Direct naar artikelinhoud
Cédric Van Branteghem: ‘Geloof me, Zweden staat op vele vlakken verder dan België’
InterviewCédric Van Branteghem

Cédric Van Branteghem: ‘Geloof me, Zweden staat op vele vlakken verder dan België’

Nadat hij als 400-meterloper de Belgische estafetteploeg mee op de kaart had gezet, gaf Cédric Van Branteghem (41) precies tien jaar geleden het stokje door. Vandaag staat hij als directeur van de Memorial Van Damme voor een andere uitdaging: hoewel corona een loopje neemt met alles en iedereen, probeert hij de atletiekmeeting toch te laten doorgaan. Die hele puzzel legt hij vanuit Zweden, waar hij woont met zijn vrouw en twee kinderen, en waar hij op de eerste rij zit van een uniek schouwspel. ‘De Zweden doen al sinds mensenheugenis aan social distancing. Een collega een zoen geven is hier ondenkbaar.’

Cédric Van Branteghem: “Normaal pendel ik bijna wekelijks tussen Stockholm en België. Half maart is dat abrupt tot stilstand gekomen: omdat het coronavirus toen heel hard begon op te rukken in België, ben ik bij mijn vrouw en kinderen in Zweden gebleven, tien weken lang. Vorige week was ik pas voor het eerst terug in België. Als directeur van de Memorial wilde ik de mogelijkheden van social distancing in het Koning Boudewijnstadion bekijken. Dat lukt niet via conferencecalls. Een essentiële verplaatsing, dus. (lacht)

Tot eind augustus zijn grote sportevenementen verboden. De Memorial staat op 4 september gepland.

“En dat blijft zo. We hebben verschillende draaiboeken opgesteld. Eén scenario gaat uit van een Memorial met beperkt publiek: tussen de 5.000 en 10.000 toeschouwers, zo’n 15 procent van de totale stadioncapaciteit. Gelukkig heeft het Koning Boudewijnstadion brede gangen en veel in- en uitgangen, zodat we de mensenstroom goed kunnen scheiden.

“Een ander scenario is er één zonder publiek. Ook dat is nog altijd niet uitgesloten. Al zou het wel jammer zijn: toeschouwers die uit hun dak gaan stuwen atleten in de laatste rechte lijn altijd naar betere prestaties. Mijn toptijden liep ik op de Memorial of op wereldkampioenschappen, voor volle tribunes.

“Nu, er komt zéker een Memorial, in welke vorm dan ook. De sport trekt zich stilaan op gang en blijft een belangrijk tv-product – in de Bundesliga voetballen ze weer. Het is aan ons, organisatoren, om een eerste stap te zetten. Atleten smachten naar wedstrijden. Je kunt trainen zoveel je wil, de adrenaline voel je pas als het publiek je vooruitschreeuwt.”

De Olympische Spelen zijn uitgesteld, de Europese atletiekkampioenschappen geschrapt. Wint de Memorial daardoor aan aantrekkingskracht?

“Zeker. Wellicht worden we het eerste grote sportevenement dat weer plaatsvindt in België. We krijgen veel vragen van atleten die willen weten of hun discipline ook op het programma zal staan. De Memorial wordt de eerste afspraak waarvoor ze zich kunnen opladen. Nu, ik verwacht geen spectaculaire prestaties. Van een polsstokspringer mag je niet verwachten dat hij na tien weken quarantaine een nieuw record vestigt. Maar wie weet tot wat de langeafstandlopers in staat zijn – in veel landen kon je gewoon blijven lopen.”

Virologen hebben al gewaarschuwd voor een nieuw uitstel van de Spelen volgend jaar.

“We moeten er ernstig rekening mee houden dat de sport de komende jaren niet terugkeert naar het oude normaal. Zullen we ooit nog met 50.000 toeschouwers op elkaar gepakt in een stadion kunnen zitten? We evolueren naar een anderhalvemetermaatschappij, en die zal niet snel weer verdwijnen. We moeten massa-events zoals marathons helemaal heruitvinden: met die denkoefening zijn we bij Golazo (sportmarketingbedrijf en eventorganisator waarvoor Van Branteghem werkt, red.) volop bezig. De voorbije maanden hebben we zwaar ingezet op virtueel sporten. Die trend was al bezig: mensen sporten steeds vaker op zichzelf, met behulp van apps als Strava. Tijdens de lockdown hebben we ons Keep Moving-platform gelanceerd: iedereen kan nu op zichzelf de Ten Miles lopen en een medaille verdienen.”

Hoe heb je de voorbije maanden beleefd?

“Het werk heeft niet stilgelegen, ik heb geen dag níét gewerkt. Maar ik miste iets: deadlines. Daardoor lag ook mijn efficiëntie lager. Dat is de topsporter in mij: zonder stress presteer ik minder. Nu, het kon geen kwaad om eens wat gas terug te nemen. De afgelopen vijf jaar heb ik me gesmeten en in een zeer hoog tempo geleefd. Ik vervul een internationale rol in de Golazo-groep. Noem me gerust de vliegende reporter. (lacht) Behalve directeur van de Memorial ben ik ook betrokken bij de grootste atletiekmeeting van Duitsland en help ik om in Kenia een meeting van wereldniveau op te zetten. Daarnaast adviseer ik bedrijven over hoe ze hun sportsponsoring te gelde moeten maken nu de Spelen uitgesteld zijn. Vóór de coronacrisis werkte ik sowieso al minstens twee dagen per week van thuis uit, via conferencecalls. Dat zijn er nu wel héél veel geworden. Mijn collega’s zitten niet in Stockholm, maar verspreid over heel Europa.”

‘Zweedse scholieren krijgen een hele dag online les, en dat verloopt vlekkeloos. Geloof me, Zweden staat op vele vlakken verder dan België.’

KOELE ZWEED

Twee jaar geleden ben je naar Stockholm verhuisd. Waarom?

“Mijn vrouw (de Zweedse voormalige 800-meterloopster Louise Fredriksson, red.) kreeg een job aangeboden bij de marathon van Stockholm. We wonen net buiten het centrum, dicht bij de luchthaven, wat makkelijk is voor mijn werk. Onze dochters zijn 6 en 9 en hebben de dubbele nationaliteit. Julia heeft het eerste leerjaar nog in België afgewerkt, Ebba was te jong om veel herinneringen te hebben. We voeden ze in het Zweeds én het Nederlands op, maar hebben besloten ons hier te settelen.”

Wat bevalt je aan Zweden?

“De natuur. De lucht is hier zo fris en proper, je próéft het bijna. In de winter is het vroeg donker, maar het licht in deze periode van het jaar is wondermooi. Als ik wil gaan fietsen of lopen, hoef ik maar een paar honderd meter te stappen of ik sta al aan een meer of een bos.”

Zweden koos ervoor om groepsimmuniteit op te bouwen in de strijd tegen het coronavirus. Een strategie waar Nederland en Groot-Brittannië snel van afgestapt zijn. Begreep jij die Zweedse keuze?

“Zweden doen van nature al aan social distancing. De bevolking is iets minder talrijk dan die van België, maar het land is veertien keer groter. Dat maakt het een stuk makkelijker om elkaar te ontlopen. Stockholm, dat het zwaarst getroffen is, komt qua bevolkingsdichtheid lang niet in de buurt van Brussel.

“Het leven speelt zich hier grotendeels buiten af. Zelfs in de winter. Die mentaliteit had mijn vrouw al in ons gezin ingevoerd toen we nog in België woonden. Voor Zweden is het simpel: slecht weer bestaat niet, alleen slechte kledij. Mijn jongste zit in de kleuterklas, maar is elke dag acht uur buiten. Als het héél slecht weer is – naar Zweedse normen betekent dat min 10 graden – moeten ze nog altijd drie uur naar buiten, aangekleed als kleine eskimootjes. Het voordeel van zo vaak buiten te zijn, is dat ze veel minder vaak ziek zijn. Met het coronavirus zie je dat ook: het is een pak minder besmettelijk in openlucht.

“Zweden wonen ook vrijwel nooit met verschillende generaties bij elkaar in. En jongeren zijn onafhankelijker wanneer ze hun vleugels uitslaan. Ze verhuizen naar een andere stad om er te gaan studeren en komen nog weinig bij hun ouders op bezoek. Zweden lopen elkaars deur sowieso niet plat. Ze geven elkaar ook geen kussen, alleen knuffels. En dan nog: alleen heel goede vrienden doen dat. Collega’s die elkaar op kantoor met een kus begroeten: in Zweden is dat ondenkbaar. Ze zeggen ‘hey-hey’, of helemaal niets, om de anderen niet te storen tijdens hun werk.”

De mythe van de koele, afstandelijke Zweed klopt?

“Ontegensprekelijk. Nog meer zelfs dan ik dacht. Buren zwaaien eens beleefd naar elkaar en that’s it. Italianen of Spanjaarden kunnen uren praten zonder iets te zeggen. Als Zweden iets in twee minuten kunnen zeggen, dóén ze het in twee minuten.

“Maar het belangrijkste cultuurverschil is wellicht dat Zweden zeer plichtsbewust zijn. Ze lopen er de kantjes niet af zoals de gemiddelde Belg. Volgens de Zweedse grondwet mag de regering de bewegingsvrijheid van haar burgers ook niet aan banden leggen.”

Die grondwet zegt: ‘Iedereen zal toegang tot de natuur hebben, volgens het allemansrecht.’

“Dat allemansrecht is typisch Zweeds. Heb je een stuk land, dan mag iedereen erover lopen of mountainbiken. Je mag er zelfs op kamperen, zolang je het maar niet beschadigt. Behalve je eigen kleine tuintje met omheining is niets privé. Het land is zo groot: het zou onbegonnen werk zijn om elk bos, ook al is het privébezit, te gaan afbakenen. Dus mag iedereen het gebruiken.

“Precies die vrijheid verklaart waarom Zweden zo’n sterk verantwoordelijkheidsgevoel hebben: ze willen het risico niet lopen dat aan die vrijheid getornd wordt. De overheid zet zwaar in op sensibilisering en de sociale controle is immens. Mensen corrigeren elkaar voortdurend: ‘Alsjeblieft, hou afstand!’ Daarom zie je ook amper mondmaskers in het straatbeeld: iedereen houdt vanzelf afstand. Ook op het voetbal van mijn oudste dochter, trouwens. Samenscholingen van meer dan vijftig mensen zijn verboden. Dus wordt de ouders gevraagd om buiten de omheining toe te kijken. Iedereen houdt zich daaraan.”

Elders in Europa vindt men dat Anders Tegnell, de Zweedse Marc Van Ranst, met een experiment bezig is waarvan de afloop uiterst onzeker is. Wat vinden de Zweden zelf?

“De overgrote meerderheid van de bevolking geeft hem gelijk. Die man geniet een groot aanzien: hij is topadviseur van de Wereldgezondheidsorganisatie geweest.

“De buitenlandse media – óók de Belgische – hebben een vertekend beeld van de Zweedse situatie geschetst. De straten hier zijn ook vrij leeg, in de winkels hangen schermen van plexiglas, mensen werken van thuis uit. Cafés en restaurants zijn open, maar kreunen onder een verminderde omzet. Ook de middelbare scholen blijven gesloten, al krijgen de leerlingen wel gewoon les. Om acht uur ’s morgens wordt verwacht dat ze thuis voor de laptop zitten, en dan krijgen ze les van hun leraren. De hele dag. Een heuse krachttoer, maar het Zweedse IT-systeem was erop voorbereid. Alles verloopt vlekkeloos. Geloof me, Zweden staat op vele vlakken verder dan België.”

Toch was er ook kritiek.

“Die kwam er onder aanvoering van een Belgische wetenschapster aan het Karolinska Instituut, een vooraanstaand epidemiologisch centrum in Zweden. Zij trok de kar met petities tegen het overheidsbeleid. Een aantal Zweedse collega’s is mee op die kar gesprongen. Nu, de meeste Zweden volgen haar standpunt niet. Als de regering Tegnell het vertrouwen geeft, is het voor hen simpel: dan volgen ze zíjn advies. Een verdedigbare houding, vind ik. Uiteindelijk weten de Belgische ministers het ook niet. Ondanks het advies van de virologen loopt er in België ook veel fout.

“Nu, zeker in het begin hebben de Zweden zich ook afgevraagd of zij wel het juiste pad bewandelden. Het ontging hen niet hoe in het buitenland met argusogen naar hen werd gekeken. De beddencapaciteit op de intensieve zorg was niet groot. In één week tijd hebben ze dat toen opgelost. Net buiten Stockholm hebben ze een militair hospitaal opgezet, waardoor het aantal bedden in één klap verdubbelde. Ze hebben ze uiteindelijk niet nodig gehad, maar ze wáren er wel.”

Niet voor de ouderen.

“Klopt, de Zweede aanpak is keihard. Mensen boven de 80 in een niet zo goede fysieke conditie werden niet meer aanvaard op de intensieve zorg. Heel rationeel, tot het om je eigen moeder of grootmoeder gaat, natuurlijk. Uiteindelijk weten we ook niet of het allemaal heeft geleid tot groepsimmuniteit. Een aantal mensen zal zonder het te beseffen met het virus rondgelopen hebben. Misschien was ik er zelf wel één van: ik heb twee dagen koorts en lichte keelpijn gehad. Vermoedelijk opgelopen bij de papa van een vriendinnetje van mijn dochter – die had het virus. Nu, zeker zal ik het nooit weten: toen ik het ziekenhuis belde voor een test, waren ze een maand volgeboekt.”

KOELE ZWEED

DE GEKNIPTE MAN

Deze zomer is het tien jaar geleden dat je je spikes opborg en afscheid nam van de atletiek. Wat heeft het leven je sindsdien gebracht?

“Het allerbelangrijkste: twee fantastische dochters.

“De dag na mijn afscheid ben ik bij mijn vader in het familiebedrijf gestapt. Toen we het in 2015 hebben overgelaten, belde Wilfried Meert me: ‘Zin om bij het team te komen?’ Als kind keek ik op naar de Memorial, ik heb er mijn Belgisch record gelopen én er mijn afscheid beleefd. Plots mocht ik mee aan het roer van dat monument staan. Een hele eer!”

Waarom dacht Meert aan jou?

“Iedereen noemt mij de geknipte man voor de job. Ik kan goed praten, heb de ondernemerszin van mijn vader geërfd, het gevoel voor politiek van mijn moeder, en ik kan met cijfers omgaan. Ook al gaat het over mijn passie, uiteindelijk is het toch pure business. Kunnen we die atleet betalen? Wíllen we dat wel? Het is een voortdurende evenwichtsoefening.

“Wilfried Meert hoor ik élke dag, nog steeds is hij mijn klankbord. Net als Bob Verbeeck (CEO van Golazo, red.), die niet alleen een uitzonderlijk zakenman is, maar ook een ex-atleet. Het is een voorrecht om in zo’n team terecht te komen. Dat ligt mij: ik ben een teamplayer. Atletiek is een individuele sport, maar mijn grootste successen heb ik met de estafetteploeg op de 4x400 meter behaald.”

Het lijkt een eeuwigheid geleden, maar in 2008 stond jij mee aan de wieg van de Belgian Tornados, met trainer Jacques Borlée en zijn zonen.

“Een fantastische periode! Gisteren liep ik tijdens mijn loopje voorbij de piste en werd ik overvallen door een nostalgisch moment. Ik geef regelmatig keynotes in bedrijven – dat zijn nu webinars geworden – en praat dan over hoe we met onze jonge ploeg met crisissen omgingen. Toevallig heb ik gisteren nog zo’n online lezing gegeven en heb ik een filmpje van ons teruggezien.”

Van de Olympische finale in 2008 in Peking? Jullie verpulverden het Belgische record en brachten het voor het eerst onder de drie minuten.

“2’59’’37! We werden vijfde, wat later gecorrigeerd is naar een vierde plaats (de Russische ploeg werd geschrapt nadat een lid op dopinggebruik betrapt was, red.).”

Twaalf jaar later staan de Borlées er nog altijd.

“Er zijn maar weinig atleten die vier Spelen meemaken. Bon, hun vierde moet nog komen, maar de kans dat ze er volgend jaar in Tokio bij zijn, is reëel. Fenomenaal wat zij in hun carrière bereikt hebben. Het bewijst niet alleen dat ze supertalenten zijn, maar ook dat ze altijd juist hebben getraind. Ondanks de kritiek die hij heeft gekregen, heeft Jacques het uitstekend gedaan.

“Ik heb altijd gevonden dat ze vaak onheus behandeld zijn door de pers. In België is het nooit goed. Liep ik niet onder de 45’30, dan kwam er kritiek. Terwijl vóór mij twaalf jaar lang nooit iemand onder de 46 seconden had gelopen. Plots liep ik met 45’02 een nieuw Belgisch record en verwachtte men dat ik dat élke keer deed.

“Individueel raakten de Borlées de voorbije jaren niet meer in de finales, maar met de ploeg liepen ze Europees bijna continu in de medailles en top vijf op WK’s en Olympische Spelen. Slecht kun je dat niet noemen, hè?”

Had jij dit toen voor mogelijk gehouden?

“Nee. Ze waren goed en trainden hard. Maar ik dacht: tegen dit tempo zijn ze snel opgebrand. Ze hébben ook een dip gehad: het is even op geweest. Iets wat ik in 2006 zelf ook heb meegemaakt. Als jonge atleet moet je veel volume trainen, maar op een zeker ogenblik kan je lichaam dat niet meer aan. Dan moet je anders gaan trainen en meer rust inlassen. Anders raak je geblesseerd, of opgebrand. Gelukkig hebben ze dat op tijd ingezien.”

Jonathan en Kevin hebben nu de leeftijd waarop jij bent gestopt: 31. Wat zit er over een jaar in Tokio nog voor hen in?

“Ik heb de indruk dat ze goed omgaan met het uitstel. Reculer pour mieux sauter, zoiets. Misschien wel een laatste keer. Ze zijn zó gemotiveerd om op die vierde Spelen te staan. Dat ene jaar extra breien ze er nog wel aan vast. Misschien is het zelfs een voordeel: teammaats Dylan (Borlée, red.) en vooral Jonathan Sacoor zullen nog een jaartje sterker zijn.”

Tot wat acht je hen nog in staat?

“Na wat we in Rio hebben gezien, met Wayde van Niekerk (Zuid-Afrikaanse wereldrecordhouder, red.) en finalisten die bijna allemaal onder de 44 seconden liepen, denk ik niet dat een individuele finale realistisch is. In de aflossing kunnen ze zich wel nog altijd overtreffen. Een medaille kan zeker.”

Tokio moest hun laatste Spelen worden, op het EK zouden ze hun Europese titel verdedigd hebben. Had 2020 het jaar van het afscheid door de grote poort moeten worden?

“Ik ben er niet van overtuigd dat ze gestopt zouden zijn. Maar of doorgaan de júíste beslissing was geweest? Het is gevaarlijk om er het jaar te veel bij te doen.

“Mij is het gelukkig niet overkomen. Dat ik met een Europese medaille en op míjn Memorial afscheid heb kunnen nemen, is mij tot op vandaag oneindig veel waard. Misschien had ik het tot de Spelen van 2012 in Londen kunnen rekken – met de ploeg, niet individueel. Dan had ik er ook drie gedaan. Maar het risico op een laatste, fatale blessure was te groot. Zo wil je niet stoppen. Dat is ook waarvoor ik Jo en Kevin wil behoeden. Stel dat ze een medaille pakken: wie weet doen ze er dan ook het WK nog bij. Dat volgt een jaar later al.”

Hoe groot is de tol die je carrière heeft geëist?

“Mijn lichaam heeft afgezien. Ik heb jarenlang ’s ochtends bij het opstaan pijn gehad aan mijn voeten. Maar ik ben ervan hersteld, er is geen onherstelbare schade. Veel leeftijdsgenoten die geen topsport hebben bedreven, hebben strammere gewrichten. Ik kán het nog, snel lopen, zeker in mijn hoofd. (lacht) Maar ik ben voorzichtig geworden. Ik durf mezelf nog weleens te prikkelen, maar voel dan dat ik me makkelijk zou kunnen blesseren. Het risico op een spierscheur is te groot.”

De 400 meter geldt als het zwaarste atletieknummer. Waarom?

“In geen enkele discipline bereik je zulke hoge lactaatwaarden als in de 400 meter. Lactaat is het melkzuurgehalte in je spieren. Het is dat brandende gevoel wanneer je hard op de trappers van je fiets duwt of vijftig trappen oploopt. Maar dan maal twintig. Of vijftig. Door die grens gaan, de pijn verbijten, elke week weer, op training en tijdens wedstrijden: dat vergiftigt je lichaam. In mijn jonge jaren moest ik na élke wedstrijd overgeven. Ook later overkwam het me op training, als ik weer eens te diep was gegaan.

“De 400 meter is een sprint. Een zeer lánge sprint. Ik nodig iedereen uit om 400 meter te stappen, of te joggen: het is vér. Al joggend doe je er twee minuten over, al wandelend drie minuten. Ik liep ze tegen een gemiddelde van 32 km per uur, met een topsnelheid van meer dan 36 km per uur. Moordend.”

Je vrouw blonk uit op de 800 meter. Een minder zware discipline?

“Dat is voer voor pittige discussies thuis. (lacht) Roger Moens, één van onze allergrootste atleten, noemt 800-meterlopers de échte atleten. Hij is het niet eens met mij dat de 400 meter zwaarder is, ook al blonk hij er zelf in uit. Wees maar zeker dat mijn vrouw die uitspraak van Roger kent. Laat ik het er voor de lieve vrede op houden dat het allebei zware disciplines zijn. Met dat verschil dat een 800 meter geen sprinten meer is, maar lopen.”

STIL BIJ GRETA

Maak jij je zorgen over de toekomst van je kinderen?

“Absoluut niet. Ze zijn jong, krijgen een goede opleiding en sporten veel. Als er een nieuw normaal komt, zal dat voor hen dus niet zo’n grote verandering betekenen.

“In het begin heb ik me onzeker gevoeld. Ik zag hoe België in lockdown ging, terwijl hier in Zweden niets gebeurde. Ik dacht: waar zijn ze mee bezig?! Vooral ook omdat mijn dochters verkouden raakten. Ze hadden zonder jas urenlang op de trampoline gesprongen – op het eerste gezicht niets ergs dus. Maar voor de kleinste verkoudheid moet je hier thuisblijven, daar wordt heel streng op toegekeken. Dus heb ik ze tien dagen thuisgehouden, om zeker te zijn. Tot de school vragen begon te stellen: is het zó erg? Komen ze nog terug? Mijn jongste zus, die dokter is, heeft me toen moeten geruststellen: ‘Laat ze maar gaan, hou het gewoon goed in de gaten.’

“Er is een mooi beeld dat ik vaak gebruik: als je zand te hard in je hand knijpt, loopt het weg. Hoe losser je hand, hoe meer zand je vasthoudt. Zo probeer ik in deze coronacrisis te staan. Ontspan, laat het los en go with the flow.”

De luchtvaartsector ligt onder vuur. Zal deze crisis je ertoe aanzetten je manier van reizen te veranderen?

“Ik vlieg belachelijk veel. Daar lig ik soms wel wakker van. Natuurlijk is het vliegtuig vervuilender dan de auto. Maar dat de luchtvaart de meest vervuilende sector is, klopt niet. Ik praat het niet goed, maar de luchtvaart is maar verantwoordelijk voor 3 procent van de wereldwijde CO2-uitstoot.”

Nu klink je als een man die zijn dossiers kent.

“De twee grootste vervuilers zijn de scheepvaart en de vleesindustrie. Bossen worden gekapt om er koeien op te zetten. De groene longen verdwijnen en al die koeien stoten tonnen CO2 uit. Wie wordt daar beter van? De McDonald’sen van deze wereld. Dat men dáár iets aan doet. Mijn ecologische voetafdruk is behoorlijk groot. Mijn dochters wijzen mij er vaak op: ‘Papa, jij vliegt echt wel veel.’ Maar als we thuis zijn, gaan we te voet of nemen we de fiets. En onze volgende auto zal een elektrische zijn. Op de school van mijn dochters zijn ze daar hard mee bezig.”

Daar heeft Greta Thunberg vast iets mee te maken.

“Goh, ik denk wel dat Julia haar kent. Al is het maar omdat ze geregeld op de Zweedse versie van Karrewiet te zien is. Maar een idool is ze niet, ik heb haar nog nooit over haar horen praten. Trouwens, momenteel is het erg stil rond Thunberg. Zou het kunnen dat zelfs de Zweden andere prioriteiten hebben nu? (lacht)

© Humo