Direct naar artikelinhoud
InterviewJulie Van den Steen

Julie Van den Steen: ‘Mijn relatie met eten is nog altijd verstoord’

Julie Van den Steen: ‘Het was niet mijn bedoeling om een rolmodel te worden. Maar laat mij voor al de meisjes maar de persoon zijn aan wie ik op mijn 16de zelf behoefte had.’Beeld Joris Casaer

Julie Van den Steen (27) was sidekick bij MNM, en werd een VTM-gezicht. Ook in de tv-wereld probeert ze haar fleurige zelf te blijven. Dat lukt de ene dag al wat beter dan de andere. ‘Soms ben ik gewoon... moeilijk. Maar ik ben géén labiele trees.’

Mei vorig jaar. Tijdens De Grote Peter Van de Veire Ochtendshow kondigt Julie Van den Steen live en snotterend haar afscheid van MNM aan. Dat het mooi, maar ook fucking vermoeiend is geweest, zegt ze. En dat ze na al die jaren waarin ze door haar wekker gekoeioneerd werd toe is aan iets nieuws.

Vijf maanden later laat ze via Instagram weten dat ze door VTM is ingelijfd. Ze maakt er ten behoeve van haar nieuwe werkgever zelfs een koddig vreugdesprongetje bij. ‘We hebben mooie plannen met Julie’, zegt creatief directeur Davy Parmentier op een toon die zijn nieuwe schermheldin nét iets te veel tot een corporate asset reduceert.

BIO • geboren in Gent op 30 juli 1992 • studeerde journalistiek aan de Artevelde­hoge­school in Gent • werkte van 2014 tot 2019 als radio-dj voor MNM, als side­kick in De grote Peter Van de Veire Ochtend­show • presenteerde op Eén Typisch mensen, samen met Freek Braeckman • stapte in oktober 2019 over naar VTM • woont in Gent   

De zomer van 2019 had de zomer van Julie Van den Steen moeten worden. Eindelijk geen werkdagen meer die om drie uur ’s nachts beginnen. Eindelijk geen sociaal leven meer dat om acht uur ’s avonds ophoudt. Maar haar pas verworven vrijheid verdampt meteen als twee onbekenden op een even onverwachte als strafbare manier haar leven binnendringen. In juni herleidt een man haar auto met een sloophamer tot een stuk schroot. Even later mailt een vrouw persoonlijke informatie over haar naar een aantal krantenredacties. Wég sfeer.

“Ik heb wekenlang in angst geleefd”, zegt Van den Steen. “De politie raadde me aan om niet in mijn eentje naar buiten te gaan. En ik moest hen voortdurend op de hoogte houden van mijn ­whereabouts. Resultaat: ik heb niet echt van mijn vakantie kunnen genieten. Dat was natuurlijk geen ramp – er komen nog genoeg zorgeloze zomers in mijn leven – maar ik vond het toch jammer: ik had zoveel slaap en vriendschap in te halen. Maar goed, wat voorbij is, is voorbij. Intussen zijn de daders en hun motieven bekend en doet het gerecht zijn werk. Sta me toe dat ik om juridische redenen niet verder over de zaak uitweid.”

Toen ik haar belde om haar voor dit gesprek te strikken, meenden mijn journalistieke voelsprieten – gekocht op de zwarte markt en dus niet fiscaal aftrekbaar – in haar stem een zekere achterdocht te detecteren. Ik vraag of ze journalisten na nauwelijks vijf jaar in de media al als tegenstanders beschouwt.

“Ik moest dringend naar het toilet toen je mij belde. Vandaar misschien dat ik wat raar klonk. (lacht) Maar ik kijk inderdaad wel een beetje uit. Iemand heeft mij ooit gezegd: ‘In de media kun je niemand vertrouwen’. Dat is blijven hangen. Niet dat ik ervan uitga dat alle journalisten boze wolven zijn die bange BV’tjes de nek willen doorbijten. Maar ik heb al een paar nare ervaringen gehad met journalisten. En dat heeft mijn vertrouwen in jouw beroepsgroep wat aangetast. Los daarvan: ik heb goeie vrienden die journalist zijn. Sterker nog: ik heb zélf journalistiek gestudeerd. Technisch gezien ben ik óók een journalist.” (lacht)

In het najaar lanceert VTM een stevig Julie Van den Steen-offensief. Ze zal zowel te zien zijn in The Masked Singer, een showprogramma waarin gemaskerde BV’s liedjes komen zingen, als in een nog titelloos realityprogramma waarin ze zal leven, werken en afzien als een verpleegkundige. Het lokale sterrendom lonkt dus, en toch blijft Van den Steen ook als tv-fee in wording een verkwikkend parler-vrai hanteren: ze geeft op vragen niet het meest wenselijke, maar het meest onverbloemde antwoord.

Zijn VTM-gezichten dan niet contractueel verplicht om de weg van de minste publieksweerstand te kiezen?

“Maar nee, gij. Ik denk niet dat VTM er baat bij zou hebben, mocht ik plots veranderen in een prefab-presentatrice. Ik hoef me toch niet te verloochenen omdat ik nu voor VTM werk? Op een gegeven moment zei een VTM-medewerker – met de beste bedoelingen, laat dat duidelijk zijn – dat hij me zag als een mix van Dina Tersago en An Lemmens. Nu zijn Dina en An allebei toppers in hun vak, maar de bedoeling is toch vooral dat ik Julie blijf. Ik heb geen zin om koortsachtig na te denken over mijn zogenaamde positionering. Ik wil gewoon zijn wie ik altijd al geweest ben. Mijn bazen weten dat en steunen mij daarin.”

Op de promofoto van The Masked Singer, het programma dat je samen met Niels Destadsbader gaat presenteren, zie je er nochtans zorgwekkend afgelikt uit.

“Aan de fotoshoot in kwestie zijn veel discussies voorafgegaan. Vooral over de kleren die ik moest dragen. Ik heb uiteindelijk voor een broek gekozen, maar daar heb ik echt voor moeten vechten: aanvankelijk werd mij gewoon gezégd wat ik moest aandoen.

“Ik heb het lastig gehad tijdens die shoot. Ik heb zelfs even gedacht: ‘Shit. Heb ik wel de juiste keuze gemaakt? Ga ik dat wel aankunnen, zoveel mensen die zich bemoeien met hoe ik eruitzie?’ Maar ondertussen heb ik met VTM een aantal goeie gesprekken gevoerd en zitten we weer helemaal op dezelfde lijn. Ze wéten nu dat inspraak voor mij belangrijk is.”

Kortom: je staat in de Medialaan nú al bekend als ‘die blonde met haar vranke teut’.

(lacht) “Het probleem is dat er bij de tv heel veel mensen werken. En dat er dus ook heel veel meningen zijn. In zulke omstandigheden blokkeer ik weleens. Dan denk ik: laat mij toch gewoon aandoen wat ik wil. Ik snap wel dat ik niet in een jeansvest voor een promofoto kan poseren. Maar dat betekent nog niet dat je tegen mij moet zeggen wat ik wel of niet mag dragen. Niels Destadsbader kreeg véél minder kledingsuggesties. (lacht)

'Het eerste wat ik op VTM gezegd heb, was: ‘Ik heb stijve tepels, ik moet pipi doen en ik ga kotsen van de stress’. Een droomdebuut, quoi.'Beeld Joris Casaer

“Maar ik herhaal: de meeste mensen adviseren mij met de beste bedoelingen. En ik sta nog altijd volledig achter mijn keuze voor VTM. Ik denk oprecht dat ik hier mooie programma’s ga maken en veel zal bijleren.”

De eerste keer dat je op VTM te zien was, nam je apneuduikend deel aan de vergissing genaamd Beat VTM. Wist je al bij je contract- onderhandelingen dat je bij wijze van debuut ging moeten duiken zonder zuurstofflessen?

“Nee. Nathalie Meskens ging het apneuduiken voor haar rekening nemen. Maar toen was Nathalie plots zwanger en hadden ze een vervangster nodig. Resultaat: het eerste wat ik op VTM gezegd heb, was: ‘Ik heb stijve tepels, ik moet pipi doen en ik ga kotsen van de stress’. Een droomdebuut, quoi.” (lacht)

Bij de VRT was je behalve MNM-sidekick ook parttime rolmodel. Je vertelde – onder meer in Van Gils & gasten – dat je je vaak onzeker voelt over je uiterlijk en werd zo de BFF van de vrouwelijke helft van puberend Vlaanderen.

“Het is nooit mijn bedoeling geweest een rolmodel te worden. Maar na die aflevering van Van Gils & gasten wás ik het plots wel: ik heb toen ontzettend veel berichten gekregen van jonge meisjes die steun vonden in mijn woorden. Sindsdien denk ik: als er dan toch naar mij wordt opgekeken, laat ik daar dan maar iets nuttigs mee doen. Laat mij voor al die jonge meisjes maar de persoon zijn aan wie ik op mijn 16de zelf behoefte aan had.”

Aan welke persoon had jij op je 16de behoefte?

“Aan iemand die niet perfect is. Die zegt dat het heel normaal is om je nu en dan kut te voelen. Die vertelt dat het geen ramp is als niemand je uitnodigt om naar de Chiro-fuif te gaan. En die je op het hart drukt dat je de meningen van mensen die zélf in de war zijn het best kunt negeren.

“In mijn eerste jaar bij MNM had ik dat allemaal nog niet door. Ik ben toen vaak huilend naar huis gereden omdat ik berichten had gekregen waarin stond dat ik dik, lelijk en dom was. Vandaag zouden die haatberichten me minder hard raken. ‘Ga ik hier nog mee bezig zijn als ik 70 ben?’, vraag ik me nu af als ik ergens mee zit. Is het antwoord ‘nee’, dan probeer ik het los te laten.”

Ik wil de pret niet drukken, maar nu je op tv komt, ga je nog méér commentaar krijgen. En de beschouwingen zullen allemaal gaan over wat je aan hebt, hoe je haar ligt en of je nu wel of niet aan de heersende gewichtsnormen voldoet.

“Ik ben me daarvan bewust, ja. Maar ik ga die toekomstige haatberichten gebruiken om jonge mensen duidelijk te maken dat ze zich van sociale-media-opinies geen reet mogen aantrekken. Dat ze hun eigen ding moeten doen. Dat ze zich op hun 70ste echt niet meer zullen afvragen hoeveel kilogram ze op hun zestiende wogen of hoeveel likes hun Instagramfoto’s toen kregen. Als ik ook maar één jongen of meisje wat weerbaarder kan maken, zal ik al blij zijn.”

Heb je het nog altijd moeilijk om jezelf mooi te vinden?

“Het blijft lastig. Je moet weten: ik was als tiener heel wat zwaarder. En ik was toen nog niet geopereerd aan mijn flaporen. Als je jezelf op puberleeftijd lelijk vindt, draag je dat nog een hele tijd met je mee. De dag waarop ik in Van Gils & gasten zat, had ik ’s ochtends gehuild omdat ik mezelf na het douchen in de spiegel was tegengekomen en niet tevreden was met wat ik zag. Zo hardnekkig kan een ontregeld zelfbeeld dus zijn.

“Ook mijn relatie met eten is nog altijd verstoord. Als iemand nog maar zegt: ‘Je bent mooier als je er zus of zo uitziet’, kan ik al niet meer normaal eten. Dan staar ik nadien naar mijn bord en denk ik: ‘De mensen gaan je leuker vinden als je dit níét opeet, Julie’. Dat zijn geen gezonde gedachten. Er is nog wat werk aan de mentale winkel.”

Kun je begrijpen dat er mensen zijn die vinden dat iemand met jouw looks zich aanstelt als ze kniest over haar uiterlijk?

“Ja. Als ik Hollywoodactrices over hun fysionomie hoor mopperen, denk ik zelf soms ook: ‘Wat heb jíj nu te klagen?’ Maar ik denk dat het weinig zin heeft om een hiërarchie van onzekerheden op te stellen. Andermans twijfels zijn niet meer of niet minder gerechtvaardigd dan de mijne. En het is niet omdat iemand anders mij mooi vindt dat ik dat zelf ook zo ervaar.

“Sommige mensen denken dat ik doe alsóf ik onzeker ben. Dat ik mezelf stiekem een prachtige verschijning vind omdat ik op Instagram weleens een mooie foto van mezelf post. Maar dat ik openlijk over mijn onzekerheden praat, betekent nog niet dat ik enkel lelijke foto’s van mezelf wil tonen. Als iemand een topfoto van mij gemaakt heeft, wil ik die nog altijd kunnen delen. Ik denk dat ik daar, net als iedereen, recht op heb.”

Julie Van den Steen groeide op in Denderbelle, een dorp met tweeduizend inwoners, twee kermissen en een gepensioneerde plaatjesdraaier – Eddy Del White – die zichzelf in Afspanning ’t Vat ooit tot wereldrecordhouder deejayen uitriep. ­Dimitri Vegas en Like Mike hebben hem voor ­zover bekend nog altijd niet tegengesproken.

Als oudste dochter van twee zelfstandige thuisverpleegkundigen kreeg Van den Steen al op bakvis­leeftijd een strak arbeidsethos ingelepeld. “Mijn ouders werkten 7 dagen op 7 en waren 24 uur op 24 beschikbaar. Ze liepen voortdurend binnen en buiten, wij hebben als gezin nauwelijks samen gegeten. Mijn vader heeft mijn zus en mij talloze keren gezegd dat je in het leven niks bereikt als je er niet keihard voor werkt. Toen de coronacrisis uitbrak, vond hij het onnozel dat iedereen op straat kwam om voor de zorgverleners te applaudisseren. ‘Mensen verzorgen is mijn job’, zei hij. ‘Niemand moet mij daarvoor bedanken.’”

Met haar moeder – “een mooie, fiere vrouw” – botste ze vaker dan Amsterdams burgemeester Femke Halsema met conservatief Nederland. “Mijn mama en ik hebben hetzelfde karakter. Wij zijn allebei heel explosief: als we ruziemaken, komt alles eruit. Zonder remmingen, zonder nuances. Maar sinds ik niet meer thuis woon, is mijn band met haar een stuk beter geworden. Alsof er in de fysieke ruimte tussen ons wat meer wederzijds begrip gegroeid is.”

‘In mijn eerste jaar bij MNM ben ik vaak huilend naar huis gereden omdat ik berichten had gekregen waarin stond dat ik dik, dom en lelijk was.’Beeld Joris Casaer

Ook al woonden de Van den Steens in een dorp dat het decor had kunnen zijn in een heimat­roman van Ernest Claes: ze waren allesbehalve een typisch Vlaams gezin. Mama Van den Steen, de dochter van een Belgische koloniaal die haar wonderjaren in Congo doorbracht, versierde de gezinswoning met Afrikaanse spirituele objecten en stuurde haar dochters naar school in kleren die op de speelplaats een milde vorm van ramptoerisme deden ontstaan.

“Mijn moeder stak ons graag in extravagante kleren met flamboyante prints”, zegt Julie Van den Steen. “We werden bekeken, wat uiteraard niet hielp om erbij te horen. Het liefst van al had ik een hoodie van H&M gedragen, zoals iedereen. Ik heb mijn moeder vaak gesmeekt: ‘Mama, please, stop met mij van die rare kleren te geven’. Maar ik heb mijn H&M-hoodie zélf moeten kopen. Op mijn vijftiende, met het geld dat ik in een bakkerij verdiend had.

“Als ik bij vriendinnen bleef slapen, zag ik op zondagochtend altijd netjes gestofzuigde woonkamers en prachtig gedekte eettafels. Dat kende ik allemaal niet. Bij ons thuis was het altijd een gezellige, maar ongelooflijk chaotische boel. Ik voelde mij een zonderling, ik droomde er echt van om tot een doorsneegezin te behoren. Als ik zélf vriendinnetjes had uitgenodigd, zei ik altijd tegen mijn mama: ‘Maak alsjeblief geen broodpudding of harde granenkoeken. Maak wafels. Bak een taart. Doe normaal.’ Ik gebruikte voortdurend het woord normaal. ‘Waarom zijn wij geen normaal gezin?’ ‘Waarom krijg ik geen normale kleren?’ (lacht) Vandaag ben ik blij dat ik niet ‘normaal’ ben opgevoed. Maar toen ik jong was, had ik het moeilijk met mijn status van buitenbeentje.

“Paradoxaal genoeg was ik – zeker in mijn puberteit – ontzettend tegendraads. Ik deed alles wat mijn ouders mij verboden. Ik mocht geen neus­piercing laten zetten? De dag daarna hád ik er één. Ik mocht mijn haar niet kleuren? De dag daarna hád ik het gekleurd. Ik heb mijn haar zelfs eens knalrood laten verven. Mijn papa heeft toen twee maanden lang ‘Rood’ van Marco Borsato opgezet zodra ik uit mijn kamer kwam. Ik kan dat nummer niet meer hóren.” (lacht)

Puberen in Denderbelle heeft wel één voordeel: je hoeft er niet lang te zoeken naar levensstijlen waartegen je je met volle overgave kunt afzetten.

“Klopt, maar dat neemt niet weg dat ik er compleet gek werd. Al op mijn 14de dacht ik: ik moet hier zo snel mogelijk weg. Weg van de dorpsroddels en de bekrompen plattelandsmentaliteit. Weg van de mensen die mijn mama een vreemdeling noemden omdat ze met een Franse tongval sprak. Maar zelfs weglopen was moeilijk in Denderbelle: je moest eerst vijf kilometer door de velden fietsen voor je in de buurt van een ander dorp kwam. (lacht) Mijn advies voor mensen die overwegen om met hun kinderen in Denderbelle te gaan wonen: doe het niet.”

Heb je met je grootvader weleens over zijn koloniaal verleden gepraat?

“Nee. Ik was 6 toen hij overleed. En 7 toen mijn oma stierf. Zelfs mijn mama heeft weinig herinneringen aan haar tijd in Congo: ze is al op jonge leeftijd naar België verhuisd.”

Je postte op #blackouttuesday een zwart vlak op je Instagrampagina. Ben je het met me eens dat het racisme in ons land flink geworteld is in onze koloniale geschiedenis?

“Ja. Al blijf ik het moeilijk vinden om te begrijpen waarom iemand als Dries Van Langenhove mensen met een donkere huidskleur zo verafschuwt. In zíjn hoofd is er toch méér aan de hand dan het doorsijpelen van koloniale vooroordelen, vrees ik. Ook van de verrechtsing van de jeugd snap ik niks. Ik heb de laatste jaren vaak jonge mensen terechtgewezen die het woord ‘neger’ gebruikten. Daar werd ik vierkant om uitgelachen. ‘Doe toch niet zo overgevoelig’, kreeg ik te horen.”

In een interview op MNM noemde je je inlevingsvermogen je beste eigenschap. ‘Ik voel heel snel emoties van andere mensen aan’, zei je.

“Meer nog: ik voel me zelfs verantwoordelijk voor de gevoelens van anderen. Wanneer iemand in mijn omgeving zich slecht voelt, wil ik dat oplossen. En als dat om een of andere reden niet lukt, kan ik daar echt mee zitten. Mijn empathie loopt soms uit de hand. Als ik met Limburgers praat, begin ik op den duur zelfs Limburgs te práten.” (lacht)

Als inlevingsvermogen je beste eigenschap is, wat is dan je slechtste?

“Ik kan niet doseren. Ik ben van de ‘alles of niks’-strekking. Als ik naar een Netflix-serie kijk, doe ik dat meteen de hele dag lang, tot ik ’s avonds in mijn zetel lig te stinken. En als ik alcohol drink, drink ik meteen véél alcohol. Ik ben nooit eens beheerst of ingetogen. Ook niet in mijn gevoelsleven. Als ik een relatie aanga, ga ik vanaf dag één all the way. Als ik ruziemaak, smijt ik er in één gulp alles uit. Ik kan niet gematigd leven. In geen enkel opzicht.”

Kun je even hartstochtelijk zwijgen als praten?

“O ja. Op sommige momenten voel ik de behoefte om mijn leven grondig te overdenken en kruip ik helemaal in een bolster. Dan praat ik zelfs niet met mijn beste vrienden. Ook al weet ik ondertussen dat ik dat beter wél zou doen. Ik ben soms gewoon... moeilijk. Maar moeilijk gaat ook, nee? (na een korte stilte:) Schrijf op: ik heb gezegd dat ik moeilijk ben. Niet dat ik een labiele trees ben.”

Behalve moeilijk ben je ook onrustig, zie ik.

“Dat is zo. Ik moet echt nog een manier vinden om wat meer rust in mijn hoofd te creëren. Sinds kort heb ik een piekerschriftje. Daarin schrijf ik alles op waarover ik ’s nachts lig te piekeren. Dan zijn die zwarte gedachten uit mijn systeem en kan ik er afstand van nemen.”

Dus jij kunt je al schrijvend verlossen van overpeinzingen à la ‘Mijn carrière stelt niks voor en dat hele VTM-avontuur gaat faliekant aflopen’?

“Oké, nu weet ik meteen hoe jij over mij denkt.” (lacht)

Hypothetisch voorbeeldje, natuurlijk.

“Uiteraard. (lacht) Maar om op je vraag te antwoorden: mijn piekerschriftje helpt soms wel en soms niet. Het gebeurt dat ik het ook overdag moet gebuiken. Dat de gedachten die ik ’s nachts heb genoteerd ’s ochtends nog niet uit mijn hoofd zijn verdwenen. Dan herhaal ik de schrijfoefening bij daglicht nog eens. Of ga ik wandelen. Veel mensen doen alsof ze tijdens de lockdown het wandelen hebben uitgevonden, maar ik doe het al heel mijn leven. En sinds ik een hond heb met nóg meer plezier.”

Jouw hond heeft een eigen Instagrampagina. Ik heb geprobeerd dat te begrijpen, maar het is me niet gelukt.

“Het is nochtans heel eenvoudig: ik had de gewoonte om belachelijk veel foto’s van mijn hond op Instagram te zwieren en ik kreeg daar op een gegeven moment klachten over. Een vriend van me heeft me toen aangeraden om voor mijn hond een aparte pagina aan te maken. Dat heb ik gedaan. Nu is niemand nog kwaad op mij als ik wéér eens een hondenfoto post.”

Géén hondenfoto’s posten, is geen optie?

“Nee. Heb jij mijn hond eigenlijk al eens gezien?”

Ja.

“Dan begrijp je vast wel waarom ik foto’s van hem deel: hij is met voorsprong de schattigste hond ter wereld. (lacht) Kijk, ik wéét dat ik met die hondenfoto’s overdrijf. Maar dan ga ik maar door het leven als the crazy dog lady van VTM. Maakt mij echt geen hol uit. Ik zie die hond gewoon graag.”

Tot slot: waarom vroeg Peter Van de Veire je om hem een collega te noemen in plaats van een vriend?

(gespeeld verontwaardigd) “Omdat Peter Van de Veire geen hart heeft en het niet aankan om mensen emotioneel toe te laten in zijn leven. Zelfs nu ik voor VTM werk, mag ik hem nog geen vriend noemen: ex-collega, moet ik nu zeggen. Ik begin ernstig rekening te houden met de mogelijkheid dat Peter mijn vriend helemaal niet wíl zijn. Ik troost me maar met de gedachte dat hij eigenlijk ook veel te oud is om met mij bevriend te kunnen zijn. (na een korte stilte) Ter attentie van de journalisten die nu overwegen om dit stukje uit je interview te kopiëren en er de kop ‘Van den Steen haalt uit naar Van de Veire’ boven te zetten: het is maar om te lachen, lieverds. Om te láchen.”

Ze voegt de daad bij het woord, neemt afscheid en rijdt terug naar huis en hond. Een paar dagen later gaat ze tijdens een Instagram Live-sessie in het kader van Rode Neuzen Dag in gesprek met Vlaamse jongeren. Aan een zwart meisje dat verslag uitbrengt over haar ervaringen met racisme, vraagt ze, een en al maturiteit: ‘Hoe kunnen wij, witte mensen, jou helpen?’ De sidekick in haar is nergens meer te bespeuren. Misschien heeft ze hem aan de rekwisietenafdeling van de VRT geschonken.