Direct naar artikelinhoud
Interview

‘We hebben gefeest tot zes uur ’s ochtends. Geen druppel alcohol was er nog te vinden!’

80 was prachtig: Walter Meeuws (68), Wilfried Van Moer (75) en Jan Ceulemans (63) veertig jaar na de EK-finale.Beeld Rechten voorbehouden

Of het Eden Hazard en Kevin De Bruyne deze zomer gelukt zou zijn, zullen we nooit weten. Maar veertig jaar geleden speelden de Rode Duivels al eens de finale van het Europees kampioenschap. In het Stadio Olimpico in Rome brachten ze West-Duitsland aan het wankelen met misschien wel het beste Belgische elftal aller tijden. Wilfried Van Moer, Walter Meeuws en Jan Ceulemans wegen de grootsheid van hun prestatie.

“Zeg maar tegen de Caje dat we in zijn hof komen zitten.” Als twee ex-bondscoaches spreken, luistert de jongste. En dus dienen Wilfried Van Moer en Walter Meeuws zich op een zomerse lenteochtend aan bij het hotel van Jan Ceulemans’ vriendin in Westerlo, dat wegens corona nog altijd gesloten is. Als Walter Meeuws uit de wagen stapt, kijken de andere twee bezorgd toe.

Walter Meeuws: “Op sommige dagen pikkel ik me een ongeluk. Artrose aan de knie. Een operatie dringt zich op, wellicht volgende winter. We zijn oude zakken geworden.”

Jan Ceulemans: “In mijn knieën zit níéts meer: geen meniscussen, geen kraakbeen. Mijn laatste cortisonespuit dateerde van zes jaar geleden, maar ik kreeg weer last. Ik heb er weer één laten zetten, én een gelspuit. Het gaat nu iets beter, maar als ik Walter zie, mag ik me gelukkig prijzen. Op termijn zal ik ook wel een nieuwe knie moeten laten plaatsen. Tegenwoordig is dat bandwerk.”

Wilfried Van Moer: “Ik heb vier beenbreuken gehad en al mijn knoken kraken. Gisteren ben ik voor het eerst weer gaan golfen. Ik voel het nog aan mijn handen. Ik zou een pikuurke moeten laten zetten, dan heb ik zes maanden geen pijn meer. Maar meer dan drie kun je er niet krijgen, dus stel ik het zo lang mogelijk uit.”

De tol van een slopende spelerscarrière. Ondertussen zijn jullie ook geruisloos uit het trainersgild verdwenen.

Meeuws: “Mijn grootste fout was dat ik al zo vroeg (in 1989, red.) naar de nationale ploeg ben gegaan. De tijd was niet rijp voor een jonge bondscoach. Journalisten, Rik De Saedeleer op kop, hadden moeite met een nieuwlichter die twee jaar eerder nog in korte broek interviews aan hen had gegeven. Ik ben een paar keer serieus gepakt. Later kreeg ik te maken met bestuurslui die niets van voetbal kenden, maar bij wie ik wel moest knikken. Dat kon ik niet.”

Ceulemans: “Van sommige spelers zag je direct dat ze trainer zouden worden: Walter, Eric Gerets, René Vandereycken... Ik was daar niet mee bezig.”

Van Moer: “Tot je er als speler een punt achter zet en je je afvraagt: wat nu? Wij hebben goed onze boterham verdiend, maar vergeleken met nu was het peanuts. Wij moesten aan het werk blijven: ik was trainer, maar ik had ook een café. Ik blik er niet met grote tevredenheid op terug. Vooral de laatste maanden bij de nationale ploeg hebben erin gehakt. Ik had die job nooit mogen aanvaarden. Ik was gedegouteerd en ben nooit meer teruggekeerd. Ik heb het ook niet gemist.”

Ceulemans: “De laatste club waar ik trainer was, was Deinze. Ik was 58 en moest elke dag twee keer de Kennedytunnel in, dat werd me te veel. Ik ben toen beginnen te fietsen en dat beviel mij. De dagen vlogen voorbij. Plots voelde ik: trainen interesseert me niet meer. Ik zat ook al sinds mijn 16de in de voetbalwereld. Profiteer nu maar van het leven, dacht ik.”

Walter Meeuws: 'Telkens als Jan en ik naar de Rode Duivels vertrokken, werden we uitgelachen bij Club Brugge. Zo laag in aanzien stond de nationale ploeg.'

Jij hebt je afscheid niet zelf gekozen, Walter.

Meeuws: “Ik heb in 2016 nog even Lommel getraind, maar dat had ik beter niet gedaan. Eigenlijk was het enkele jaren eerder al geëindigd in Egypte. Ik was trainer bij Wadi Degla toen we met de spelersbus op de ringweg rond Caïro reden en een tegenligger aan het tollen ging. In een poging om die auto te ontwijken is onze buschauffeur op een vrachtwagen gebotst. Die heeft zich in de bus geboord, precies op de plek waar ik zat. Gelukkig zat ik wat gedraaid, waardoor mijn arm de klap heeft opgevangen. Onze materiaalman, een jonge kerel van 23, zat vóór mij: hij heeft het niet overleefd. Ik hoor nog zijn doodskreet. Mijn lever was gescheurd en ik ben twee keer geopereerd, mijn arm was verbrijzeld en zit nog altijd vol ijzer. Het is een paar keer kantje boord geweest en de revalidatie was lang en zwaar, maar ik ben hersteld.

“Ik ben nog een halfjaar doorgegaan bij Wadi Degla, tot de competitie wegens rellen na de revolutie werd stilgelegd. Toen ben ik vertrokken.”

Deze maand is het veertig jaar geleden dat jullie in de finale van het Europees kampioenschap stonden.

Ceulemans: “Ben Crabbé was de eerste die ons eraan herinnerde. Hij heeft me hier een hele dag in de tuin geïnterviewd.”

Meeuws: “Dat programma zou nu uitgezonden worden, maar corona heeft er anders over beslist.”

Van Moer: “Ik wilde eerst niet komen: wat heeft deze ouwe zak nog te vertellen? Maar Ben blééf maar bellen. Toen ik toch zwichtte, brak de coronacrisis uit en mocht het niet meer. Dat kwam mij goed uit. (lacht)

Toen we deze afspraak maakten, Wilfried, was je meteen enthousiast, maar ook bezorgd. Tot Jan sms’te: ‘Stel Wilfried maar gerust, het is in de tuin.’

Van Moer: “Ik let goed op. Thuis komt er niemand over de vloer en boodschappen doe ik met een mondmasker. Maar toen ik een loopneus had, ben ik toch naar de dokter geweest. ‘Test me maar’, zei ik. Dat wilde hij niet. Net zo goed was het gewoon hooikoorts. Hij heeft me pilletjes voorgeschreven en hup, het was opgelost.”

Meeuws: “We gaan er geen doekjes om winden: wij behoren tot de risicogroep. Gij niet, Caje! (lacht)

Ceulemans: “Ik heb me toch afgevraagd of ik het heb gehad. Het geringste hoestje maakt je alert. Ik waste mijn handen zo vaak dat mijn knokkels ervan openlagen.”

Meeuws: “Ik amuseer me in de moestuin. Ik kweek vergeten groenten zoals warmoes en koolrabi. Ik fiets doorgaans ook veel, maar toen de cafés dichtbleven, lukte het me niet. (lacht)

“Ik was op 12 maart naar Dubai vertrokken. Mijn zoon Sigi woont daar met zijn gezin. De dag na de landing ging België in lockdown. Ik heb Buitenlandse Zaken gebeld en hun advies opgevolgd: we moesten zo snel mogelijk terugkeren. Vier dagen later stonden Liliane en ik terug in België.”

Ceulemans: “Wij zaten op Tenerife. Zalig weer, perfecte vakantie. Ik zei tegen Kristine: ‘Zullen we nog een week blijven?’ Net toen ging België op slot. We zijn nog net op tijd kunnen vertrekken. Nu fiets en wandel ik. Vaak alleen.”

Van Moer: “Ik blijf in mijn kot, da’s het veiligste. Maar ik mis het om ’s middags mijn pintjes te gaan pakken.”

En het voetbal, hebben jullie dat gemist?

Meeuws: “Kijk naar de voorbije maanden en trek je conclusies: geen leidersfiguren, besluiteloosheid troef, kleine en grote complotten, eigenbelang eerst. Het voetbal is een droevige kopie van wat de politiek ons al ruim een jaar te bieden heeft.”

Ceulemans: “Wedstrijden zonder publiek, zoals in Duitsland: ik heb er nog niet naar willen kijken.”

Van Moer: “Ik was uitgenodigd voor de match van Standard tegen STVV, vlak vóór de quarantaine. Toen al deden onheilsberichten over het virus de ronde. Ik durfde niet meer te gaan. Kus-kus-kus in de receptiezaal: niet met mij!”

Van links naar rechts: Julien Cools, Jean-Marie Pfaff, Eric Gerets, Jan Ceulemans, Walter Meeuws, Raymond Mommens, Luc Millecamps, Michel Renquin, Swat Van der Elst, Wilfried Van Moer en René Vandereycken.

PINTEN ONDER TAFEL

Wat herinneren jullie je nog van dat EK?

Meeuws: “De Caje en ik zijn in 1978 bij Club Brugge gekomen. Telkens als we naar de nationale ploeg vertrokken, werden we uitgelachen. Zo laag in aanzien stond ze. Tot Wilfried werd teruggehaald: hij was onze inspirator. Met hem erbij ging iedereen met plezier naar de Rode Duivels.”

Ceulemans: “Bij mijn eerste selecties speelde ik nog bij Lierse. Ik vond de nationale ploeg toen echt niet plezant. Er waren in die tijd wel vijftig spelers de revue gepasseerd: het was voortdurend zoeken, met veel meer vallen dan opstaan. We hadden wel grote persoonlijkheden – denk maar aan Gerets en Vandereycken – maar er ontbrak iets. Pas met Wilfried erbij is het beginnen te lopen.”

Jij was vier jaar lang uit beeld geweest, Wilfried. Hoe kwam dat?

Van Moer: “Raymond Goethals was gestopt als bondscoach en zijn opvolger, Guy Thys, beschouwde het tijdperk met Paul Van Himst en mezelf als afgesloten – het was dus geen keuze van mij. Mogelijk speelde mijn transfer van Standard naar het kleinere Beringen ook een rol. Ik had een café op de Grote Markt in Hasselt, waar ik zelf aan de tapkraan stond, en dat draaide ongelooflijk goed. Bij Beringen moest ik maar één keer per dag trainen, dat was ideaal. Maar voor mijn carrière kwam die transfer natuurlijk veel te vroeg.

“Na een gelijkspel tegen Noorwegen – het vierde op rij, de kwalificatie voor het EK leek ver weg – belde Thys mij: of ik een terugkeer zag zitten? Die is zot, dacht ik. Ik had geen zin om af te gaan. Na nóg een telefoontje besloot ik het er toch op te wagen. Ging ik af, dan zou het bij die ene keer blijven. Maar het lúkte.”

Cafébaas maakt ploeg op een haar na Europees kampioen: wat een verhaal.

Van Moer: “Vergeet niet: ik kwam in een stevig team terecht.”

Meeuws: “Hij was de ontbrekende schakel. Ons baken. Zonder veel woorden.”

Van Moer: “Op het plein kon ik toch een behoorlijk stukske zagen. Maar zodra ik had gedoucht, was alles vergeten.”

Ik heb de samenvattingen van dat EK herbekeken. Waar je ook kijkt, overal loop jij door het beeld.

Van Moer: “(grijnst) Ik had een vrije rol.”

Meeuws: “Wij hebben de buitenspelval geperfectioneerd, zodat Wilfried minder meters moest lopen.

“Wij waren het ook gewend om rond ons eigen strafschopgebied te spelen. Jean-Marie (Pfaff, red.) was een fantastische keeper, maar ons grote probleem was dat we zelf moeilijk scoorden. De 0-0 vasthouden was vaak onze enige ambitie. Toen Wilfried erbij kwam én de spitsen ontbolsterden, zijn we 25 meter hoger beginnen te spelen. Dan moest Wilfried ook niet dat hele eind terug lopen.”

Ceulemans: “René Vandereycken schoof meestal ook een metertje achteruit.”

Van Moer: “René is een speciale kerel, maar tactisch was hij ongelooflijk sterk. Hij gaf me rugdekking, waar ik ook liep. En niet omdat de trainer het hem vroeg: alles wat wij deden, kwam uit de groep. Ging er bij de tegenstander iemand op een andere positie staan, dan keken wij eens naar elkaar en regelden we het. Die ploeg was zó intelligent.”

Wie waren de leiders?

Ceulemans: “In het leger heb je meer dan één kapitein. Zo was het ook bij ons. Neem nu de rechtsback: in principe is dat geen patron, maar bij ons speelde Eric Gerets op die positie. Bij Standard was hij aanvoerder: dan ben je geen meeloper.”

Meeuws: “Er was geen hiërarchie. Wij losten alles samen op. Als we zagen dat een ploegmaat het moeilijk had, dan liepen we dat metertje extra om hem weer in de match te laten komen.”

Van Moer: “Wij waren geen ploeg van ego's.”

En de bondscoach?

Meeuws: “Guy Thys was een peoplemanager.”

Van Moer: “Hij liet ons doen. Wilden we een pintje bij het eten, dan mocht dat – er stonden er altijd een paar onder tafel. (lacht) Guy Thys was een echte psycholoog. Zijn uitleg vóór de wedstrijd was altijd dezelfde: ‘Jongens, vandaag spelen we tegen die ploeg, jullie weten wel wat jullie moeten doen.’ Vijf minuten en klaar. Ik heb Guy nóóit aan een tactisch bord zien staan – bij Raymond Goethals was dat wel anders.”

Van de buitenspelval wilde Guy Thys niets weten.

Meeuws: “Hoe vaak heeft hij me niet gezegd: ‘Nie te veul bojtespel speile!’ (lacht)

Van Moer: “Hij zag natuurlijk wel dat het werkte. Hoog druk zetten: dat deden wij toen al. Het werd alleen niet zo genoemd. Niemand schreef er ook over.”

Meeuws: “Alleen dat Karl-Heinz Rummenigge en Kevin Keegan (spitsen van West-Duitsland en Engeland, red.) zoveel keer buitenspel hadden gelopen tegen ons. (lacht)

Van Moer: “De Engelse en de Duitse kranten noemden hen dom, maar waaróm ze altijd maar buitenspel liepen, schreven ze er niet bij: dat snapten ze niet. (lacht)

Wilfried Van Moer.

RELLEN EN TRAANGAS

Met welke ambitie waren jullie naar Italië afgereisd?

Van Moer: “Vakantie! (lacht)

Meeuws: “Iedereen vroeg zich af: ‘Wat gaan díe daar doen?’ Wij ook. Toen we gelijkspeelden tegen Engeland, keken we elkaar vol ongeloof aan: ‘Wat is dát hier?’”

Ceulemans: “Het was jaren geleden dat de Rode Duivels op een belangrijk toernooi hadden gestaan. Behalve Tsjechoslowakije, Griekenland en wij waren het allemaal toplanden. Bovendien zaten wij in de zwaarste groep: die met Engeland, Spanje en Italië. Dan is het logisch dat niemand in je kansen gelooft.”

Enkele maanden vóór het EK had een omkoopschandaal het Italiaanse voetbal op zijn grondvesten doen daveren. Spelers werden geschorst, onder wie Paolo Rossi, die twee jaar later topschutter op het WK zou worden.

Ceulemans: “(verbaasd) Een omkoopschandaal? Echt? Ik herinner me daar niets meer van.”

De EK-wedstrijden werden gespeeld voor halflege tribunes, doelpunten waren schaars, het voetbal was weinig hoogstaand.

Van Moer: “Tien jaar vóór Jan en Walter zat ik al bij de nationale ploeg: wij hebben nooit iets anders dan countervoetbal gespeeld. Onder Raymond Goethals trapten de verdedigers een lange bal naar voren en Raoul Lambert moest maar zijn plan trekken.”

Meeuws: “(cynisch) Nu zeggen trainers dat ze sterk zijn in de omschakeling. Dat klinkt ingewikkelder, maar het betekent precies hetzelfde.”

Na de gelijkmaker van Jan Ceulemans tegen de Engelsen braken er rellen uit in het stadion. De politie gebruikte traangas en de wedstrijd werd stilgelegd.

Van Moer: “Van pure frustratie waren de Engelse fans met rookbommen beginnen te gooien. Gelukkig lag er een piste rond het veld. We stonden veraf van wat zich achter dat ene doel afspeelde.”

Vervolgens klopten jullie Spanje met 2-1.

Ceulemans: “De angst om af te gaan was weg na dat gelijkspel tegen Engeland. Ons vertrouwen had een enorme boost gekregen. Vergeet ook niet: ik had een seizoen met 29 doelpunten achter de rug, Erwin (Vandenbergh, red.) had er zelfs 39 gemaakt en was Europees topschutter geworden. Vanaf de eerste minuut voelden we dat we konden wedijveren met de Spanjaarden.”

Meeuws: “Tegen Engeland waren we goed weggekomen. Maar tegen Spanje waren wíj de beste.”

Het eerste doelpunt was van Eric Gerets, na een onweerstaanbare combinatie met jou, Walter. De rechtsback en de libero, samen in de aanval!

Meeuws: “En dan noemden ze ons een defensieve ploeg! (lacht)

Veertig jaar later zijn het nog steeds imponerende beelden.

Meeuws: “(zet zich schrap) Weet je waarom ik dat kon? Omdat ik Luc Millecamps aan mijn zijde had! Ik hoefde niet te panikeren als ik op wandel ging. Op Luc kon ik rekenen, hij was van niemand bang.”

Van Moer: “Bij Waregem speelde Luc soms flutmatchen, maar bij de nationale ploeg was het áf. Al moesten we hem wel altijd op het hart drukken: ‘Niet dribbelen, Luc!’”

Tegen Italië in Rome volstond een gelijkspel voor een plaats in de finale. Het werd een zenuwslopende partij.

Ceulemans: “Die match was er echt over. De tackles vlogen in het rond... En ze mikten niet op de bal, hè. Het was puur om ons te raken.”

Van Moer: “De Italianen stonden erom bekend. Vandereycken kreeg het er zo van op zijn heupen dat hij Antognoni, hun spelmaker, al na twintig minuten van het veld stampte. (lacht)

Meeuws: “Vanaf de eerste minuut hebben ze geprobeerd om Wilfried uit de match te trappen. Zij zagen natuurlijk dat hij het bindmiddel van de ploeg was. Met de verdedigers hebben we tegen elkaar gezegd: ‘Over ons lijk!’”

Van Moer: “Die Italianen hadden mijn kuitbeen al eens gebroken (tijdens het EK van 1972, red.). Waarschijnlijk wisten ze dat nog.”

In het begin van de tweede helft bleef je bewusteloos liggen na een kniestoot in het gelaat.

Van Moer: “Ach, het viel wel mee. Of het met opzet was, weet ik niet. Ik vloog er zelf ook nogal driest in en mijn hoofd raakte de knie van Oriali, geloof ik. Wat later ben ik vervangen. Guy Thys zal gedacht hebben: hij is moe. (lachje)

Hét moment van de wedstrijd was het handspel van Walter in de zestien meter. Was de VAR al ingevoerd, dan had Italië een strafschop gekregen.

Meeuws: “En dan hadden wij het zitten gehad. Of nee: dan had Jean-Marie hem gepakt! (lacht) Natuurlijk was het penalty, ik had de bal met mijn arm mee. Maar in een eerste reflex stapte ik direct een meter vooruit, tot net buiten het strafschopgebied. Kan ik het helpen dat de scheidsrechter de bal vervolgens dáár legde, en niet op de stip? (grijnst) Ik ben er vrij zeker van dat hij de Italianen dat drieste schoppen betaald heeft willen zetten.”

Tegen Engeland waren jullie ook al goed weggekomen: de 2-1 werd om een onduidelijke reden afgevlagd.

Ceulemans: “Echt? Dat wist ik zelfs niet meer. Nu, buitenspel was in die tijd een pak minder duidelijk dan vandaag. Er waren niet zoveel camera’s. Trouwens, hoe vaak zijn wij in de halve finale van het WK van 1986 tegen Argentinië niet ten onrechte afgevlagd? Dríé keer! Ik ga niet beweren dat het allemaal doelpunten geweest zouden zijn, maar Danny Veyt zou wel drie keer alleen voor de Argentijnse keeper opgedoken zijn. Als dat vandaag gebeurt, worden die lijnrechters voor het leven geschorst.”

Jan Ceulemans.

KEIZER IN WC-PAPIER

In de finale troffen jullie West-Duitsland.

Van Moer: “De dag van de match zaten we ’s middags aan tafel pintjes te drinken. De Italiaanse kelners geloofden hun ogen niet: bier?! We gingen er niet van uit dat we zouden winnen. Spanje en Italië waren gereputeerde tegenstanders, maar de Duitsers waren van een ander kaliber.”

Het winnende doelpunt viel pas in de 88ste minuut: 2-1.

Meeuws: “Als we de verlengingen hadden gehaald, nog twee minuten, hadden wíj die match gewonnen.”

Van Moer: “Altijd!”

Ceulemans: “Dat gevoel heb ik ook altijd gehad. De eerste helft zagen we af en zijn we goed weggekomen. Maar zodra we langszij waren gekomen door die penalty van René, voelde je de wedstrijd kantelen. Zij werden bang.”

Die penalty was er geen: Swat Van der Elst werd buiten het strafschopgebied onderuitgehaald. Nog een VAR-moment dat in jullie voordeel was uitgedraaid.

Van Moer: “Om in een toernooi ver te raken heb je geluk nodig. Dat hoor je ons niet betwisten.”

Horst Hrubesch heeft beide Duitse goals gemaakt. Telkens ging Jean-Marie Pfaff niet vrijuit.

Ceulemans: “Die eerste goal was een zwabberbal, dat vond ik nog een moeilijke. Maar bij de tweede, na een hoekschop, komt hij uit en heeft hij de bal niet.”

Van Moer: “Wat kunnen we hem verwijten?”

Meeuws: “Niets. Jean-Marie was een speciale, maar ook een goeie keeper. Trouwens, weet je dat Hrubesch een paar jaar later mijn ploegmaat was bij Standard?”

Van Moer: “De spits van de Europese kampioen! Vandaag is dat ondenkbaar. Daaraan zie je hoe de tijden veranderd zijn.”

Hoe hebben jullie de nederlaag verwerkt?

Meeuws: “Ons toernooi was al lang geslaagd, nog vóór we de finale hadden bereikt.”

Van Moer: “De vrouwen zijn naar ons hotel gekomen en daar heeft het feest tot zes uur ’s ochtends geduurd. Geen druppel alcohol was er nog te vinden. Wat daar allemaal gebeurd is... Maurice Martens kwam als keizer Claudius de trap afgewandeld, helemaal in wc-papier gewikkeld. (lacht)

Dat feestje was niet het eerste. Luc Millecamps heeft jullie ooit omschreven als een bende fuifnummers die dingen deed die nu echt niet meer kunnen.

Meeuws: “Na een match is het onmogelijk om snel de slaap te vatten. Wij hingen als groep zo stevig aan mekaar dat we doorgaans iets gingen drinken. En dan drink je door, want ook dat wordt weleens vergeten: tijdens een match verlies je liters vocht. Trouwens, Guy Thys was altijd van de partij. Teambuilding noemen ze dat nu. (grijnst)

Van Moer: “Ik had het WK van 1970 in Mexico meegemaakt. Daar zaten we geen drie, maar víjf weken opgesloten in ons hotel. Een ramp. Dus wat deden wij ’s avonds? We slopen het hotel uit en bleven weg tot het ochtendgloren. Anders ging je eraan kapot. De echte profs – die waren er ook – klaagden na twee weken al dat ze naar huis wilden. Alleen wie af en toe een stapje in de wereld zette, hield het vol.”

Volgens de overlevering nam jij altijd het initiatief.

Van Moer: “Dat ga ik niet ontkennen. ‘Jongens, wat denkt ge?’ Dan gingen we ‘wandelen’. Niemand viel daarover. Vandaag zie je zoiets alleen nog bij amateurploegen, maar eigenlijk wáren wij dat toen ook: amateurs.”

Meeuws: “Herinner je je nog de perikelen rond de premies?”

Van Moer: “We hadden Spanje geklopt en lazen in de kranten wat de Italianen konden verdienen als ze naar de finale doorstootten. We dachten: en wij dan? Wij speelden bijna voor niets. We hebben geweigerd om nog te trainen en zijn met de bondstop gaan discussiëren. Vooral Eric heeft het toen voor ons opgenomen.”

Ceulemans: “Met succes. Maar het was een goede les: de volgende toernooien was alles op voorhand geregeld.”

Meeuws: “Wij zijn in álles de voorlopers geweest. Toen we na het toernooi in Zaventem landden, wisten we niet wat ons overkwam: ‘Wat staat al dat volk hier te doen?’ Wij waren dat niet gewend. 1980 is het scharniermoment geweest, toen is het beginnen te leven rond de nationale ploeg. Nu, wij hadden wel Spanje en Italië uitgeschakeld en de Duitsers het vuur aan de schenen gelegd. Als de Rode Duivels dat nu presteren, staat iedereen op de banken. Alleen spelen ze tegen Janneke en Mieke.”

Ceulemans: “Hoe goed de huidige generatie ook is, ze heeft vooral tegen kleine landen gespeeld, die al blij zijn dat ze tegen de Rode Duivels mógen spelen. Dat is niet meer plezant.”

Meeuws: “Bovendien deden wij het met spelers uit de Belgische competitie. Vandaag zouden wij stuk voor stuk ook in de grootste buitenlandse competities spelen. Trouwens, AC Milan heeft de Caje toen serieus zitten opvrijen. Weet je wat hij zei? ‘Ik doe het niet!’”

Ceulemans: “(lacht) Vandaag zou dat niet meer kunnen. Nu móét je gaan als zo’n kans zich voordoet. René is wel naar Genua getrokken.”

Meeuws: “Dankzij Wilfried hadden we ons voor het EK geplaatst, maar de Caje heeft ons in de finale gebracht. Het EK was zíjn toernooi. Iedereen roemde België als een stevig geheel, maar één speler sprong eruit, óók voor de buitenlandse pers: de Caje.”

Waarom heb je Milan afgewezen?

Ceulemans: “Ik had pas mijn eerste goede seizoen bij Club achter de rug – we waren kampioen geworden, ik had de Gouden Schoen gewonnen – en ik vond dat ik eerst moest bevestigen. Later heb ik nog contact gehad met Lazio Roma, maar ik zat goed bij Club: ik deed mijn goesting, ik werd degelijk betaald en iedereen luisterde naar mij.”

Meeuws: “Ik kon naar Borussia Dortmund na het EK. Udo Lattek, de trainer, is nog naar Brugge gekomen. Maar Club vroeg 2 miljoen Duitse mark en dat wilde Dortmund niet betalen.”

En jij, Wilfried?

Van Moer: “Ik ben nog een week in Italië gebleven. Vakantie, met mijn vrouw. Een transfer zat er niet meer in, ik was al in de herfst van mijn carrière. (lacht)

Horst Hrubesch scoort in de 88ste minuut het winnende doelpunt voor West-Duitsland.

WARM GEVOEL

Wat betekent die tweede plaats vandaag voor jullie?

Ceulemans: “1980 is mijn mooiste toernooi geweest. Véél mooier dan Mexico. Maar waar worden wij altijd aan herinnerd? Aan dat WK van 1986 en die vierde plaats. Zes jaar minder lang geleden, dus makkelijker te onthouden voor de mensen. Maar voor veel dingen geldt: het eerste is het beste. Het EK was een droom die ik altijd zal koesteren.”

Van Moer: “We hadden een fijne groep. Kameraden, allemaal. Het is een cliché, maar met vriendschap kun je veel bereiken. In 1982 was ik er ook nog bij, maar die groep was al anders.”

Meeuws: “Nog altijd bezorgen de herinneringen mij een warm gevoel. Na dat EK moesten we ons plaatsen voor het WK van 1982, in een groep met Frankrijk en Nederland. Die kwalificatiereeks is de beste die België ooit heeft neergezet. Met dezelfde ploeg én het elan van 1980.”

Ceulemans: “Toen er tien jaar geleden een reünie georganiseerd werd – dertig jaar na datum – was iedereen er wel, op twee spelers na. Dat zegt genoeg.”

Normaal had deze maand opnieuw een EK plaatsgevonden, maar dat is verschoven naar volgend jaar.

Van Moer: “Wat maakt zo’n jaar uit? Voor Eden Hazard is het waarschijnlijk een goede zaak, maar gaan we nu echt discussiëren over onze verdediging? Ben je versleten als je 33 of 34 bent?”

Meeuws: “Kijk naar Wilfried! (lacht)

Ceulemans: “België blijft de grote favoriet.”

Van Moer: “Als ze nu geen kampioen worden, dan nooit.”

© Humo