Direct naar artikelinhoud
InterviewPatrick Lefevere

‘Eerst de koers redden, dan ruziemaken’: Patrick Lefevere over het wielrennen na Covid-19

Patrick Lefevere.Beeld Thomas Sweertvaegher

‘Eén keer heb ik het lastig gehad, toen ik met een cameraploeg de service course binnenstapte. Zo vol en zo stil en niet weten wanneer en of er beweging in zou komen. Ik kreeg de tranen in mijn ogen.’ Patrick Lefevere had zich zijn veertigste jaar als ploegleider/manager helemaal anders voorgesteld.

“We waren goed. Echt waar. Het zou weer een fantastisch jaar worden. Maar ja.” Ze waren goed, de mannen van Deceuninck-QuickStep. Ze wonnen overal hun ritten, van Oceanië over Zuid-Amerika tot terug in Europa pakten ze prijzen, vielen aan als vanouds. Niet als een verloren gelopen wolf die een eenzaam Belgisch schaap de keel overbijt, maar als een echte wolvenroedel, klaar voor het grote werk. Plots stopte Planeet Koers met draaien.

Als Patrick Lefevere (65) gaat zitten aan de lange tafel in zijn vergaderzaal, is de goesting in een langere babbel weg. De oorzaak is een uit de context gerukte vertelling van Fabio Jakobsen over wederzijdse practical jokes binnen de ploeg die het karakter krijgen van pesterijen. “Ik had dit nog nooit gehoord, maar dan staat in de krant dat Wolfpack toch niet bestaat.”

Voor alle duidelijkheid: dat stond er niet. Wel: “Ook dat is de Wolfpack, de ene plast in de waszak van de andere.” Lefevere op dreef: “Weet je wat mij stoort: wat ik ook zeg, een dag later wordt het overgenomen door allerlei sites, soms zelfs verkeerd vertaald en met heel verkeerde conclusies. Dat ze mij dan bellen, ik neem altijd de telefoon op.”

Ik ben hier nu. Laten we dit gewoon doen, we hebben toch geen ruzie meer?

Lefevere: “Hebben we ooit ruzie gehad, neen toch? (lacht) Allez, één keer maar niet lang. Neen, maar goed, wat ik wil zeggen: de journalistiek is lui geworden. Dat ze veel moeten vullen en dat er niks gebeurt? Dat ze dan de sportpagina’s minderen.”

Hoe is uw gemoedsgesteldheid vandaag?

“Ik vind van mezelf dat ik een optimist ben, dus goed. Het heeft ons overvallen. Niemand wist wat er zou gebeuren. Uiteindelijk lag alles plat, erger dan de financiële crisis van 2008 en ook erger dan de Tweede Wereldoorlog. Ook de grote zakenmannen wisten het even niet meer.”

Hebt u meteen uw sponsors gebeld?

“Niet nodig, zij belden mij. Mijn devies is: paniek is een slechte raadgever. Even was er sprake van dat CCC de zomer niet zou halen en dat Mitchelton-Scott op invallen stond. Er zou 70, 80 procent moeten worden ingeleverd bij sommige ploegen. Uiteindelijk hoor je dat het 30 procent is. Ik heb meteen gezegd, ook tegen de sponsors: ik doe niks tot eind april.”

Twee van uw sponsors zitten in de bouw of aanverwante sectoren en een andere maakt fietsen, die hebben toch goed gedraaid?

“Heb je al eens een sponsor gehoord die zegt dat het goed gaat? Of een West-Vlaming die zegt dat het goed gaat? En ik heb West-Vlaamse sponsors. (lacht) Neen, serieus, Bernard Thiers van QuickStep niet gehoord op VTM? Hun omzet is in april met de helft gedaald. Wat voor hun geldt, zal ook voor Deceuninck waar zijn geweest.

“En ons fietsenmerk Specialized had het nadeel dat ze vooral via dealerwinkels werken en die waren allemaal gesloten. Ze hebben dan snel een onlineverkoop opgezet, maar ook weer af te halen bij de dealers. BMW, onze autosponsor, zelfde problemen. Nu hoor ik dat het weer aantrekt, maar wie nu een auto koopt, krijgt hem in januari. Het probleem is dat al die fabrieken hebben stilgelegen.

“Los van de sponsors die uiteraard meteen de vraag stelden ‘wat nu, er wordt niet gekoerst, er is geen return?’, liepen wij meteen al 1,3 miljoen euro mis aan allerlei inkomsten, om maar startgeld te noemen. Dat op een budget van 19 miljoen euro. Elke cent voelen wij. Ik krijg drie keer per jaar een audit van EY, twee keer van de UCI en één keer van Bakala (Zdenek Bakala is meerderheidsaandeelhouder in de ploeg, HV). Die heeft jarenlang alles bijgepast, maar op een bepaald moment heeft hij gezegd ‘wat je nu tekortkomt, pas je zelf bij uit eigen zak’.”

Heeft de baas Lefevere goed voor zijn personeel gezorgd?

“Ja. Ik ben begonnen met het opbellen van de zaakwaarnemers. Maart was betaald, voor april moest er worden gepraat. Ik hoorde van teams waar de renners maar 10 procent moesten inleveren. Maar 10 procent. Wel al het personeel ontslagen en zelfstandigen op straat. Niet in mijn wereld: renners komen en gaan, maar met sommige mensen uit de omkadering werk ik vijfentwintig jaar samen.

“Ik heb twintig mensen op technische werkloosheid kunnen zetten en ik heb met de renners en iedereen die nog in dienst was een deal kunnen sluiten over inleveren, van buschauffeur tot coureur. Ik spreek niet over bedragen. Neen, ook niet over procenten. Zelf, ik heb het al tot in den treure gezegd, heb ik mijn salaris laten vallen. Wat je je daar moet bij voorstellen? Ik ben niet betaald als een toprenner, eerder als een helper. Van Deceuninck-Quickstep, niet van Ineos.

“Daarnaast hebben we heel wat zelfstandigen. Die hebben ook ingeleverd. De trainers hebben het hardst gewerkt tijdens de lockdown. Onze ploegleiders heb ik gevraagd om de renners met rust te laten. Dat plotse stoppen moet wat hebben aangericht bij die gasten; er waren er op hoogte geweest, sommigen op eigen kosten naar Calpe, alles om goed te zijn en we waren goed: vijftien koersen alweer gewonnen.”

Patrick Lefevere.Beeld Thomas Sweertvaegher

Parijs-Nice en dan niks meer.

“Ja, en ik ben nog altijd blij dat we dat hebben gereden, ondanks alle kritiek. Ik begrijp ook de burgemeester van Nice dat hij ons niet in zijn stad wilde voor het laatste weekend – die heeft daar al wat meegemaakt – maar het was veel gevaarlijker in de Verenigde Arabische Emiraten. De ploegen die daar hebben vastgezeten sinds eind februari en nog vastzaten toen wij in Frankrijk reden, dat was geen lolletje. Daar hadden de renners het meeste schrik voor, ook in Parijs-Nice: geraken we wel thuis? Kasper Asgreen en Mads Pedersen zijn vanuit Nice per auto helemaal naar Denemarken gereden. Dat gaat ook, jazeker. Alles gaat.

“Laatste rit was 14 maart. Iedereen kwam naar huis, we hebben de zaak opgekuist, de auto’s gestockeerd en op 18 maart ging de boel hier dicht. Ik ben dan nog alleen teruggekeerd voor dat VTM-programma Corona 2020 met Eric Goens in mijn spoor. Ik trok de garagepoort open en de aanblik van die garage volgestouwd met auto’s, zonder verzekering, zonder kenteken. Heel even dacht ik: stel je voor dat dit het einde is. Het is niet het einde gebleken, maar helemaal gerust ben ik er niet. Ik ben een man van het best case scenario, maar ik hou in mijn achterhoofd dat er ook een middle case en worst case is. We koersen nog steeds niet en het is nog zes weken. Er kan nog veel gebeuren.”

Hebt u zeggenschap gehad in de kalender?

“Ik kan zeuren, zoals je wel weet en ik vind de wereld zelden perfect, maar dit is een bijzondere situatie. De kalender had voor mij iets beter gekund, dat BK twee dagen na de Tour is ongelukkig, maar bon.

“Men heeft mij gebeld, om iets te vragen, maar zeggenschap? Wie gebeld heeft? Tom Van Damme (bondsvoorzitter KBWB en UCI-bestuurder, HV), David Lappartient (UCI-voorzitter, HV) en zelfs Yann Le Moenner, de CEO van ASO. Heel uitzonderlijk die laatste. Hij heeft mij bedankt omdat ik was ingegaan tegen Richard Plugge van Team Jumbo-Visma en Ivan Spekenbrink van Sunweb. Zij vonden dat dit het moment was om ruzie te maken en de puntjes op de i te zetten.”

Ik dacht dat ook: bulldozer nu de ruïnes en begin vanaf de grond.

(luid) “En ik niet. Als de hele economie en de maatschappij op zijn gat ligt, is dat niet het moment om te beginnen vechten. Alles platwalsen en herbeginnen is mooi als je contracten doorlopen en je sponsor heeft betaald, maar hoeveel ploegen zitten in de positie dat ze ruzie kunnen maken?”

Zeuren over de dominantie van ASO en de Tour, maar bij hun eerste gil in hun kont kruipen, is dat het?

“Je hebt gelijk, ik heb net hetzelfde gezegd. Maar: dit is niet het gepaste tijdstip, noch de situatie om met ASO en de UCI ruzie te maken. We zijn maar een kleine sport en als het niet snel beter gaat, bestaat ze misschien niet meer. Als we dit jaar niet meer koersen, gaan negen op de tien teams failliet.

“Je moet afwachten tot het beter gaat om dan te zeggen, zoals ik in 2008: we komen niet naar de voorstelling van de Tour en dan gaan we zes maanden spreken en dan gaan we Parijs-Nice misschien niet rijden. Dat vonden ze een goed idee, maar wie zat de volgende dag in Parijs op de Tour-presentatie? Al mijn collega’s. In Parijs-Nice stond ik ook alleen. We kunnen geen ruziemaken, want we zijn niet solidair. Daarom ga ik ook al lang niet meer naar de vergaderingen van de ploegen.”

Bent u er nu al achter dat het wielermodel aan alle kanten rammelt.

“Juist. Ik ga het niet meer veranderen en de sporteconomen ook niet. We hebben het al zo moeilijk, wat is het nut dan van alles door een donkere bril te bekijken?”

Het drama is: het is niet te veranderen. Wielrennen kampt met enorme kosten. Typisch voor een van A naar B sport. Alleen stadionsporten brengen op.

“Jij nu ook weer. Het gaat zo slecht in het wielrennen, maar ik weet één ding: mijn budget vandaag is precies het dubbele van 2004 en voor sommigen ploegen is het zelfs maal drie. Hoe verklaar je dat? Alles is gestegen, op de startgelden na. De renners zijn erop vooruitgegaan. Het grote gevaar voor wielrennen is niet het verdienmodel, maar het macro-economisch model boven onze kop. Soms zijn de naschokken erger dan de aardbeving.”

Renners zijn nu toch goedkoper dan ooit?

“Niet mee eens. De goede renners alvast niet. De Alaphilippes van deze wereld worden niet goedkoper. De nummers één tot vier zeker niet. Van vier tot zeven zal het stabiel blijven, van zeven tot twintig, daar zitten de slachtoffers. Mijn geluk is dat geen enkel sponsorcontract vervalt en de deals lopen tot 2022 met opties tot 2023 en ik maar vier rennerscontracten moet herzien. Vorig jaar waren dat er achttien. Dat is puur geluk, wat ik kon niet weten dat er een virus aankwam.

“Die contractbesprekingen zijn nooit een feest. Vlamingen willen in het voorjaar al weten waar ze een jaar later gaan rijden, als het kan nog voor de klassiekers. Angelsaksers niet. Met Oliver Naesen hebben we gesproken. Ik kan je de mails van zijn manager Yannick Prévost tonen, wat hij wilde verdienen. Wat hoor je dan: hij wil wat zekerheid en hij kan bijtekenen voor drie jaar bij AG2R. Typisch Vlaams, hij heeft dat van zijn trainingsmaat Greg Van Avermaet. Wat moet ik dan? Ik kan geen drie jaar bieden en al zou ik het kunnen, wil ik dat? Voor Evenepoel, maar niet voor een dertiger.”

Beetje contact gehad met Remco Evenepoel?

“Jazeker, en met de vader ook. Hoe hij eraan toe is? Hij wil natuurlijk ook koersen, maar hij is twintig, geen zevenendertig. Neen, hij mocht zijn lief niet zien van Van Ranst, maar ach, ze wonen 500 meter van elkaar en ze zijn twintig.”

Patrick Lefevere.Beeld Thomas Sweertvaegher

Van der Poel en Van Aert zijn twee van de hotste klassieke renners van de Lage Landen en jij hebt geen van beiden in dienst.

“Voor Wout van Aert is het simpel: ik heb niet doorgezet omdat hij onder contract lag bij Nick Nuyens. Hij heeft dat verbroken en de UCI is daar heel mild voor geweest. Toen Frank Vandenbroucke dat destijds deed en bij mij kwam rijden, was de UCI heel wat minder mild. Die ellende wilde ik vermijden.

“Mathieu van der Poel zit historisch bij de broers Roodhooft. De Roodhoofts hebben dat heel goed aangepakt: telkens laten bijtekenen, plus daarbij een apart contract met hun fietsenmerk, Canyon. We hebben twee keer verkennend gesproken over een eventueel samengaan. De tweede keer was op een zaterdag. Toen hadden ze al mondeling hun akkoord gegeven aan Canyon, waar ze op maandag een afspraak mee hadden. Ik zat vast aan Specialized. Dat leidde nergens heen. Maar wat niet is kan nog komen. Van der Poel is een groot talent en in Philip Roodhooft zag ik iemand om mij op te volgen.”

Eigenlijk had ik al lang verwacht dat je ons op een dag had uitgenodigd om te melden: het is gedaan, ik stop.

“Dat heb ik al een paar keer gedacht. Twee jaar geleden zat ik er zo ver van (houdt wijsvinger en duim heel dichtbij elkaar, HV). Komt Deceuninck niet, dan verkoop ik aan Israel Cycling. Enfin, niet ik, maar de eigenaars. Dat zijn Bakala voor 70 procent, ik heb 20 en Bessel Kok (ooit CEO Belgacom, HV) 10 procent. Neen, een wielerteam is geen verdienmodel, maar je koopt de structuur, wat erin zit, de knowhow en de logistiek en dat is ook wat waard.”

Je zei daarnet dat je het leven thuis ook wel hebt kunnen waarderen.

“Eerlijk: ik dacht dat ik zot ging worden. Maar na drie weken keken mijn vrouw en ik naar elkaar en zegden we: allez we zitten nu al 21 dagen samen aan het ontbijt, middag- en avondmaal en we vinden het nog plezant ook. Mijn vrouw zegt dat ze mij nog liever ziet dan vroeger, is dat geen goed nieuws?

“Draait mijn leven nog steeds rond de koers? Ja. Ben ik uitgeblust? Neen. Kan ik morgen nog een andere zaak beginnen? Dat denk ik wel. Maar ik schep er ook plezier in om in stand te houden wat ik heb.”

Je bent 65, lees eens een boek, ga op reis, fiets.

“Ik fiets weer. Elektrisch wel. Ja elektrisch, ik ben wel 65, mag het dan? Die gaat tot 25 per uur, maar ik heb ook een mountainbike staan die 45 kan. Dat is voor als het wat lastiger wordt.

“Reizen? Ik reis al veertig jaar. Ik kreeg dit jaar een nieuwjaarskaart van de wereld en ik moest krabben waar ik al was geweest. De wereld is groot, want er waren veel plaatsen waar ik nog niet was geweest. De vraag is: waar wil je nog gaan? Ik ga niet naar landen waar ik het risico loop een revolver tegen mijn kop te krijgen. Mijn vrouw zou graag eens rondtrekken in de VS, maar hoe meer ze van de VS ziet op tv hoe sneller haar goesting mindert.”

Ik zag van de week een foto van jou samen met Walter Godefroot, jullie samen bij Capri Sonne.

“Ja, heb ook gezien. 27 was ik toen, mooie jongen, hé. Toen al (lacht). Ik ben begonnen in 1979. Afgelopen woensdag 10 juni was het exact veertig jaar geleden dat ik als renner ben gestopt. Ik had een koers gereden in Boechout. 110 renners aan de start, we waren met vier weg, ik was erbij en Géry Verlinden, toen regerend Belgisch kampioen. Hij wilde winnen. Ik ben nog langs de kassa gepasseerd en een week later zei ik ‘ik heb het gehad’. 24 jaar en vijf maanden oud.

“Twee dagen later was ik adjunct-ploegleider van Romain De Loof. Ik moest de kassa bijhouden, wellicht omdat ik boekhouden had gestudeerd. Einde seizoen stopte Romain en moest ik het alleen doen. Het eerste wat ik moest oplossen: ons fietsenmerk Carlos ging failliet. Waarop Eddy Merckx ons kwam depanneren. Zo ben ik dan bij Walter terechtgekomen en ineens zijn we 2020.”