Direct naar artikelinhoud
InterviewPascale Platel

Pascale Platel: ‘Mijn borsten zijn echt belangrijk voor mij, het zijn mijn voelsprieten’

Pascale Platel: 'Ik heb er geen flauw idee van hoe dat bloot in mijn boek zal overkomen. Ik ben heel nieuwsgierig naar de reacties.'Beeld Thomas Sweertvaegher

Ze prikkelt de zinnen, wordt 60, en ziet haar meisjesdroom vervuld: model worden. In haar boek Schoonnijd geeft theatermaakster ­Pascale Platel zich helemaal bloot. Tijdens dit gesprek ook figuurlijk. ‘Ik heb mijn vagina genegeerd, omdat ik vond dat ze stout was geweest.’

“Een foto? Eerst even mijn lippen stiften dan”, graait theatermaakster Pascale Platel in haar doorkijk-handtas. “Kijk, in die hele lockdown heb ik maandenlang thuis zitten stinken. (lacht) Maar voor jullie heb ik me nu toch weer opgedirkt. Dan word ik weer dat ‘model’.” Als ze drie tellen later een hand door haar haren jaagt, haar kin omhoog gooit en met haar donkere blik de lens doorboort, snappen we wat ze bedoelt. “Mijn ogen zijn mijn laserwapens”, zo verwoordt ze het zelf. “Vroeger, bij het uitgaan, kon ik echt zo zitten loeren naar mannen. Gewoon om hen van hun stuk te brengen. Achteraf zat ik daar dan, met brandende ogen, te midden van het smeulende puin.” (lacht

Kleine gok: ons zou het niet verbazen dat ze met haar boek Schoonnijd eenzelfde effect sorteert. In dat pareltje – ‘Ontboezemingen over mijn lijf en leven’ – geeft ze zich volledig bloot. Niet alleen in poëtisch proza. Maar ook met flamboyante foto’s, een knipoog naar de iconische pin-upbeelden van weleer. Kort gezegd: een boek over erotiek, zintuiglijk verlangen en zelfsabotage. Een boek dat leest – en loert – als de coming of age van een grande dame die, geloof het of niet, 60 wordt. “Had ik dit tien of twintig jaar ­geleden gekund? Onmogelijk, want mijn lichaamsbeleving is zo veel veranderd. Ik kom van ver.”

BIO • geboren op 23 juni 1960 in Gent  • studeerde reclame­fotografie en toegepaste communicatie • theatermaakster, verhalenverstelster, actrice, ‘bricoleuse’ • richtte met haar broer Alain het gezelschap Les Ballets C de la B op • won prijzen met jeugdvoorstellingen De koning van de paprikachips en Ola Pola Potloodgat • heeft één zoon (22) • is samen met kunstenaar Filip Hamerlinck * houdt van wandelen, eten, drinken, praten, vrijen, lachen

Wie een boek maakt, gaat altijd wel een beetje in zijn blootje staan. U doet dit letterlijk. Hoe zenuwslopend is dat?

“Nu, vlak voor het uitkomt, vind ik het enorm spannend. Terwijl ik dit boek aan het maken was, had ik dat nochtans niet. Heel raar om uit te leggen, maar ik distantieer mij daar dan van. Dat ben ík niet, dat is een foto van mij. Ik heb hier zo lang aan gewerkt dat ik zelf niet eens meer het verschil zie tussen bloot of bedekt. De lezer zal dat natuurlijk wel zien. En ik heb er geen flauw idee van hoe dat zal overkomen. Ik ben heel nieuwsgierig naar de reacties.”

De eerste foto zuigt de lezer al meteen naar binnen. U ligt op de vloer: de boezem, buik en venusheuvel ontbloot, met een rode tulp over uw ene borst. U valt graag met de deur in huis?

“Eerlijk gezegd, dat is voor mij een van de meest betekenisvolle beelden uit het boek. Je moet weten: mijn moeder is vorig najaar overleden, en die foto is genomen de dag na haar begrafenis. Die tulp lag bij haar urne, ze was zot van die bloemen. Ik voelde me vreselijk triest, maar ik stond erop om dat beeld te maken. Bij mij thuis, op de vloer.

'Deze foto is genomen de dag na mijn moeders begrafenis. Die tulp lag bij haar urne, ze was zot van die bloemen. Ik voelde me vreselijk triest, maar ik stond erop om dat beeld te maken.'Beeld Filip Hamerlinck

“Met die foto’s voelt het alsof ik iets vertel met mijn lichaam. Ik weet niet of een buitenstaander dat zo zal aanvoelen. Misschien schemert dat er wel door?”

Kunstenaar Filip Hamerlinck, met wie u zes jaar samen bent, nam alle foto’s. Had u dit met iemand anders gekund?

“Nee, zeker niet. Het is te intiem. Vandaar dat dit boek er ook zo laat komt, denk ik. Omdat het niet vroeger kón in mijn leven. Die foto’s zijn heel spontaan gegroeid, als een spel tussen ons. Vaak op onbewaakte momenten.

“Nu, met die corona, zouden we die foto’s al niet meer kunnen maken, denk ik. Wij zaten toen in een soort onschuld. Maar nu, met dat anderhalvemeteren, lijkt het alsof iedereen zo’n beetje zijn vestje aangetrokken heeft. Ik zou mij daar niet goed bij voelen, geloof ik, om nu zo ergens bloot in een bos te gaan staan. Misschien moet ik het een keer proberen, om het te voelen?”

U post geregeld ook zinnenprikkelende foto’s op Facebook en Instagram. Wat schuilt daarachter: willen uitdagen?

“Dat is al psychologie, hè. Dat zou ik eigenlijk graag eens van een therapeut horen. (lacht) Ik heb iets met mijn beeld. Alsof ik twee personages heb: mezelf én die publieke persoon. Zonder die naaktheid in mijn werk voel ik mij niet vol, is het leven niet volledig. Met die foto’s kan ik echt een metamorfose ondergaan. Ook bij mijn voorstellingen heb ik dat. Dan voelt het alsof ik groter word, alsof mijn lijf zich uittrekt. En die foto’s van mijn borsten op sociale media: tja, dat heeft ook wel iets stouts, iets bevrijdends.”

Over uw borsten schrijft u: ‘Ik flash ze voor de spiegel, ik flash ze voor de wereld. Dan trek ik mijn kleren omhoog en roep ik: ‘Ha! Hier zijn we dan weer!’ Als een pauw die zijn staart opensmijt.’ Uw boezem is uw trots?

(glundert) “Fysiek ben ik daar het meest tevreden mee. Als ik thuiskom, doe ik ook niks liever dan mijn beha uittrekken en dat juk afgooien. (lacht) Dan voel ik dat ze blij zijn. Ook in bed kom ik graag aan mijn borsten – niet erotisch, maar gewoon voor de gezelligheid. Ze zijn zo lekker zacht.

“De eerste keer toen er een jongen aan zat, was wel minder fijn. We hadden nog niet gekust of hij zat al met zijn hand onder mijn bloesje. Ik had toen net van mijn moeder een kanten beha gekregen, en ik hoorde zijn vingers maar schuren. Vréselijk! (schatert) Ik heb het nog altijd niet voor kant.”

De foto’s in dit boek katapulteren u terug naar één bepaald moment in uw jeugd, zegt u. Een moment van ‘schoonnijd’. Dat moet u eens uitleggen.

“Tegenwoordig valt naaktheid nogal erg in extremen: ofwel heb je porno, ofwel dat puriteinse. Ik wilde terug naar wat ik van mijn jeugd herinner, naar de erotiek waar ik als jong meisje door geïnspireerd werd.

'Ik wilde altijd al een model worden. Maar ik mocht niet van mijn vader, ik moest eerst studeren.'Beeld Thomas Sweertvaegher

“Zo was ik als tiener ooit uitgenodigd op een feest waar ik bijna niemand kende. Ik stond daar met een puist op mijn kin. In een veel te grote zilveren tuniek, waardoor ik eruitzag als een buis. Ineens zag ik aan de muur een grote foto van een blond supermodel met knalrode lippen dat heel sexy aan een lolly likte. De hele avond heb ik naar die foto staan staren, ­stikjaloers. Dát was mijn ideaal, mijn droombeeld.

“Toen Filip me de eerste keer zijn foto’s liet zien, zag ik mezelf daar – een buis met een puist – opnieuw staan staren. Ik schrok ervan: ben ík dat echt? Zo op een foto staan was voor mij, als jong meisje, het hoogste goed dat je kon bereiken.”

Zegt u nu dat u met dit boek alsnog uw meisjesdroom hebt verwezenlijkt?

“Absoluut, ik wilde altijd al een model worden. Ik kreeg in mijn tienerjaren ook aanbiedingen van modellenbureaus. Maar ik mocht niet van mijn vader, ik moest eerst studeren. Later, op mijn 22ste, ben ik nog bij een agentschap gaan aankloppen. Maar ik was te oud én te zwaar, zeiden ze. (trekt grote ogen) Dus dacht ik: oké, die droom zit nu al zo lang te wachten. Dat moet ik voor mijn zestigste nog in orde brengen. Nu, met dit boek, kan ik dat naast mij neerleggen, het is afgevinkt. Ik zie het als een verjaardagscadeau voor mezelf.”

U bent nu zelf dat supermodel dat zo sexy aan die lolly likte?

(lacht) “En precies door die droom waar te maken, zie ik er ook de relativiteit van in. Nu weet ik dat die foto van dat supermodel ook maar een illusie was. Een schone illusie, dat wel.

“Want nu ligt mijn boek daar: met een model dat eigenlijk geen model is. Een fotograaf die geen fotograaf is. En een soort paparazzi-fototoestel dat ook al afwijkt. Absoluut niet zo professioneel dus. (proest het uit)

“Maar het belangrijkste is nog: vroeger, bij die modellenbureaus, had ik vaak het idee dat het niet zozeer om mij draaide, dan wel om de mannen die me wilden fotograferen. Terwijl dit helemaal vanuit mezelf vertrekt. Filip kijkt naar mij en maakt foto’s, maar ík ben de curator.”

Tegenwoordig hebben we de mond vol van body positivity. Wilt u daar, met uw naaktheid, ook aan bijdragen?

“Ik zou liegen mocht ik zeggen van wel. Ik vertrek vooral heel hard vanuit mijn navel. Als er al een boodschap in zit, dan misschien deze: jaag je dromen na. (kijkt bedenkelijk) Oei, dat klinkt klef zeker?

“Ik was al bezig met dit boek toen mijn moeder nog leefde. Op het moment dat ik haar wilde vertellen dat het met bloot zou zijn, dook ik ineen. Ze was nochtans zeer vooruitstrevend, maar wilde mij graag beschermen, omdat ik sowieso nogal wild ben. ‘Is dat nu wel nodig, dat naakt?’, vroeg ze. Nee, dacht ik, eigenlijk niet, maar ik wilde het toch. Puur om het te doen.”

U hebt het in dit boek ook over de haat-liefdeverhouding met uw lijf. U worstelde jarenlang met een eetstoornis. Hoe kijkt u daar nu op terug?

“Ik heb een heel schone jeugd gehad en ik kon als kind ook blij verrast zijn over mijn lichaam. Een beetje zoals ik nu naar deze foto’s kijk. Maar op mijn 23ste werd ik verkracht, op reis in Spanje. Wat daarna kwam, waren tien pikdonkere jaren. Dat was een periode van zelfhaat en zelfdestructie. Ik kreeg ­boulimie, ik was een ravage. Dat was echt overleven.

“Uiteindelijk heb ik bijna vijf jaar fulltime aan mezelf gewerkt, in therapie. Ik bereidde die sessies tot in de puntjes voor, met ellenlange epistels over mezelf, mijn eetgedrag, mijn familie. Die therapeut had eigenlijk nogal zijn werk met mij. (lachje) Kennissen van toen zullen daar nu misschien van schrikken: ging het zó slecht met haar? Ik kon enorm goed faken, weinigen wisten hoe fel ik worstelde.

“Mijn goeie jeugd is een redding geweest, denk ik. Naar die veiligheid van vroeger, daar wilde ik terug naartoe. Dat ik dat gevecht geleverd heb en uit dat dal ben geraakt, maakt me wel trots.”

'Ook in bed kom ik graag aan mijn borsten – niet erotisch, maar gewoon voor de gezelligheid. Ze zijn zo lekker zacht.'Beeld Filip Hamerlinck

‘Ik eet voor de spleet’, schrijft u daarover. ‘Die spleet tussen hoe ik mij voel en hoe ik me voordoe.’ Hebt u dat nu nog?

“Nee, zodra ik op mijn 29ste in therapie ging, zijn die vreetbuiten redelijk snel gestopt. Maar in de periode daarvoor moest ik die spleet voortdurend toemetselen met eten. Ik voelde altijd maar een leegte die opgevuld moest worden, anders deed het verschrikkelijk veel pijn. Ook dat ideaalbeeld – die foto aan de muur – zat in de weg.

“Na vijf jaar zei mijn therapeut ineens: ‘Pascale, je bent genezen.’ Ik ben toen beginnen huilen. (slikt een krop weg) Kijk, ik zou daar nog om kunnen huilen. Ik had altijd gedacht dat ik levenslang in therapie zou zijn.

“Pas op, eten zal altijd een gevoelig punt zijn bij mij – ik denk dat dat zoiets is als alcohol na een drankverslaving. Telkens als ik stress heb, ben ik op mijn hoede.”

Maar de weegschaal is geen vijand meer?

“Nee, integendeel zelfs. Ik heb nu zo’n sprekende weegschaal, met een vriendelijke vrouwenstem. Echt. (giert het uit) Dan hoor je die poeslief zeggen: 74,5 kg. Vanochtend ben ik me zelfs vergeten te wegen. Dat op zich is al een goed teken. Ten tijde van die boulimie was dat ondenkbaar. Toen stond ik voortdurend op de weegschaal. En was er 1 grammetje bij, dan voelde ik me al vet.”

Uw boek raakt ook aan het seksueel geweld dat u meemaakte. U noemt uw vagina ‘Vaginale’, rijmend op Pascale: ‘De jaren nadat Vaginale met geweld belegerd werd, liet ik haar links liggen. Het enige wat ik haar kon toewerpen was: ben je niet beschaamd?’

“Ik voelde me zo schuldig en beschaamd. Het rare is: als ik daar nu aan terugdenk, zie ik enkel nog flarden. Die verkrachting zelf vóél ik niet meer. Maar ik zie wel nog hoe hij met zijn hand over mijn wang streelde – hoe hij mij vanboven troostte, terwijl hij me vanonder verkrachtte.

“Daarna heb ik mijn lichaam jarenlang opgedeeld in twee stukken. Ik communiceerde niet meer met mijn onderkant. Alsof ik maar voor de helft bestond. Mijn vagina mocht schreeuwen of huilen al wat ze wilde, ik luisterde niet. Ik negeerde haar, omdat ik vond dat ze stout was geweest.”

U schrijft ook: ‘Vaginale gaf me soms tweeslachtige boodschappen. ‘Ik voel me vuil’, pruilde ze, maar als ik haar waste, kwam ze klaar.’ Hoe was het om nadien weer in contact te komen met uzelf?

“Eerlijk gezegd, dat was een langdurig proces. Na die verkrachting heb ik nog een hele periode van misbruik gekend. Ik voelde me een object, had geen respect meer voor mezelf. Soms denk ik dat er na seksueel geweld twee mogelijkheden zijn: ofwel word je frigide, ofwel word je promiscue, losbandiger. Iemand is over je grenzen heen gegaan, waardoor je ze zelf niet meer weet te liggen. Zo kwam ik in een flow terecht waar ik niet meteen uit raakte. Als ik daar nu aan terugdenk, ben ik daar helemaal niet fier op. Maar ik was een prooi toen. Tot ik besliste om dat niet meer te zijn.”

Klopt het dat uw therapeut ooit gevraagd heeft om u wat minder sexy te kleden op consultatie, omdat hij zich anders maar moeilijk kon concentreren?

(lacht) “Klopt. Het ding is: toen hij dat vroeg, viel er een last van mijn schouders. Toen wist ik: ‘Oké, ik kan daarmee stoppen’. Ook vandaag kleed ik mij nog altijd graag sexy en verzorgd. Maar er is een periode geweest waarin de slinger doorsloeg: ik was wel heel gericht op dat sexy zijn. Ik zie mij nog door de straten stappen: met een diep decolleté, op hoge stiletto’s – tak, tak, tak. Dat was een soort harnas voor mij, net zoals een soldaat zijn uniform aantrekt. Ik was op oorlogspad.

“Een man zei me toen: ‘Jij bent zo gekleed dat je mannen bang maakt’. Het was té veel, té geweldig. Maar het ding is: ik dacht toen dat ik het allemaal in de hand had. Als ik die mannen voor ben, dacht ik, kunnen ze mij niet meer misbruiken.”

U kwam in volle #MeToo-tijd naar buiten met uw verhaal. Hebt u daar veel aan gehad?

“Alles wat er toen over seksueel grensoverschrijdend gedrag verschenen en verteld is: ik vond dat verademend, om zoveel mensen daarover te horen spreken. Ook nu weer, met Black Lives Matter, heb ik dat.

“Het lijkt erop dat wij in onze maatschappij altijd maar die hiërarchie willen, op zoek naar iemand om naar beneden te duwen: man versus vrouw, wit versus zwart, rijk versus arm, mooi versus lelijk. Seksisme, racisme, discriminatie; eigenlijk zouden we al die problemen tegelijk uit de wereld moeten helpen, want het komt toch telkens op hetzelfde neer: macht.”

De protestmarsen tegen racisme raken u?

“Zeker, ook omdat ik mezelf soms zo hard betrap op hoe ik denk. Heel confronterend is dat. Met wat er nu allemaal door die protesten loskomt... Ik kan dan echt gaan zitten wenen. Dat ontroert mij enorm. Nog meer dan als het gaat over seksueel geweld: dat ontroert mij ook, maar het maakt me vooral heel erg boos. Dan komt er van alles naar boven wat nog pijn doet. Want het is nog altijd wroeten en werken aan mezelf. Mij ga je niet horen zeggen dat ik de gelukkigste mens op aarde ben. Ik vind de wereld, zeker nu, echt beangstigend. Eigenlijk toont mijn boek hoe ik daarmee omga: door dicht bij mijn huid te blijven.”

‘Die verkrachting zelf vóél ik niet meer. Maar ik zie wel nog hoe hij mijn wang streelde – hoe hij mij vanboven troostte, terwijl hij me vanonder verkrachtte.’Beeld Filip Hamerlinck

Wat vindt u zo angstaanjagend?

“We beseffen dat niet genoeg, maar we zitten in een enorm woelige periode. Tegenwoordig stellen we alles in vraag. Dat is interessant, maar tegelijk ook angstwekkend. Zoveel dingen waar ik vroeger mee dweepte, blijken nu totaal fout te zijn. Denk aan de film Bilitis van David Hamilton of Last Tango in Paris van Bernardo Bertolucci. Daar zit nu zo’n vies randje aan, van seksueel geweld.

“Soms heb ik het gevoel dat we met zijn allen niet meer weten hoe we ons wél moeten gedragen. Nu ook weer, met die corona. Instinctief wil je elkaar een hand geven, maar het mag niet.”

Even over corona: tijdens de lockdown hebt u op Facebook verhalen voorgelezen. Maar u moest wel een rist voorstellingen uitstellen of schrappen. Gaf dat stress?

“Op dat vlak ben ik een rare, ik ben niet goed in ver vooruitkijken. Ik wist dat ik wel nog een paar maanden kon overleven. En ik vond het ook best interessant: hoe je de dingen plots moet herbekijken. Deze zomer, bijvoorbeeld, ga ik nu – net zoals op Facebook – in tuinen voorlezen. Bovendien was de timing van dit boek ideaal. Zo konden mijn lief en ik er volledig in duiken.”

Filip, uw partner, zei eerder al: ‘Pascale is zoals een wild paard. Je mag haar niet proberen te temmen. Je kunt alleen proberen om er zo lang mogelijk op te zitten.’ Heeft hij een punt?

(schaterlacht) “In vorige relaties was dat soms wel een probleem: dat ze daar geen weg mee konden. Het is ook niet evident. Ik heb twee facetten: een lieve vrouwelijke kant én een koele mannelijke kant. Veel mensen laveren daar wat tussen. Maar bij mij kan dat echt zo (knipt met haar vingers) omslaan.

“Filip zei me onlangs nog: ‘Ge moogt stampen en springen in de wei zoveel als ge wilt, maar ge moogt niet in mijn gezicht stampen’. Dat moet hij af en toe eens herhalen: ‘Niet op mij!’ (lacht) Tja, dat is die kwaadheid in mij. Die kwaadheid is ook mijn motor, mijn energie. Vlak voor ik optreed heb ik dat ook. Boos dat ik mij dan kan maken.”

Dat strookt wel met uw imago: de felle, zelfverzekerde madam. Zit daar ook een kwetsbaar kantje achter?

“Zeker. Nu het boek eraan komt, voel ik me heel kwetsbaar. Zelfs nu, tijdens dit gesprek. Stout en benauwd, daar komt mijn kwetsbaarheid op neer. Voel ik me bang of onveilig, dan steek ik. En dat heb ik bij al wie mij dierbaar is: liefhebben én stout zijn. Eerlijk gezegd, ik vind dat ook plezant, zo eens goed ruzie maken. Ik kan daar echt van genieten. Soms zegt Filip na zo’n discussie: ‘Ik moet nog wat bekomen, hoor’. En dan denk ik: ‘Bekómen? Maar dit was toch léúk!’” (giert het uit)

Over jullie relatie schrijft u nog dit: ‘Nu liggen mijn heupen in de handen van mijn lief en dat is maar goed ook, want hij kan er serieus op werken.’ U vond opnieuw genot in seks?

“Ja, en daar ben ik nog altijd dankbaar voor: dat ik daar weer van kan genieten. Ik zie mijn vagina weer graag. En dan te zeggen dat ik haar zo lang genegeerd heb.

“Wat ik nu heb met Filip is ongelooflijk wijs. Ik hoop – hout vasthouden – dat dit voor altijd is. Ik ben heel blij met de dingen zoals ze nu zijn. Al mag ik daar niet te luid over stoefen. Want gaat het allemaal prima, of komt hij te dicht, dan kan ik dat ineens weer kapotmaken. Uit schrik, omdat het te goed gaat.

“Filip weet dat. ‘Oei’, zegt hij dan. ‘Het was weer té plezant.’ Op de een of andere manier blijf ik daar pervers in. Ik blijf getraumatiseerd – heb die littekens. En dat zit overal, dus ook in mijn intieme leven, mijn seksleven.”

Even over die andere grote liefde van u. Vorig najaar is uw moeder overleden. Een paar jaar geleden zei u nog: ‘Het is een heel sterke vrouw, maar tegelijk kan ik haar verwensen’. Ook daar weer die kwaadheid als teken van liefde?

(knikt) “Ik heb haar vaak uitgedaagd. In die periode dat ik in therapie was, ben ik met haar een gevecht aangegaan – op leven en dood. Telkens als we samen op café afgesproken hadden, bracht ik haar aan het wenen. Ik stond daar dan te zwaaien met mijn waslijst aan dingen die ze vroeger verkeerd had gedaan. Je weet wel: elke moeder maakt fouten. Ze heeft zich altijd verontschuldigd, zelfs voor de kleinste futiliteit. Na afloop belde ze mij ’s avonds telkens weer op: ‘Wanneer spreken we opnieuw af?’ Kijk, als ik daar nu weer aan denk. (wrijft haar kippenvel weg)

“Eigenlijk heeft ze toen, in die gesprekken, mijn hart gestolen. Ze was zo sterk, zo moedig. Ze liet mij razen. En zodra alles eruit was, konden we de liefde laten bestaan die er altijd was geweest. Alleen zat die liefde een tijdlang wrang, ook door wat er mij allemaal overkomen was.”

Uw moeder werd negentig, ze vroeg euthanasie. Hoe was jullie afscheid?

“Heel intens, de laatste 48 uur was ik bij haar. Ik heb veel gekeken: we gingen haar wassen en dat was de eerste keer dat ik haar volledig naakt zag. Ze had nog zo’n mooi vel. Ik heb haar haren gebrusht. ‘Je veux finir en beauté’, had ze altijd gezegd. En zo was het ook. Die dag heeft ze iedereen nog bij elkaar geroepen. We hebben champagne gedronken, gezongen, geweend, ik heb nog een liefdesbrief van mijn vader voorgelezen, en dan wilde ze zelfs dat we nog moppen vertelden.

“Voor ze zich in haar zetel zette, draaide ze zich nog om. ‘Er is moed voor nodig’, zei ze. (zichtbaar aangedaan) Het is een fel gemis, ook voor mijn broers en zussen. Nu, in coronatijd, spreken we elke week één keer buiten af. Er is altijd wel één van ons die iets over haar zegt. Ze blijft doorwerken na haar dood.”

'Er zit zoveel schoonnijd tussen vrouwen. We worden ook zo opgevoed, met het idee dat ons uiterlijk een troef is.'Beeld Filip Hamerlinck

U hebt één zoon (22) uit een vroeger huwelijk. Wat voor moeder bent u zelf?

“Een grillige, geloof ik. Ik denk dat hij nogal snel ­beslist heeft: ik ga zélf mijn verantwoordelijkheid opnemen, want als ik op haar moet wachten... (lacht) Ik heb hem vooral leren fantaseren, denk ik.

“We babbelen enorm veel, kunnen heel open zijn. Onlangs hadden we nog een intiem gesprek in de auto – ik achter het stuur, zijn vuile was naast mij, en hij op de achterbank. Het is een totale liefde. Als ik erover nadenk, overspoelt het mij.”

Krijgt hij dan ook af en toe zo’n liefdevolle steek?

“Nee, eigenlijk niet. En weet je waarom niet? Hij kan ontzettend goed zijn grenzen stellen, al van kinds af aan. Hij zet me soms echt op mijn plaats. Dus ik hoef niet te poken, want hij geeft sowieso al weerwerk.”

U wordt volgende week 60. Hoe belangrijk is dat getal?

“Van mijn bomma mochten wij nooit weten hoe oud ze was. Zelfs op haar grafsteen stond haar geboortedatum niet vermeld. Wij hebben dus nooit geweten hoe oud ze was. (lacht) Ook mijn moeder vond dat lastig, niemand had er zaken mee hoe oud ze was.

“Ik heb, haast uit rebellie, nooit iets met leeftijd gehad. Alhoewel ik de laatste tijd een enorm gevoel van sterfelijkheid ervaar. Door die corona, denk ik, en door het verlies van mijn moeder. Ik besef nu des te meer: ik wil oud worden.”

Uw borsten hebben u wel al twee keer serieus schrik aangejaagd, vertelt u. Hoezo?

“De jongste jaren heb ik al twee keer een bolletje gevoeld. Die eerste keer was ik helemaal in paniek. Dat resultaat liet ook zo lang op zich wachten. Ineens begon ik, met een hangend hoofd, lange wandelingen te maken. Ik was enorm zwaarmoedig. Achteraf bleek het onschuldig, maar het heeft me toen wel enorm bang gemaakt. Die borsten zijn ook echt belangrijk voor mij. Het zijn mijn voelsprieten, ik ben er zo fier op.” (glundert)

Hoe zit dat nu trouwens met die schoonnijd? Wordt u er nog door overvallen?

“Soms heb ik dat wel nog. Dat ik in een ruimte kom en voel: hmm, er zit een beetje schoonnijd tussen ons. (gniffelt) Of omgekeerd: dat zij mij uit de weg gaan. Ach, er zit zoveel schoonnijd tussen vrouwen. We worden ook zo opgevoed, met het idee dat ons uiterlijk een troef is. Schoonheid als wapen ook – wat niet wegneemt dat vrouwen ook intellectueel kunnen vechten. Maar hoe ouder ik word, hoe minder die nijd. Je lacht, maar ik meen het: ik word al oud. Ik ben niet meer zo bedreigend.” (lacht)

Pascale Platel, ­Schoonnijd, Borgerhoff & Lamberigts, 128 p., 22,99 euro. Foto’s van ­Filip Hamerlinck.

Vanaf 22/6 in de winkel, nu al online te bestellen.