Terug naar de gevangenis of niet? Een evenwichtsoefening tussen controle en re-integratie

Michelle Martin, de ex-vrouw van Marc Dutroux, kwam in 2012 voorwaardelijk vrij. Dat zorgde toen voor heel wat ophef. © BELGAIMAGE

Criminologisch onderzoek naar de opvolging van veroordeelden in voorwaardelijke invrijheidstelling weerlegt het beeld van een lakse rechtspraak en geeft aan wat beter kan.

Stefanie Tuerlinckx

De voorwaardelijke invrijheidstelling van Michelle Martin, de ex-vrouw van Marc Dutroux, zorgde in 2012 voor verontwaardiging bij de publieke opinie en de nabestaanden van de slachtoffers. Is iemand met zo’n kerfstok dan vrij om te gaan en staan waar ze wil? Nee, de strafuitvoeringsrechtbank controleert de veroordeelden en volgt hen op, terwijl ze toewerken naar een re-integratie in de samenleving. Ze houden bovendien rekening met de ernst en de context van de overtreding van voorwaarden. Dat concludeerden criminologe Kristel Beyens (VUB) en drie collega’s uit hun onderzoek naar de opvolging van gedetineerden in voorwaardelijke invrijheidstelling en de motivatie van de strafuitvoeringsrechtbank om die beslissing al dan niet in te trekken. De onderzoekers analyseerden dossiers van voorwaardelijke invrijheidstelling in alle Belgische strafuitvoeringsrechtbanken in 2014.

Kort samengevat zit voorwaardelijke invrijheidstelling als volgt in elkaar: gedetineerden veroordeeld tot een celstraf van meer dan drie jaar kunnen na het uitzitten van een bepaald deel van de straf in aanmerking komen om de rest van de straf buiten de gevangenis verder te zetten. Elektronisch toezicht via een enkelband is hier een bekend voorbeeld van. In het geval van voorwaardelijke invrijheidstelling wordt de veroordeelde voor een proeftijd en onder voorwaarden vrijgelaten. Wanneer dit niet blijkt te lukken, kan de strafuitvoeringsrechtbank beslissen om de voorwaarden aan te passen, niets te veranderen of de betrokkene terug te sturen naar de gevangenis. ‘Die controle vindt plaats op verschillende momenten en door verschillende actoren zoals de justitieassistent’, benadrukt Beyens.

Evenwichtsoefening

‘We weerleggen het karikaturale beeld van een lakse rechtspraak die veroordeelden zorgeloos vrijlaat’, klinkt het. ‘We vroegen ons af of gedetineerden door mislukte naleving van één of twee voorwaarden moeten terugkeren naar de gevangenis, zoals in sommige andere landen het geval is.’ Die beslissing blijkt een evenwichtsoefening tussen de schending van de voorwaarden, het re-integratietraject en de getoonde motivatie en inspanningen om dit tot een goed einde te brengen. De meewerkende houding, in het bijzonder in de relatie met de justitieassistent, speelt hierin een heel belangrijke rol. ‘Iemand al dan niet naar de gevangenis laten terugkeren, is een zwaarwichtige beslissing waarvoor men niet over een nacht ijs gaat’, zegt Beyens.

Structurele barrières

Naast de omkadering door een woonst, dagbesteding zoals een job en begeleiding, hecht de rechtbank veel belang aan de intrinsieke motivatie van de invrijheidgestelde. ‘Dat is een te beperkte, individuele benadering van re-integratie’, vult Beyens aan. ‘Rechters houden te weinig rekening met de structurele barrières in de samenleving. Uitsluiting op de woon- of arbeidsmarkt is een maatschappelijk fenomeen waaraan de veroordeelde niets kan veranderen. Dit en de hoeveelheid opgelegde voorwaarden beperken de mogelijkheden om te re-integreren in de samenleving. Anderzijds is het niet onlogisch dat rechters focussen op de individuele situatie aangezien ze hierover een beslissing moeten nemen.’