kun je weer iets betekenen voor iemand anders – in mijn geval voor mijn dochter bijvoorbeeld. Ik heb het twee keer na elkaar gelezen.

“Je kent toch zelf dat gevoel hoe je als vader bang kunt zijn voor iets wat je kinderen kan overkomen? En dan gebeurt het echt. Hoe hij die angst beschrijft, de noodlottige klop op de deur.”

‘Ten slotte kwam het. Het telefoontje dat alle ouders vrezen als de hel, want het is de hel, het is de poort naar de hel en gelukkig komt het maar voor een paar mensen, het maakt iedereen doodsbang maar het komt slechts voor een paar ongelukkige, voorbestemde, enorm beklagenswaardige van God verlaten ouders, maar iedereen vreest het, en het meest gevreesde is wat midden in de nacht komt maar zo ging het niet, het meest gruwelijke is dat waar je midden in de nacht van wakker schrikt, triiing, het is zo gruwelijk dat het ook komt als het niet komt.’

(Uit ‘De kolibrie’ van Sandro Veronesi)

Jullie zijn bezig met de reconstructie van Frederiks leven. Zoals Flora zo mooi schreef over haar broer, als eerste zin van haar eindproject in haar eerste bachelor fotografie: ‘Pas toen we je gevonden hadden, ben ik je beginnen te zoeken.’

“We omringen ons met dingen uit zijn leven, overal in het huis word je aan hem herinnerd. Ook zijn kamer is grosso modo gebleven zoals ze er bij lag na zijn laatste nacht hier. Als hij toch nog zou thuiskomen, kan hij meteen gaan slapen. (lachje)

“Als hier iets verandert, betrekken we daar ook Flora bij. We hadden een paar bijna versleten sportschoenen van Frederik weggegeven en Flora was daar ongelukkig van, hoewel zij met die schoenen niets kon doen. Het maakte haar verdrietig. Sindsdien overleggen we alles. Hij is nog zeer aanwezig, kijk maar rond, overal zie je Frederik.

“Vandaag is het exact vijf maanden geleden dat hij uit het water werd getild. Op 5 januari. Dat is nog rauw, dat bloedt nog. Ik heb me al dikwijls afgevraagd: wat zou het verschil geweest zijn als we meteen hadden geweten dat Frederik dood was en niet vijf dagen later? Dat zou nog erger geweest zijn. We hebben nog vijf dagen gehoopt. Het had wel niet langer mogen duren – toen hij die zondag eindelijk gevonden werd, was het hoog tijd.

“Kristien zei de eerste januari al, in tranen: hij ligt in het water. Ik geloofde dat toen nog niet. Ik liet het licht aan beneden, de deur was niet op slot, zodat hij zich welkom zou voelen als hij zou opdagen. Niemand had hem ooit horen zeggen: ik ben moe en ik ga naar huis. Dat had hij niet van zijn ouders. Dat enorm optimistische, die levensvreugde, dat had hij niet van ons. Het was een innemende jongen, al ga ik er ook geen heilige van maken. Gretig leven: dat kon hij heel goed.

‘Mocht mijn vader nog geleefd hebben, hij zou gek geworden zijn van verdriet. Hij verloor zijn eigen vader aan verdrinking én twee kleinkinderen.’Beeld Tim Dirven

“Ik dacht echt dat hij met iemand was meegegaan en iets heel doms had gedaan waardoor hij niet meer naar huis durfde komen. Zijn gsm was wel al snel gelokaliseerd in de buurt van het kanaal, maar Frederik was al tien brillen en zeven gsm’s kwijtgespeeld, dus dat kon ook toeval zijn. Hoopte ik. Ik dacht: hij wacht tot het donker is en dan komt hij naar huis. Maar hij kwam niet.

“En toen kwamen Alain Remue (Cel Vermiste Personen, red.) en Ine Van Wymersch (procureur des Konings, red.) erbij. Die hebben dat schitterend gedaan, met empathisch realisme. Ze maakten ons nooit iets wijs; ze hielden ons, en ook Flora, de hele tijd op de hoogte. Ik denk dat de visie van Flora op de politie daardoor wel een beetje veranderd is. (lachje)

“Wij werden heel snel met de neus op de feiten gedrukt door Alain Remue. ‘Feestzaal, jongeman, kanaal: je moet niet verder zoeken.’ Dat klonk heel brutaal, maar het was goed dat hij dat zo zei. Het verschil met hoe mijn zus na de verdrinkingsdood van haar zoon werd begeleid, kan niet groter zijn. Dat is wel 18 jaar geleden, maar toen stond ze er helemaal alleen voor. Niemand heeft toen geholpen, behalve de familie. Mijn zus kreeg te maken met een botte politie zonder empathie.

“Mocht mijn vader nog geleefd hebben, hij zou gek geworden zijn van verdriet. Hij verloor zijn eigen vader aan verdrinking én twee kleinkinderen.”

Wat zeg je eigenlijk tegen mensen als ze je vragen: hoe is het?

“Dan zeg ik ‘ça va’, maar niet meer dan dat. Eigenlijk gaat het niet goed, we missen Frederik elke dag meer en meer. Mei was een heel moeilijke maand, omdat ik dan ook verjaar, met Moederdag ook. En in de familie was het de gewoonte om in de maand mei feestjes te organiseren, waar Frederik graag mee naartoe ging en altijd schitterde.”

Wij hebben Italiaanse vrienden die hun zoon aan kanker verloren zijn. Die zeggen ook nooit meer tutto bene maar abbastanza bene. Het gaat redelijk goed.

“Ik heb ook tinnitus, en ik vergelijk het verdriet soms daarmee. Soms is het te verdragen en valt er mee te leven, maar dikwijls overstemt het alles. Hij is er altijd, het is er altijd.

“Vandaag vind ik toevallig zijn rapport van het zesde studiejaar. Hoe beloftevol hij was. Dat zijn hele moeilijke momenten. Je kunt je op sommige dingen voorbereiden: mijn verjaardag, daar wist ik van dat die heel onprettig zou zijn. Maar andere dingen zijn er plots en treffen je midscheeps. Toen ik voor het eerst terug ging naar de VRT om te werken, ontdekte ik dat er drie foto’s van hem ophingen, zelfs eentje die ik niet kende. Iemand had die van Facebook gehaald. Dat was ongelooflijk confronterend. Een foto waar hij heel goed op staat, heel relaxed, met een mooie glimlach.

“Zo zijn er zovele dingen: dit nooit meer met hem, dit voor de eerste keer zonder hem. De volgende eindejaarsperiode: ik mag er niet aan denken.”

Verdriet is als een straathond die plots begint te blaffen, zonder je te waarschuwen. Die emoties toelaten is heel belangrijk. Net zoals communicatie met je naasten essentieel is in een rouwproces.

“Een collega van ons, Chris De Nijs, verloor twintig jaar geleden zijn zoon bij een ongeval. Ik heb hem gecontacteerd maar zei er meteen bij: als je er niet over wilt praten, is dat geen probleem. Het tegendeel was waar: hij was blij dat hij zijn verhaal nog eens kon doen. Zelfs na twintig jaar.”

Je schreef me dat je vlak na Frederiks dood ook dood wilde, maar dat je nu zo lang mogelijk wil leven om over hem te kunnen blijven vertellen. In die verhalen krijgt dat veel te vroeg geëindigde leven een tweede leven.

“Het had natuurlijk omgekeerd moeten zijn: hij had verhalen over mij moeten vertellen en niet ik over hem. Het is absurd dat je op een koude maandag bij een begrafenisondernemer zit om de uitvaart van je zoon te bespreken. Praktische zaken regelen voor de begrafenis van je kind: dat is om waanzinnig van te worden.

“Soms vraag ik mij af hoe we in godsnaam door die maand januari zijn geraakt. Wij waren niet in staat om de eenvoudigste dingen te doen. Ik heb het boekje gelezen dat je over je zus schreef en daar stond een zin in van je moeder die helemaal waar is: ‘Die zal hier nu nooit meer binnen­komen.’ Dat besef is vreselijk. Een brief krijgen geadresseerd aan de erfgenamen van Frederik Vanclooster: verschrikkelijk.

“Kristien is weer aan het werk, Flora studeert goed, alle bewondering voor haar, en we proberen er het beste van te maken. Flora studeert fotografie in Brussel. Eerste jaar. Ze heeft het heel moeilijk gehad, natuurlijk: eerst Frederik, dan corona. En gelukkig doet het lief van Frederik het ook heel goed.”

Hoe jullie dat proberen neer te leggen is echt heel mooi en moedig.

“Voor Flora is het heel erg, maar gelukkig zijn er ook mensen die een originele invalshoek hebben. Het atheneum van Vilvoorde heeft ook een rouwboekje gemaakt en daar stond in: ‘Flora, je bent niet alleen de zus van Frederik, Frederik was ook de broer van Flora.’ Ze hadden ook een heel goede relatie, zeker de laatste jaren. Ze deelden dezelfde vriendengroep, ook. Toen ze jonger waren, ging dat minder, maar dat is normaal; ik had ook veel ruzie met mijn zus toen we jong waren.

“Kristien vindt veel steun in stilte en meditatie, ik heb meer woord en tekst nodig. We hebben heel veel aan elkaar. Stilaan probeer je je weer op gang te trekken. Wat mij voor de dood van Frederik interesseerde, zou het mij nu nog interesseren? En dan merken dat dat soms wel zo is. Gelukkig wel.

“Maar het is, vrees ik, zoals journaliste Jacqueline Dooley schreef op de site van Al Jazeera: ‘First, forget everything you think you know about grief. The rules do not apply when it is your child that dies. The landscape of your life has been demolished and now you are standing in an unrecognisable place.’

“Wat het voor mij ook zo onaanvaardbaar maakt: de jas die Frederik aanhad was een hele oude, met scheurtjes en ritsen. Ik snap niet dat hij niet is blijven hangen in het struikgewas. En hij was een waterrat. Dat uitgerekend hij verdrinkt. Niemand kon dat geloven, ook zijn vrienden niet. Toen we de dag voor hij gevonden werd nog met hen samenzaten, zeiden ze ook allemaal: het kán niet dat Frederik verdronken is.

“Hoe verkeerd we allemaal waren.

“We denken nu dat hij naar die plek gelopen is, waar het helemaal donker was – het licht brandde achter hem – en een stap te ver is gegaan. Hij heeft de rand niet gezien. Eén stap. Eén meter dichter, een paar seconden, iemand die het ziet: het zou anders afgelopen zijn. Eén meter dichter en hij zat hier. En niet jij. Maar zoals een christen zich afvraagt wat Jezus zou doen, vragen wij ons hier ook dikwijls af: wat zou Frederik nu willen dat we doen? Zitten treuren? Dat denk ik niet.”