Direct naar artikelinhoud
InterviewPremier Sophie Wilmès

‘We zijn op de limieten van ons politiek en institutioneel model gebotst’

‘Ik ben supersociaal en ontmoet graag mensen. Maar als ik een camera zie, voel ik me niet op mijn gemak.’Beeld Saskia Vanderstichele

‘Ik hoop dat het niet te lang duurt’, zei ze toen premier Charles Michel (MR) vorige herfst als een dief in de nacht naar Europa vertrok en haar de Wetstraat 16 naliet. Sophie Wilmès (45) was een onopvallende minister van Begroting geweest, en leek vast van plan een mysterie te blijven. Tot ze met Covid-19 een monster van een crisis op haar bord kreeg, en het land haar haast toeriep dat ze naar buiten móést komen. ‘Ik ben niet in de politiek gestapt om voortdurend in de media te komen – u moet dat niet persoonlijk nemen. Maar als premier begreep ik dat het niet anders kon.’

Zes jaar geleden was de Brusselse nog een anonieme schepen in Sint-Genesius-Rode. In 2014 sloop Sophie Wilmès met 4.314 stemmen geruisloos het parlement binnen, waarna ze met een rotvaart naar het centrum van de politieke macht werd gekatapulteerd. Maar de egards die bij haar titel horen, lijken weinig indruk op haar te maken. Hoewel. Wilmès geniet zichtbaar van haar functie. Een partijvoorzitter omschrijft het zo: ‘Ze doet alsof de Zestien haar niet echt interesseert, maar dat is tactiek. Ze is zoals een moeder die tegen haar zoon zegt dat hij geen cadeau moet kopen voor Moederdag. Tot die opdaagt zonder cadeau...’

Normaal had Charles Michel deze crisis moeten bestieren. Heeft u de voorbije maanden nijdig enkele naalden in een voodoopopje van hem geprikt?

Sophie Wilmès (lacht): “Nee, maar we zitten wel aan zijn persoonlijke bureau. Ik mocht dat lenen, omdat ik hier toch maar even zou blijven. Hij heeft me beloofd om me tijdig te waarschuwen als hij het komt ophalen.

“Natuurlijk ben ik niet kwaad op hem. Niemand had kunnen voorzien dat ik hier vandaag nog zou zitten, en dat het zo zwaar zou worden. Het blijft een eer dat hij me geschikt achtte voor deze job.”

Raadpleegt u hem nog vaak?

Wilmès: “Ja, we hebben een goede band. Ik consulteer altijd breed, om zeker te zijn dat ik alle argumenten ken. Het liefst neem ik weloverwogen beslissingen in de regering, als team. Maar als er knopen moeten worden doorgehakt, doe ik dat. Ik ben geen twijfelaar, zoals sommigen denken.”

In uw eerste interview zei u dat u hoopte dat uw premierschap niet lang zou duren.

Wilmès: “Natuurlijk. Voor het land was het beter dat er zo snel mogelijk een nieuwe regering kwam. Ziet u die tekeningen op dat tafeltje? Die zijn van mijn kinderen. Ik heb ze nooit opgehangen, omdat ik me hier niet te veel wou installeren. En tijdens de crisis had ik er geen tijd meer voor.”

U heeft toch wel een bescheiden feestje gehouden toen u premier werd?

Wilmès: “Ook dat niet. Ik heb alleen tegen mijn man en vier kinderen gezegd dat ik de volgende weken nog wat minder vaak thuis zou zijn dan normaal.”

Uw voorzitter Georges-Louis Bouchez zou minstens een dozijn flessen champagne hebben leeggespoten.

Wilmès (lacht): “Ieder zijn persoonlijkheid. Ik heb nooit op postjes geaasd of een carrièreplan gehad. Ik was vroeger, zonder deze functie, ook tevreden met wie ik was.

“In het begin boeide het me ook niet dat ik de eerste vrouwelijke premier van België was. Maar ik heb de maatschappelijke impact ervan onderschat. Ik kreeg echt een stroom van positieve reacties. Niet omdat ík het was, maar omdat ik een vrouw ben. Veel vrouwen putten er moed uit dat ook zij aan de top kunnen geraken.”

Vormen andere vrouwelijke leiders zoals de Duitse bondskanselier Angela Merkel of de Nieuw-Zeelandse premier Jacinda Ardern een voorbeeld voor u?

Wilmès: “Ik heb geen grote idolen of voorbeelden. Angela Merkel vind ik wel een indrukwekkende vrouw: ze combineert sterk leiderschap met bescheidenheid. Ik heb haar al ontmoet en dat was absoluut geen teleurstelling. Maar zonder arrogant te willen overkomen: ik heb nooit opgekeken naar mensen. Ik beschouw iedereen als gelijke, ongeacht welke positie hij of zij bekleedt.”

Voor de coronacrisis noemde politicoloog Carl Devos uw premierschap ‘de grote leegte’. U gaf ook geen interviews. Waarom bleef u zo onder de radar?

Wilmès: “Als premier van een minderheidskabinet in lopende zaken moet je niet te hoog van de toren blazen. Dat zit ook niet in mijn karakter. Ik ben nogal bescheiden en gereserveerd. Toen ik minister van Begroting werd, vroegen mensen zich af: wie is Sophie Wilmès? Ik zat nog maar een jaar in het parlement, maar was wel al vijftien jaar politiek actief in mijn gemeente, in de provincie en als MR-voorzitter in de Brusselse Rand. Ik had dus al veel ervaring opgedaan, maar zonder de schijnwerpers op te zoeken.”

Bent u daar dan te verlegen voor?

Wilmès: “Nee, zeker niet. Ik ben supersociaal en ontmoet graag mensen. Maar als ik een camera zie, voel ik me niet op mijn gemak. Ik scherm mijn privéleven graag af. Als bekend politicus willen mensen steeds meer van je weten. Dat botst met mijn natuur. Ik ben niet in de politiek gestapt om voortdurend in de media te komen. U moet het niet persoonlijk nemen, maar ik zou deze job nog veel fijner vinden als dat er niet bijhoorde (lacht). Maar als minister, en zeker als premier, begreep ik dat het niet anders kon. Toen de Covid-crisis uitbrak, verwachtten de mensen dat ik de zaken kwam uitleggen.”

Was er in deze crisis een moment waarop u zich afvroeg: kan ik dit wel?

Wilmès: “Nee, ik heb geen moment paniek gevoeld. Maar het was zeer heftig om ’s nachts te moeten gaan slapen in de wetenschap dat de bevolking in gevaar verkeerde. Die ongerustheid woog op mij.

“Men schrijft dat ik de laatste weken wat losser ben. Je zou toch voor minder? Natuurlijk was ik meer gespannen toen we elke dag honderden nieuwe besmettingen en ziekenhuisopnames hadden. Het is fijner om, zoals vorige week, versoepelingen aan te kondigen. Ik heb de laatste weken ook veel bloemen, kaartjes, tekeningen en chocolade ontvangen van mensen die dolgelukkig waren omdat ze weer aan het werk mochten, hun winkel konden heropenen, of hun kinderen of ouders weer konden zien. Dat deed deugd. Maar de gezondheidscrisis is nog niet voorbij. Het virus is er nog, en het is nog even dodelijk en besmettelijk als drie maanden geleden.”

Wat was uw moeilijkste moment?

Wilmès: “Er waren er veel. Het pijnlijkste was het overlijden van het 12-jarige meisje uit Gent. Daar was ik echt niet goed van.”

En het moment waarop het personeel van het Brusselse Sint-Pietersziekenhuis u de rug toekeerde?

Wilmès: “Sommigen stuurden me achteraf berichten om te zeggen dat ze dat te hard vonden. Ik vond dat helemaal niet hard. Ik begreep die mensen. Natuurlijk was het niet aangenaam, maar je moet je eigen situatie altijd vergelijken met die van anderen. Zij hadden wekenlang in de vuurlinie gestaan, gewerkt en gevochten tot ze niet meer konden, met al dat leed, met collega’s die ziek uitvielen, waardoor er soms handen tekort waren... Dan kan ik die reactie wel plaatsen. Ik ben trouwens één van de weinige politici bij wie ze dat konden doen, omdat ik de ziekenhuizen heb bezocht om met de zorgverleners te praten.”

Net daarom zouden sommige politici die reactie persoonlijk hebben genomen.

Wilmès: “Dat is fout. Die mensen keerden niet Sophie Wilmès de rug toe, maar het beleid en de functie die ik vertegenwoordig.”

Het was wel een vernietigend beeld dat de wereld rondging. En België sloeg al een pover figuur met het hoge aantal doden.

Wilmès: “Dat betreur ik. Sommigen wezen ons land aan als slecht voorbeeld om de aandacht af te leiden van de problemen in hun eigen land. Bij de telling van het aantal slachtoffers hebben we de regels misschien wat te strikt gevolgd, waardoor onze statistieken hoger lagen dan die van veel andere landen. Maar bij ons moet men nu tenminste niet komen zeggen dat we duizenden slachtoffers ‘vergeten’ zijn, en dat ons dodental 25 procent hoger ligt. In België is het vertrouwen in de overheid laag: om dat te herstellen, kun je beter zo eerlijk en transparant mogelijk zijn.”

Uit onderzoek blijkt dat het vertrouwen in de maatregelen zakte na elke Nationale Veiligheidsraad. De eerste versoepelingen kondigde u af tijdens een langdradige persconferentie op een vrijdagavond om 22 uur, met een powerpointpresentatie waarvan niemand veel begreep. U had negen uur aan één stuk vergaderd om de mensen een beetje meer vrijheid te geven, maar de kritiek was vernietigend. Wat dacht u toen?

Wilmès: “Ik had gemengde gevoelens. Als je op zo’n brede kritiek stuit, betekent het dat de mensen waarschijnlijk gelijk hebben. Dan moet je luisteren.”

Als master in de Toegepaste Communicatie werkte u na uw studies een tijdje voor een reclamebureau. Had u daar de magie van PowerPoint ontdekt?

Wilmès (lacht): “Neenee. Ik heb die powerpoint ook niet zelf gemaakt, maar ik neem er wel de verantwoordelijkheid voor. Gelukkig ging de kritiek vooral daarover, en minder over de grond van de zaak. We kwamen uit een periode van zeven weken semilockdown, de mensen waren het beu en we moesten hen een perspectief bieden. Dat is gelukt en dat was het belangrijkste. Maar tevreden was ik niet.”

Als u deze zomer een barbecue organiseert, welke Vlaamse politicus of viroloog zou u dan uitnodigen om bij te praten?

Wilmès: “Zo’n barbecue dient om te ontspannen met mijn vrienden en familie. Als ik dan nog collega’s inviteer om over het werk te praten, zou mijn man heel boos worden. En terecht (lacht).”

‘Mijn ouders praatten voortdurend over politiek en ik vond dat heel saai. Ik had nooit gedacht dat ik in dit vak zou stappen.’Beeld Saskia Vanderstichele

ALLEEN VOLDOENDES

‘Als ik zie hoe Charles als premier moet leven, vraag ik me af of het de moeite waard is’, zei zijn vader Louis Michel in Humo. Zijn zoon kende geen halve minuut rust, propte zijn maaltijden snel-snel naar binnen en werd voortdurend omringd door veiligheidsmensen.

Wilmès: “Dat is zeer herkenbaar. Het was al druk voor de crisis, en daarna werd het dubbel zo erg. Ik werkte van ’s morgens heel vroeg tot ‘s avonds heel laat. In mei nam ik voor het eerst in twee maanden een halve dag vrij: op Moederdag, om bij mijn gezin te zijn en mijn moeder te kunnen bezoeken. Een heel mooi moment.”

Werkte de premier soms ook van thuis uit?

Wilmès: “Als je dat van bedrijven en burgers vraagt, moet je dat zelf ook doen. Als ik me verplaats, wordt daar een heel team voor ingeschakeld. Dat wilde ik die mensen niet elke dag aandoen. Maar ik wilde wel dat de Wetstraat 16 elke dag openbleef. Dit is een belangrijk instituut, van hieruit wordt het land bestuurd. De mensen die er moesten zijn, kwamen van acht uur ‘s morgens tot drie uur ’s namiddags. Maar de meesten werkten thuis.”

Heeft u uw kinderen ook nog geholpen met hun schoolwerk?

Wilmès: “Niet zo vaak (lacht). Ik heb altijd geprobeerd om mijn kinderen zo zelfstandig mogelijk op te voeden. Toen ze nog heel klein waren, hadden ze al een lage kast in de keuken waar ze hun plastic bordjes en bestek uit konden nemen. Uiteraard maakte ik eten en hielp ik hen, maar ze leerden heel snel om mee te helpen in de organisatie van ons gezin. Ik vind het echt belangrijk dat ze hun plan kunnen trekken en hun leven in handen nemen. En dat geldt ook voor hun studies. Ik help hen alleen als het absoluut noodzakelijk is. Ik heb liever dat ze fouten maken en daaruit leren. De jongste is 11 jaar, de anderen zijn 15, 16 en 24. (Straalt) Ze zijn allemaal heel lief en vriendelijk.”

Hoe was u zelf als kind?

Wilmès: “Hoe denkt u?”

Een voorbeeldige studente, boordevol ambities.

Wilmès (schatert): “Helemaal niet! Mijn ouders eisten dat ik elk jaar slaagde, daar waren ze heel strikt in, maar ze vroegen geen onderscheidingen. Dus haalde ik telkens een voldoende. Zo had ik nog tijd voor mijn vrienden. Mijn sociaal leven was altijd heel belangrijk voor mij, nog altijd.”

Uw man is een Australiër...

Wilmès: “Ja, ça c’est cool, hein?

Heeft u hem daar als backpacker leren kennen?

Wilmès: “Nee, hier in België. Maar zijn hele familie woont nog ginder, in Melbourne. Om de twee jaar gaan we ze bezoeken. Jammer dat het zo ver en duur is.”

De omgeving van Melbourne werd de voorbije winter geteisterd door zware bosbranden. Dat moeten bange momenten zijn geweest.

Wilmès: “Ze zijn daar wel wat gewend. Er zijn elk jaar hevige branden, maar deze keer was het wel heel erg. Gelukkig waren ze nooit in gevaar.”

Uw moeder is van joodse afkomst en verloor enkele familieleden tijdens de Holocaust. De ouders van uw vader werden gedood in een luchtbombardement tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ligt die geschiedenis mee aan de basis van uw politieke engagement?

Wilmès: “We hebben daar thuis nooit veel over gepraat, en dat vind ik goed. Mensen worden te vaak herleid tot een deel van hun geschiedenis. Ik hou niet van die stempels, en beschouw die familieverhalen als privé.”

Ze maken u niet gevoeliger voor populisme en polarisering?

Wilmès: “Ik ben daar zéér gevoelig voor. Racisme, discriminatie, antisemitisme, seksisme, haatzaaierij... Het is telkens hetzelfde: men plakt een negatieve stempel op je voorhoofd op basis van één eigenschap, en men behandelt je anders. Daar heb ik altijd tegen gerevolteerd. Wellicht ben ik daardoor in de politiek beland, maar het is niet de enige reden. De vrijheid om te zijn wie je maar wilt, staat voor mij voorop. En dat betekent per definitie: meerdere dingen zijn, hokjes overstijgen.”

Uw vader was professor economie, regent bij de Nationale Bank en kabinetsmedewerker van de liberaal Jean Gol. Uw moeder werkte op het kabinet van Mieke Offeciers, CVP-minister van Begroting. Heeft u politieke lessen geleerd van hen?

Wilmès: “Ze hebben nooit in de politieke frontlinie gestaan, dat is toch een verschil. Maar ze praatten wel voortdurend over politiek en ik vond dat heel saai (lacht). Ik had nooit gedacht dat ik in dit vak zou stappen. Maar toen ik 19 jaar geleden als financieel beheerder aan de slag ging bij de Europese Commissie, kreeg ik de microbe te pakken. Naast het werk werd ik actief in een buurtcomité in Ukkel, en ik vond de samenwerking met de andere bewoners heel fijn. Zo rolde ik in de lokale politiek.”

Als u één ding kon veranderen aan de politiek, wat zou dat dan zijn?

Wilmès: “Ik zou zoveel willen veranderen dat ik moeilijk kan kiezen (lacht). Het is geen perfecte wereld, veel dingen kunnen beter, maar soms is de kritiek ook te hard. Ik zie veel politici die oprecht hun best willen doen voor de maatschappij, en daar al hun tijd in steken.

“Als ik iets mocht veranderen, zou het de verschroeiende snelheid zijn. De allesoverheersende waan van de dag, die draaikolk van nieuws en reacties waarin iedereen wordt meegezogen en waardoor er geen tijd meer is om afstand te nemen.

“Van politici wordt verwacht dat ze snel reageren, maar zo riskeer je te emotioneel, te agressief of zelfs foutief te communiceren. Harde statements en makkelijke slogans zijn vaak ook de enige manier om opgemerkt te worden. Dat maakt het zoeken naar consensus steeds moeilijker. Om akkoorden te sluiten moet je niet schreeuwen, maar rustig luisteren, praten en nadenken.”

TWEEDE LOCKDOWN

Welke lessen trekt u uit deze crisis?

Wilmès: “Ze wordt een echte game changer, omdat ze op heel veel terreinen onze zekerheden heeft onderuitgehaald: politiek, economisch, medisch, sociaal, persoonlijk.... Veel dingen moeten en zullen veranderen. Dat betekent niet dat de wereld na corona radicaal anders zal zijn, maar er zal wel een voetafdruk achterblijven. En niet alleen in negatief opzicht.

“Mensen beseffen nu meer dan ooit dat ze de ander nodig hebben. Ook telewerk zal een positieve invloed hebben op de organisatie van onze maatschappij, met minder stress, vervuiling en files tot gevolg. Al mogen we er ook geen wonderoplossing van maken. Mensen moeten nog wel terechtkunnen op hun werk, anders missen ze de sociale contacten met collega’s. Het praatje aan de koffiemachine is geen tijdverlies voor de onderneming, het zorgt ervoor dat mensen elkaar kennen, appreciëren en beter samenwerken.”

Open Vld-minister Philippe De Backer zei dat ons politieke systeem niet werkt: ‘Ik heb te veel absurditeiten, regeltjes en opengetrokken paraplu’s gezien. Als je voor een triagecentrum een container wilt kópen, zijn de regio’s bevoegd. Als je een container húúrt, is dat een federale zaak. (...) Thuisverpleging is federale materie, thuiszorg regionale. Het heeft twee weken gekost om dat uit te klaren en de juiste lijsten samen te stellen voor leveringen van beschermingsmateriaal.’

Wilmès: “We zijn op de limieten van ons politiek en institutioneel model gebotst. De manier waarop onze gezondheidszorg is georganiseerd, is niet efficiënt. We moeten daar lessen uit trekken, maar dit is niet het moment om met het institutionele bezig te zijn. We zitten in de staart van de gezondheidscrisis en er staat een gigantische economische crisis voor de deur die al onze energie zal vragen. Vroeg of laat moeten we de structuur en de werking van het land aanpakken, maar niet de komende weken.”

‘Dat het ziekenhuispersoneel me de rug toekeerde, vond ik helemaal niet hard. Ik begreep die mensen’Beeld Saskia Vanderstichele

Econoom Geert Noels zegt dat dit land nooit voorbereid is: niet op overstromingen of extreme droogte, niet op een pandemie, niet op de bankencrisis en niet op een oorlog. Pano toonde de lichtzinnige aanpak van de Belgische skiërs uit Noord-Italië, we hadden te weinig mondmaskers, beschermingsmateriaal, testcapaciteit...

Wilmès: “Bij het begin van de crisis vreesde iedereen dat ons gezondheidssysteem zou instorten zoals in Italië, Spanje en New York. Dat is niet gebeurd, omdat de urgentieplannen op tijd klaarlagen en goed gewerkt hebben. Dat was het allerbelangrijkste. Andere dingen konden inderdaad beter. Hadden we beter voorbereid kunnen zijn? Natuurlijk. Maar geen énkel land was klaar voor een pandemie van deze omvang. Op zoiets kun je je nooit perfect voorbereiden.

“Het tekort aan mondmaskers en beschermingsmateriaal was een mondiaal probleem. Iedereen was ernaar op zoek, zelfs de landen die ze maakten. We hebben ons dubbel geplooid om dat materiaal zo snel en massaal mogelijk te laten leveren. En nee, dat ging niet altijd vlot, want die markt zat vol valkuilen. In de toekomst moeten we in België, of minstens in Europa, onze eigen mondmaskers, beschermingsmateriaal, geneesmiddelen en zuurstofmachines maken. Zo hebben we een strategische productiecapaciteit als er een nieuwe epidemie uitbreekt. Daar zit een verdienmodel in, want mensen zullen mondmaskers blijven gebruiken. Gelukkig hebben een aantal fabrieken dat al ingezien.”

Sommige experts vrezen dat we de coronamaatregelen te snel lossen. Epidemioloog Pierre Van Damme vindt de regel van tien vrienden riskant, omdat het elke week andere vrienden mogen zijn. Zo staat iedereen toch weer met iedereen in contact?

Wilmès: “Er zijn altijd mensen die het te snel of te traag zullen vinden, maar de bevolking moet de regels nog kunnen en willen volgen. Je kan niet te lang te streng zijn, mensen hebben nood aan contact. Dat was ook de mening van de GEES (de experts die de exit begeleiden, red.), wij hebben hun advies op dat vlak strikt gevolgd.”

Acht u een tweede lockdown denkbaar?

Wilmès: “Die is altijd mogelijk. De eerste vraag is: komt er een tweede golf?”

De meeste virologen zijn daar bijna zeker van.

Wilmès: “Het hangt vooral van onszelf af. We hebben de mensen nu veel vrijheid teruggegeven, maar ze mogen zich niet gedragen zoals voor de crisis. Ze moeten zich aan de afstandsregels en hygiënemaatregelen houden. De komende maanden zullen we nieuwe maatregelen nemen als dat nodig is. Vandaag kennen we het virus al beter dan drie maanden geleden. Over drie maanden zullen we nóg meer weten. Hopelijk staat onze aanpak dan helemaal op punt, zodat een tweede lockdown niet nodig is. Testing en tracing wordt cruciaal. De regio’s doen daar grote inspanningen voor, maar het moet nog beter.”

Dat is een understatement. De testcapaciteit is er, maar wordt volgens minister De Backer te weinig gebruikt. En de contactopsporing is zo lek als een zeef, omdat besmette mensen niet eerlijk zijn over hun contacten.

Wilmès: “Dat komt niet omdat ze oneerlijk zijn, maar omdat ze het belang onderschatten of schrik hebben om gesanctioneerd te worden of hun privacy te verliezen. Wij leven in een vrij land en kunnen de dingen niet opleggen zoals sommige andere landen dat doen. We moeten rekenen op het gezond verstand en de verantwoordelijkheidszin. Er zal dus nog veel communicatie en pedagogie nodig zijn. Sommige mensen zien contactopsporing als een inbreuk op hun vrijheid, maar het is omgekeerd: het is de garantie voor hun vrijheid. Alleen zo kunnen we een tweede lockdown vermijden. Dat moeten we er echt inhameren. Als dat niet lukt, hebben we een probleem.”

Intussen werkt u aan maatregelen om onze economie te herlanceren, maar de partijen doen het ene dure voorstel na het andere. De PS zwaait met een plan van 35 miljard euro en pleit er zelfs voor om bedrijven tijdelijk te verbieden om mensen te ontslaan. Komt er een grote tournée générale op de kap van de volgende generaties?

Wilmès: “De recepten van de PS zijn niet dezelfde als die van de liberalen. We zullen daar dus stevig over onderhandelen. Maar het relancebeleid wordt cruciaal: het zal bepalen hoe het economische landschap er de komende jaren uitziet.”

Econoom Ive Marx vindt dat de regering moet inzetten op de economie van de toekomst: ‘Het is schrijnend om te zien dat een regering gedomineerd door liberalen volhardt in fouten die we al decennia maken: met belastinggeld gooien om illusies in stand te houden. De realiteit is dat veel bedrijven in bepaalde sectoren onrendabel zullen worden.’ Hij vindt dat politici de waarheid moeten zeggen tegen de horeca, de cultuur- en de evenementensector.

Wilmès (fel): “Meneer Marx is een intelligent man, maar ik heb de voorbije maanden gezien dat ook de experts elkaar vaak tegenspreken. Ik begrijp niet dat hij vindt dat wij het geld door ramen en deuren gooien.

“Maatregelen als tijdelijke werkloosheid, het betalingsuitstel voor zelfstandigen en de btw-verlaging in de horeca blijven niet eeuwig duren. Ze dienen om gezonde ondernemingen overeind te houden. Je moet mensen toch minstens een káns geven om te overleven? Ik vind het te makkelijk om tegen een cafébaas of restauranthouder te zeggen: ‘Pas je maar aan, en anders heb je pech.’ Veel mensen hebben hun hele leven in hun zaak gestoken en altijd belastingen betaald. Zij moeten nu kunnen rekenen op onze steun.

“Desondanks zullen er nog altijd massa’s faillissementen en ontslagen vallen. Het is ook niet de bedoeling om álle zaken in leven te houden. Maar als we die kwetsbare sectoren kopje-onder laten gaan, zal de economische en sociale catastrofe veel groter zijn. Vergeet niet dat veel mensen in de horeca- en cultuursector het voordien ook al niet breed hadden.”

‘Als er tegen september geen nieuwe regering is, gooien de mensen de ruiten van het parlement in’, zei sp.a-voorzitter Conner Rousseau. Maar het initiatief van Rousseau en PS-voorzitter Paul Magnette om de gesprekken voorzichtig te herstarten, werd door uw voorzitter ‘een poging tot staatsgreep’ genoemd. De druk op u om het initiatief te nemen stijgt.

Wilmès: “Blijkbaar denkt men dat ik mezelf kan laten klonen (lacht). Ik zit daar niet op te wachten. Ik heb de handen vol met deze crisis, en met de economische steunmaatregelen.”

U pleit wel voor een regering van nationale eenheid met alle partijen, behalve de PVDA en Vlaams Belang. Hoe kan dat werken, als de tien partijen die uw regering steunen het nu al over bijna niets eens geraken?

Wilmès: “Dat is moeilijk. Maar we lopen nu al een jaar rondjes over paars-groen of paars-geel: wordt het dan geen tijd om eens iets anders te proberen? Als iemand een beter voorstel heeft: graag. Ik hoop alleen dat we snel een coalitie krijgen die een meerderheid heeft in het parlement én de regering. Dit land heeft nood aan stabiliteit.”

Uit een reconstructie van De Tijd blijkt dat elke piste het voorbije jaar ‘verdween in de Bermudadriehoek tussen Magnette, De Wever en Bouchez’. Uw voorzitter wordt vaak een kwalijke rol toegedicht. Zijn Vlaamse collega’s noemen hem onbetrouwbaar en ‘nu al een karikatuur van zichzelf’.

Wilmès: “Daar ga ik maar één ding over zeggen: als iemand met de vinger wordt gewezen, moet je niet alleen naar hem kijken, maar ook naar degenen die wijzen.”

Bent u op 1 januari 2021 nog premier?

Wilmès: “Euh, ik denk van niet. En als dat wel zo is, zal ik die tekeningen hier eens ophangen (lacht).”

© Humo