Direct naar artikelinhoud
AchtergrondOnafhankelijkheid Congo

En toen sprak Lumumba enkele minuten lang de brute waarheid

Onaangekondigd bestijgt premier Patrice Lumumba op 30 juni 1960 het spreekgestoelte. Koning Boudewijn (in het wit), die even eerder nog 'het genie van Leopold II' prees, weet niet wat er gebeurt.Beeld Belga

Dag op dag zestig jaar geleden werd Congo onafhankelijk. Ludo De Witte, socioloog en auteur van het boek De moord op Lumumba, dat in 2000 leidde tot de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie, blikt terug op de legendarische speech waarmee Patrice Lumumba een continent een stem gaf.

Wie op zoek gaat naar de wortels van het racisme waartegen Black Lives Matter in België stormloopt, komt onvermijdelijk uit bij de koloniale fantasma’s die in ons collectieve geheugen zijn ingesleten. Het regime van onderdrukking en exploitatie werd toegedekt met aforismen die de kolonisatie opschoonden als beschavingswerk. ‘Wilden’ beschaven was the white man’s burden; dominer pour servir was ons lot. 

In dezelfde zin werd (en wordt) de chaotische dekolonisatie geframed als een prematuur cadeau van een veel te genereuze kolonisator, waar een demagoog als Patrice Lumumba van gebruikmaakte om het land ten gronde te richten. Inzicht in die scharnierperiode, met als iconisch moment de woordenstrijd tussen koning Boudewijn en premier Lumumba op onafhankelijkheidsdag, zestig jaar geleden, helpt te begrijpen hoe het koloniale tijdvak doorloopt in het neokoloniale Congo – toen de prille Congolese democratie de nek werd omgewrongen en een dictator aan de macht werd gebracht die werd geacht de imperiale belangen van Brussel en Washington te behartigen.

Op 30 juni 1960, de dag dat Belgisch Congo onafhankelijk werd, liep het Paleis der Natie in Leopoldstad vol met Congolese en buitenlandse prominenten. Alsof men wou aangeven dat er niet veel zou veranderen na de machtsoverdracht, verwelkomde het bronzen beeld van Leopold II nog steeds de hoge gasten. In het halfrond waren de onlangs verkozen Congolese politici, het diplomatieke korps en de voltallige beau monde van België verzameld. 

Aanvankelijk verliep de soevereiniteitsoverdracht voor Brussel naar wens. Koning Boudewijn wou duidelijk niet zozeer de onafhankelijkheid dan wel de kolonisatie fêteren. Hij leek te spreken in naam van zijn grootoom, de stichter van Congo Vrijstaat: “De onafhankelijkheid van Congo is de bekroning van het werk dat door het geniale brein van Leopold II werd ontworpen (…) Op dit historische ogenblik moeten de gedachten van ons allen uitgaan naar de pioniers van de Afrikaanse ontvoogding en naar zij die na hen komen en van Congo hebben gemaakt wat het vandaag is. Zij verdienen zowel onze bewondering als uw erkenning, want het zijn zij die al hun krachten en zelfs hun leven hebben gewijd aan een groot ideaal: u vrede brengen en uw moreel en materiaal patrimonium verrijken.”

Voor het Congolese volk was er geen plaats in dit succesverhaal. Na een idyllische schets van de kolonisatie waarschuwde de vorst voor het gebrek aan politieke ervaring van de Congolezen, het gevaar van tribale twisten en de appetijt van ‘buitenlandse machten op bepaalde streken’. Vaderlijke adviezen ontbraken niet: “Brengt de toekomst niet in gevaar door overhaaste hervormingen en vervangt de organen die België u overdraagt niet vooraleer u zeker bent dat u het beter kunt doen. Vreest niet u tot ons te wenden. Wij zijn bereid u ter zijde te staan om u met onze raadgevingen te helpen, en om met u de technici en de ambtenaren te vormen die u nodig zult hebben.” 

In bedekte maar niet mis te verstane woorden zei het paleis wat de elite wou: een regime van zwarte dignitarissen die de belangen van Brussel zouden waarborgen. Na Boudewijn nam Joseph Kasa Vubu, de eerste Congolese president, het woord. Zijn nietszeggende redevoering zou al vlug onder een dikke laag stof verdwijnen.

Feest in Kinshasa (toen Leopoldstad) ter ere van de Congolese onafhankelijkheid.Beeld photo_news

Lumumba dient Boudewijn van antwoord

Maar onmiddellijk na de toespraak van de Congolese president liep premier Patrice Lumumba naar het spreekgestoelte. Boudewijn en eerste minister Gaston Eyskens vielen uit de lucht, want het protocol voorzag niet in een derde toespraak. Maar ze schrokken nog meer van de inhoud van Lumumba’s speech. Hij richtte zich niet tot de meesters van weleer, maar tot de ‘Congolese mannen en vrouwen, strijders voor de onafhankelijkheid die vandaag hun overwinning vieren’. 

Van het ene ogenblik op het andere verdwenen de buitenlandse prominenten uit beeld. Voor het eerst sprak een Congolees op voet van gelijkheid met een Belg. De Congolese premier legde uit dat de onafhankelijkheid geen grootmoedig geschenk van Brussel was, zoals Boudewijn had beweerd: “geen enkele Congolees die naam waardig kan ooit vergeten dat zij door strijd veroverd werd. (…) Over deze strijd, die tranen, vuur en bloed gekost heeft, zijn wij tot in het diepste van ons wezen fier, want het was een nobele en rechtvaardige strijd”.

Lumumba veroordeelde het koloniale systeem als ‘de vernederende slavernij die ons met geweld werd opgelegd’. Hij had het over ‘de dwangarbeid, de spotternijen, de beledigingen, de slagen die wij dienden te ondergaan omdat wij “negers” waren. Wie zal vergeten dat men tegen een zwarte “jij” zei, niet zoals men dat tegen een vriend zegt, maar omdat het eerbare “u” enkel voor Europeanen was voorbehouden? We hebben het meegemaakt dat onze gronden werden weggeroofd op basis van wetten die enkel het recht van de sterkste uitdrukten.’ Racisme en repressie waren nooit veraf: “We hebben ervaren dat de wet, naargelang het om een Europeaan of een zwarte ging, verschillend werd toegepast: inschikkelijk voor de ene, wreed en onmenselijk voor de andere. (…) Wie zal er ten slotte de terechtstellingen vergeten waarbij zo veel van onze broeders omkwamen, en de kerkers waarin diegenen brutaal gegooid werden die zich niet meer wilden onderwerpen aan het regime van onderdrukking en uitbuiting?”

Lumumba’s speech werd door de aanwezige Congolezen acht keer onderbroken voor een lang applaus, en bekroond met een enorme ovatie. De premier bracht in herinnering wat voor Brussel een taboe was: zes tot twaalf miljoen doden ten gevolge van ontbering, dwangarbeid, geïmporteerde ziekten en repressie ten tijde van Leopold II; het bloedig neerslaan van opstanden in de jaren 20 en 30; de vreselijke effort de guerre tijdens de Tweede Wereldoorlog; de interne verbanningen en de lijfstraffen met de chicotte (lederen zweep); de apartheid… 

De vele duizenden die op de radio de plechtigheden volgden, zouden in een mum van tijd de verste uithoeken van het land over het exploot inlichten. Lumumba had een taal gesproken die de Congolezen tegenover een Europeaan niet voor mogelijk hielden. Het waren luttele minuten van waarheid, die tachtig jaren van stilte over de koloniale misdaden leken te compenseren. Voor het eerst richtte een Congolees zich tot de gehele natie, gaf hij een aanzet voor een Congolese reconstructie van de geschiedenis, en verhoogde hij het gevoel van eigenwaarde en zelfvertrouwen van de Congolezen.

Patrice Lumumba.Beeld AFP

De Congolese premier had wel meer redenen om die dag Boudewijn van antwoord te dienen. Kort voor 30 juni had de Belgische regering eenzijdig het statuut van de koloniale chartermaatschappijen omgezet in maatschappijen naar Belgisch recht, waardoor Congo zijn aandelenportefeuilles in de mijnbedrijven in één klap kwijt was. 

Een ander, betekenisvol incident: Lumumba wou de onafhankelijkheid luister bijzetten met een amnestiemaatregel, maar de koloniale administratie lag dwars. Boudewijn kreeg de vraag voorgelegd, maar de avond van de 29ste weigerde de vorst vlakaf… De volgende ochtend legde de premier zijn uitgetikte speech voor aan zijn ministers, om die in de uren nadien nog te amenderen. Tegen Pierre Duvivier, actief in zijn entourage, zei Lumumba dat hij er genoeg van had ‘als een kind te worden behandeld’. Het besluit van de moegetergde, bedreigde Congolese premier stond vast: hij zou Brussel een schot voor de boeg geven, Congo kwam aan zet.

Lumumba’s doodvonnis?

De redevoering van Patrice Lumumba is de geboorteakte van een land dat 85 jaar kolonialisme van zich afschudt en met zelfvertrouwen naar de toekomst kijkt. Terwijl die speech in Afrika wordt gezien als een iconisch moment dat het continent op de wereldkaart zette, wordt hij in westerse media opgevat als de klaroenstoot die de vijandelijkheden tussen België en Congo op gang trok en het land in chaos stortte. Een chaos gesymboliseerd in de val van de regering-Lumumba (september 1960) en de moord op de premier (januari 1961). 

De westerse pers was alleszins ziedend. Lumumba’s speech was ‘buitensporig en fundamenteel onjuist’, zo schreef La Libre Belgique. Time had het over ‘een venijnige aanval’. Monseigneur Van Waeyenberg, rector van de universiteit van Leuven, wou Lumumba in de gevangenis gooien. In de cenakels van de macht hield men echter de zenuwen in bedwang. De Britse ambassadeur in Congo verwoordde goed hoe men in politieke en diplomatieke kringen de affaire zag: “de ruwe speech van Lumumba wordt opgevat als stoom aflaten, als zijn manier om te kandideren voor een leidende positie op de pan-Afrikaanse scène.” Op de kabinetsraad van de Belgische regering, van 4 juli, is verontwaardiging te horen, maar de stemming is in het algemeen optimistisch. De reden? Het koloniale leger, herdoopt tot het Congolese leger.

Zowel voor als na 30 juni bleef de strategische doelstelling van Brussel onveranderd: een volgzaam regime aan de macht brengen. De monarchie speelde een sleutelrol. Getuige de verknoping van monarchie, privékapitaal en politieke elites in de commandoposten van de koloniale onderneming: bij de onafhankelijkheid vertegenwoordigden twee van de twaalf commissarissen van de Société Générale, de holding die de koloniale kroonjuwelen overkoepelde, de belangen van Laken. 

Al maanden voor 30 juni had koning Boudewijn, aangevuurd door de ultraconservatieve entourage van zijn vader Leopold III, de Belgische regering op het hart gedrukt dat ‘de onvervreemdbare rechten’ van België in Congo gevrijwaard moesten blijven. Dat was al een halve eeuw de onwrikbare stelregel van de elite: zelfs begin 1959 nog was er bij de machten rond het Warandepark geen sprake van geen sprake van om nog maar beginnen na te denken over een eventuele dekolonisatie. 

Maar één jaar later kon het niet snel genoeg gaan. Begin 1960 besliste de rooms-blauwe regering van Gaston Eyskens om zeer snel verkiezingen te organiseren en Congo los te laten. Zo hoopte Eyskens het groeiende radicalisme van de Congolezen tot staan te brengen en alsnog een pro-Belgische meerderheid in het Congolese parlement te loodsen.

Toen tot verbijstering van Brussel de radicale nationalist Lumumba de verkiezingen won en een regering kon vormen, zette de Belgische regering al haar hoop op het Congolese leger. Brussel had de Force Publique – het koloniale leger, geleid door Belgische officieren, gepokt en gemazeld in koloniale retoriek en repressie –, intact aan Congo overgedragen. Dat ‘nieuwe’ leger moest Lumumba ‘in de hand houden’. Onderzoekers van het CRISP kwamen in die periode tot het besluit dat Lumumba en de zijnen met recht en reden ‘de Force Publique mogen beschouwen als het eerste en belangrijkste obstakel voor de onafhankelijkheid, en een groot gevaar voor hun persoonlijke veiligheid.’

Vlnr: Joseph Kasa Vubu, de president van de Republiek Congo, premier Patrice Lumumba en Koning Boudewijn.Beeld RV Collectie KMMA Tervuren

Afrikanisering van het leger

Al maanden voor 30 juni vroeg Lumumba een begin van ‘afrikanisering’ van dat leger. Hoe kon de Congolese regering vertrouwen op een leger met uitsluitend Belgische officieren aan het roer? Terwijl ongeduldige zwarte soldaten de onafhankelijkheid in tastbare resultaten omgezet wilden zien? Een explosie kon niet uitblijven.

Amper vijf dagen na de onafhankelijkheid stak de reactionaire opperbevelhebber van het leger, de Belgische generaal Emile Janssens, het vuur aan de lont. Op een bord in een legerkamp schreef hij deze woorden neer: ‘Avant Indépendance = Après Indépendance’. Het was een provocatie aan het adres van de troepen, én een daad van insubordinatie tegenover de Congolese regering. Prompt kwamen de soldaten in opstand. De Congolese premier begreep dat het niet om een gewone muiterij ging, maar om een revolte tegen het Belgische officierskader. Om ‘een staking’ voor sociale eisen, zoals Lumumba het uitdrukte. De Congolese regering koos partij voor de opstandelingen: generaal Janssens werd ontslagen en de soldaten werden uitgenodigd om zwarte officieren aan te stellen.

In de legerkampen keerde al snel de rust weer. Maar een harde kern van Belgische officieren hergroepeerde zich in de provincie Katanga. Ze verwierpen de afrikanisering. Ondertussen hadden berichten over verkrachtingen van Europese vrouwen door een klein groepje soldaten op 8 juli, in het westen van het land, een exodus van Belgen op gang gebracht. De Belgische regering gebruikte die exodus als voorwendsel om in te grijpen. De afrikanisering had immers de ruggengraat van het koloniale leger gebroken en daarmee hét instrument om de regering-Lumumba in een houdgreep te houden weggeslagen. Lumumba moest weg.

Op 9 juli, in de loop van de voormiddag, besloot de Belgische regering, na overleg met koning Boudewijn en de top van de Société Générale, om in Katanga, in het zuidoosten van het land, te interveniëren. Op dat ogenblik was er in Katanga geen enkel incident gemeld… In de nacht van 9 op 10 juli stegen op de basis van Kamina vliegtuigen met manschappen van het infanteriebataljon Bevrijding en een peloton paracommando’s op. De troepen landden om 6.20 uur in Elisabethstad (Katanga). Luttele uren later zetten ze de lokale antilumumbist Moïse Tshombe in de presidentszetel en werd Katanga ‘onafhankelijk’ verklaard. 

De Belgische ambassadeur in Leopoldstad ging onmiddellijk op zoek naar kandidaten om Lumumba te vervangen. In een telegram van 13 juli aan Brussel schreef hij: “Heb om middernacht [minister] Justin Bomboko ontmoet. Ik heb de houding van de premier en sommige leden van zijn twijfelachtig kabinet bekritiseerd, en hem onze hoop hem aan het hoofd van het leger of het land te zien niet verborgen gehouden.” De ‘Congocrisis’ was geboren.

Luttele maanden later was de Congolese regering omvergeworpen en de premier vermoord. Het zou echter nog vele jaren duren voor Brussel en Washington Congo hadden waar ze het land wilden hebben. Jaren van de bloedige repressie van opstanden, waarbij Belgische officieren, huurlingen en een luchtmachtje van de CIA in de strijd werden geworpen en de bevolking geatomiseerd en gedemoraliseerd achterbleef. 

Op 24 november 1965 riep Mobutu de Tweede Republiek uit. Hij werd president van de republiek, staatshoofd en regeringsleider, opperbevelhebber van het leger, en later ook president-stichter van de eenheidspartij. De buitenlandse interventies hadden in 1965 eindelijk bereikt wat sinds juli 1960 de centrale doelstelling was: de politieke leiding van het nationalisme was vernietigd; de slagkracht van de verschillende opstanden was gebroken; een stabiel westersgezind regime controleerde het land. De neokoloniale vrede heerste in Congo.

Ludo De Wittes De moord op Lumumba is heruitgegeven bij Kritak. Met een nieuwe inleiding die de afgelopen twintig jaar overschouwt op vlak van de dekolonisering van de openbare ruimte en de publieke opinie, en een uitleiding over de rol van Etienne Davignon in de Congocrisis.