Direct naar artikelinhoud
Interview

Sophie Dewulf, vriendin van Arno: ‘Er is wél racisme bij de politie’

Sophie Dewulf, vriendin van Arno: ‘Er is wél racisme bij de politie’

Sophie Dewulf (40) is het meer dan beu. Als levensgezellin van Arno (71) heeft ze nooit de spotlights opgezocht – ze is niet zo tuk op de aandacht. Maar sinds ze, op de zondag van de grote Black Lives Matter-betoging in Brussel, hardhandig werd aangepakt door een paar agenten, wil ze de aandacht voor één keer wel. Voor de goede zaak: ‘Raciale profilering bestaat wél in België, en het moet stoppen.’

Plots dook dat filmpje van nog geen 40 seconden lang op: twee agenten proberen een vrouw – alleen haar donkere krulhaar komt duidelijk in beeld – met het aangezicht tegen een muur te duwen. Ze houden haar arm tegen haar rug gewrongen. Haar hond drentelt intussen rond op de stoep, niet begrijpend waarom het baasje opeens politie-en-boefje aan het spelen is met twee onbekenden in blauw uniform. Als Sophie Dewulf tien dagen na het voorval café L’Archiduc binnenstapt, is ze nog altijd niet bekomen van wat zich een straat verder heeft afgespeeld.

Sophie Dewulf: “De ene dag gaat het al beter dan de andere. Op slechte dagen heb ik paniekaanvallen, verdraag ik geen lawaai en heb ik moeite om me te concentreren. Mijn maag zit in een knoop en ik kan opeens, zonder reden, beginnen te beven. Vandaag heb ik een slechte dag. Maar het fysieke ongemak is klein bier naast de vernedering. Het was niet de eerste keer dat de politie me zo hardhandig aanpakte, maar nu zegt mijn brein: 'Stop!’”

Wat is er die zondagmiddag precies gebeurd?

“Op 50 meter van mijn appartement spraken twee agenten – een man en een vrouw – me aan, omdat mijn hond niet aan de leiband liep. Ik was hem de avond voordien gaan ophalen bij mijn zus – daar logeerde hij, terwijl Arno zijn laatste chemosessie onderging – en ik vond zijn leiband niet meer. Ik was van plan de volgende dag een nieuwe te gaan kopen – het was zondag en de winkels waren dicht. Ik breng niemand in gevaar als ik hem zonder leiband laat rondlopen. Dat weet ik zeker, omdat ik nog hondentraining heb gegeven. Ik heb gewerkt met Mechelse herders met een agressieprobleem: in een paar maanden tijd trainde ik ze tot brave familiehonden. Met zulke honden zou ik nooit zonder leiband in het centrum van Brussel wandelen, maar Socrate ken ik door en door: hij is een brave loebas. Hij werd die zondag 9 jaar. Sinds hij een dagje ouder is, moet hij iets vaker naar buiten. Ik zei tegen Arno: ‘Ik denk dat hij moet plassen, ik laat hem even uit.’ En trok de deur achter me dicht. Ik ben een groot warhoofd, maar twee dingen vergeet ik nooit: de hondenpoepzakjes en mijn sleutels. Voor de rest had ik niets op zak. Ik legde het uit aan de agenten, waarop de man antwoordde: ‘Dan hebt u niet het recht uw hond uit te laten.’ Ik keek naar de hond en zei: ‘Kom, Socrate, dan gaan we thuis kaka doen.’”

U bent niet op uw mond gevallen.

“Omdat ik dat tegen een agent zeg? Zo praat ik tegen iedereen. (lacht)

“Ik weet niet of het die opmerking was die in het verkeerde keelgat is geschoten, of het feit dat ik me omdraaide om terug te keren naar het appartement. Maar wat moest ik anders? Toen vroegen ze mijn papieren. ‘Ik heb ze niet bij me,’ zei ik, ‘maar ik woon 50 meter verder. Als u met me meekomt, dan zal ik ze tonen.’ Daarop vroeg de agent of ik wist dat ze me daarvoor konden oppakken. ‘Dat is goed,’ zei ik, ‘als u me voor zoiets naar het commissariaat wilt brengen, dan doet u dat maar. On y va!’ Maar toen wilden ze me fouilleren. Dat heb ik geweigerd.”

U wilde niet gefouilleerd worden omdat u in uw pyjama rondliep en geen ondergoed droeg, stond er in de krant.

“Nee, ik droeg een trainingspak. Maar agenten mogen je alleen fouilleren als ze je ervan verdenken een wapen, een gevaarlijk object of roesmiddelen bij je te hebben. Ik zei hen: ‘Ik heb niets bij, zelfs geen telefoon.’ Dan toch tot fouilleren overgaan is machtsmisbruik. Waarom gaven ze me niet gewoon twee boetes? Bovendien zijn het coronatijden en zit mijn partner midden in een kankerbehandeling. Zijn immuniteit is verzwakt. Moet ik me dan zomaar laten bespringen? De vrouwelijke agente begon me tegen de muur te duwen en probeerde me in een houdgreep te krijgen.”

Gedroegen ze zich allebei even opvliegend?

“De man nam de leiding. Hij was erg agressief. Hun reactie was compleet buiten proportie. Zoveel geweld tegen een vrouw van 40 jaar die haar identiteitskaart thuis heeft laten liggen en van wie de hond niet aan de leiband loopt? Van mij mag de politie fors optreden, maar dan wel in verhouding tot de ernst van de situatie.”

Op de video zien we alleen hoe u tegen de muur geduwd wordt.

“Dat was slechts het begin. Het hele gedoe heeft een halfuur geduurd. Het filmpje is gemaakt door de eigenaars van het Griekse restaurant op de hoek. Arno en ik gaan er soms eten, dus ze kennen mij en de hond. Terwijl de eigenares mijn hond in veiligheid wilde brengen, zei ze tegen de politie dat ik amper 50 meter verder woon. Daarop beet de agent haar toe: ‘Als u dan toch weet waar ze woont, ga dan zelf die papieren halen.’ Zij is gaan aanbellen bij Arno, en hij is mijn portefeuille komen brengen. Intussen was er versterking opgeroepen en stonden er maar liefst zes agenten rond mij. Verderop stonden er nog eens twee. (met een lachje) Misschien moet ik meedoen aan de Olympische Spelen: acht agenten om een 40-jarige vrouw in bedwang te houden, da’s toch een prestatie, hè. Enfin, het is compleet idioot, natuurlijk. Zeker omdat de Brusselse politie die dag wel wat beters te doen had: op hetzelfde moment was de Black Lives Matter-betoging op het Poelaertplein aan de gang.”

Maar daar had u niets mee te maken?

“Helemaal niet. Ik had ook geen plannen om naar die betoging te gaan. De voorbije maanden had ik slechts één focus: de gezondheid van Arno.

“Op een gegeven moment vroeg de ene agent aan de andere: ‘Wat doen we nu?’ ‘We wachten tot haar zogezegde partner komt’, antwoordde hij. Ik zei nog een keer dat hij zeker zou komen en dat ze hun mondmaskers moesten opzetten, omdat hij tot een risicogroep behoort.”

Heeft u Arno’s naam laten vallen?

“Nee. Voor mij is elk leven evenveel waard. Dat is net waartegen ik zo hard rebelleer. Kijk, mijn zus lijkt op jou: blond haar en met iets lichtere ogen dan de jouwe. We lijken totaal niet op elkaar – ik ben geadopteerd. Nog nóóit is zij gecontroleerd door de politie. Voor haar deur is er een pizzeria, waar agenten vaak pizza komen halen. De voorbije drie maanden is ze daar vaak gepasseerd als ze Socrate ging uitlaten. Nooit had hij een leiband aan, nooit hebben agenten er een opmerking over gemaakt.”

Die dubbele standaard bent u beu.

“Kotsbeu. Waar is de rechtvaardigheid? Op een gegeven moment wordt het belachelijk. Weet je waar ik me veilig voel en met rust word gelaten? Aan de overkant van het kanaal, in Molenbeek. Als ik daar rondwandel, maakt het niet uit hoe ik eruitzie of wat ik aanheb, zelfs al is het een trainingspak. Iedereen, ook de politie, doet er aardig tegen me.”

Terwijl het toch algemeen bekend is dat Molenbeek een hellhole is.

“Voor mij niet. Ik heb jaren in Woluwe gewoond, de meer bourgeois kant van Brussel. Altijd heb ik er problemen met de politie, terwijl ik er ben opgegroeid.”

Kreeg u het toen ook weleens aan de stok met de politie?

“De eerste keer was ik amper 17. Ik zat buiten aan een club met een vriend, die een zelf gerolde sigaret aan het roken was, toen er een agent voorbijliep. Opeens kwakte die man ons tegen de muur. Ik knalde met mijn wenkbrauw tegen de bakstenen en begon te bloeden als een rund. Vervolgens griste hij de sigaret uit de handen van mijn vriend, hij rook eraan en zei: ‘Het is oké, het is gewone tabak.’ Hij liet ons los en liep door, alsof het niet was gebeurd. Thuis durfde ik niets te zeggen, en de volgende ochtend ben ik stilletjes naar school vertrokken. Dat was mijn eerste kennismaking met de politie.

“Toen mijn ouders het filmpje van de interventie zagen, waren ze in shock: ‘Dit mag je niet pikken.’ Ze hebben me opgevoed met een groot respect voor wetten en regels. Als ik het woord ‘flik’ gebruik, zal mijn vader me altijd corrigeren: ‘Het is politie.’ Ze zijn zich er niet bewust van hoe agressief agenten zich soms gedragen als je eruitziet zoals ik. Hoe zouden ze het ook weten? Voor hen blijft het probleem onzichtbaar.”

Zijn ze er nooit getuige van geweest?

“Nooit. Als ik met hen over straat loop, gebeurt het niet. Ik ben geadopteerd door een doorsnee Belgisch gezin: blond haar en blauwe of groene ogen. Je ziet meteen dat ik de vreemde eend in de bijt ben. Gingen we vroeger met het gezin op stap en kwamen we een oud-leerling van mijn vader tegen – hij gaf chemie, wiskunde en fysica aan het Sint-Michielscollege – dan kregen mijn ouders en zus een hand, en ik een vriendelijk knikje. Mijn moeder moest dan altijd zeggen: ‘Dat is Sophie, onze oudste dochter.’ Maar zelf vergeet ik voortdurend dat ik er anders uitzie. J’oublie ma tête. Alleen de politie herinnert me er altijd weer aan.”

Arno Hintjens.

WITTE RIDDER

Voorzitter Vincent Gilles van de politievakbond SLFP zei de dag na de Black Lives Matter-betoging op de RTBF: ‘Etnische profilering is een sprookje.’

“Zo’n uitspraak is om je te bescheuren van het lachen. Ik kan je zelfs niet zeggen hoe vaak ik het al heb meegemaakt. En het gebeurt niet alleen op straat: ik reis al jaren niet meer per vliegtuig. Ik ga graag naar Italië, maar ik laad liever de hond in mijn camionette en rij er het hele eind naartoe, dan dat ik de luchthaven moet trotseren. Aan de controle had ik het altijd vlaggen. Vijftien jaar geleden – mijn dochter was net drie maanden oud – heb ik eens samen met mijn zus het vliegtuig genomen. Zij mocht meteen door de controle, ik werd uit de rij gepikt. Ik werd niet alleen gefouilleerd, ze hebben ook de kinderwagen gedemonteerd. Ze trokken de doos met melkpoeder open en roerden er met een staaf in – dat poeder naar de vaantjes, natuurlijk. Verderop stond mijn zus naar me te kijken: ‘Wat gebeurt daar toch?’ Ik haalde mijn schouders op, met mijn baby op de arm.”

Doorgaans wordt u gered door uw adoptienaam.

“Zodra ik mijn identiteitskaart toon, veranderen ze van toon. Bij de bevolkingsdienst tutoyeren ze me, tot ze mijn naam zien staan. Plots word ik met ‘vous’ aangesproken. Ik weet het, het klinkt bizar. Je moet het meemaken om het te geloven.”

Heeft uw naam u ook al op andere manieren geholpen? Om een job of een huis te vinden, bijvoorbeeld?

“Ik zit in de artistieke sector. Als ze een Arabische actrice nodig hebben, bellen ze mij. In de theater- en filmwereld zijn we het gewend op ons uiterlijk getaxeerd te worden.

“Ik heb mijn identiteitskaart nog onder de neus van één van de agenten geduwd, toen Arno was aangekomen en de gemoederen waren bedaard. Maar ze waren niet meer geïnteresseerd.”

Arno had eerst niets in de gaten.

“Toen ze hem zagen komen, hoorde ik één van de agenten zeggen: ‘Merde, het is Arno. Ze sprak de waarheid. Zet vlug jullie mondmaskers op.’ Ik mocht bespuwd worden en corona krijgen, maar voor Arno zetten ze hun maskers op. Zó vernederend. De agenten maakten grapjes met hem en informeerden naar zijn gezondheid.”

Wanneer begreep hij dat er iets aan de hand was?

“Toen ik op de terugweg naar huis in tranen ben uitgebarsten. Ik heb het hem niet uitgelegd, maar wel de beelden laten zien. Hij was in shock. Als je zelf niet het slachtoffer bent, is het moeilijk te geloven dat de mensen die je horen te beschermen, soms misbruik maken van hun macht en zelf ook in staat zijn tot geweld.

“Voor alle duidelijkheid: niet alle agenten zijn zo. Ik ken de wijkagenten al negen jaar, sinds ik hier ben komen wonen. Ze leveren geweldig werk. Een paar dagen geleden liep ik hen tegen het lijf. Ze hadden de beelden ook gezien en waren verbaasd: ‘Wat is er gebeurd, Sophie?’ Voor het eerst heb ik beelden van wat ik al jaren onderga. Niemand kan nog ontkennen dat er iets is gebeurd. Daarom heb ik besloten een klacht in te dienen wegens politiegeweld en racisme. Ik weet ook wel: wat mij is overkomen, krijgt nu media-aandacht omdat ik toevallig de vriendin van Arno ben. Maar wat met alle anderen? Ik doe het voor iedereen die géén Arno heeft die aan komt wandelen als een ridder op het witte paard. Voor iedereen die niet het geld heeft om aan zo’n klacht te beginnen. De Brusselse burgemeester heeft me uitgenodigd voor een gesprek. Ik zou kunnen zeggen: ‘Ik laat het hierbij.’ Maar dat kan ik niet. Omdat we eindelijk duidelijk moeten stellen: het bestaat en het moet stoppen. Ze moeten ophouden met te beweren dat er geen racisme is bij de politie. De politie is van kapitaal belang en als er iets schort, dan moeten we het probleem aanpakken. Aan cowboys hebben we geen behoefte.”

Heeft u zo’n cowboy ooit gevraagd: ‘Is het omdat ik een donkere huid heb?’

“Nee. Ik heb lange tijd gedacht dat ik altijd op het verkeerde moment op de verkeerde plaats was. Of dat ik toevallig altijd met een agent te maken kreeg die slecht had geslapen. Man, ik heb slechte karma, dacht ik. Tot een vriendin die bij de politie werkt, voorzichtig opperde: ‘Misschien heeft het met je uiterlijk te maken.’ Het kan niets anders zijn.”

U ziet er Marokkaans uit, maar u draagt geen hoofddoek.

“Mijn ouders zijn heel katholiek. Ik heb een christelijke opvoeding gekregen, met alles erop en eraan: gedoopt, eerste communie, plechtige communie, geloofsbelijdenis... Ik heb me altijd heel Belgisch gevoeld. Ik heb een Franse voornaam – Sophie met ph – en een Vlaamse familienaam: veel Belgischer dan dat wordt het niet. Mijn grootouders waren West-Vlamingen. Ik weet niet veel meer van het Nederlands dat ik op de schoolbanken heb geleerd, maar als Arno’s familieleden West-Vlaams spreken, dan begrijp ik hen wel.”

Heeft u altijd Sophie Dewulf geheten?

“Nee. Toen mijn ouders me adopteerden, was ik een maand oud en droeg ik de naam Leila. Mijn moeder wist niet of ik die naam gekregen had van mijn biologische moeder of van de verpleegsters, dus gaf ze me een nieuwe naam. Daar ben ik haar zo dankbaar voor. Als ik een Arabische naam had gehad, dan had ik nog duizend keer harder moeten knokken.

“Toen mijn dochter werd geboren, heb ik geen seconde getwijfeld en haar Manon genoemd. Had ik haar een Maghrebijnse naam gegeven, dan was ze het leven met een handicap begonnen. Het is jammer, maar zo is het echt. Mijn dochter vraagt me nu soms: ‘Hoe moet dat, met mijn Arabische roots? Ik zie er helemaal niet Arabisch uit.’ Ze heeft sluik donker haar, je zou denken dat ze een Spaanse is. ‘Wees blij’, zeg ik haar dan. ‘Het is een cadeau.’ Het is verschrikkelijk om te zeggen, maar haar uiterlijk zal haar leven makkelijker maken. Haar zal bespaard blijven wat ik nu meemaak.”

Mohamed staat al jaren in de top tien van de meest gekozen jongensnamen in Brussel.

“Dat begrijp ik heel goed. Een naam maakt deel uit van je cultuur. Ik hou van de naam Leila. Het betekent ‘de nacht’. Ik vind het mooi passen bij mijn familienaam: de wolf. Maar ik heb niets met de Maghrebijnse cultuur: ik ken ze niet.”

U heeft uw biologische ouders wel ontmoet: uw moeder is Marokkaanse en woont in België, uw vader keerde terug naar zijn thuisland Tunesië.

“Ik ben twee keer in Tunesië geweest. Ik voelde me er een vreemde. Ik spreek de taal niet en begrijp de codes niet. Je had me net zo goed in Japan kunnen droppen.”

Heeft u het gevoel dat u altijd tussen twee stoelen valt?

“Ik ben overal een alien. Ik voel me Belg en Brusselse, maar daar lijken ze bij de politie en op het stadhuis niet van overtuigd. Ga ik naar Marokko of Tunesië, dan hoor ik er evenmin bij.

“Op wie lijk ik? Waar kom ik vandaan? Rond mijn 17de waren die vragen een obsessie geworden. Ik moest op zoek naar mijn ouders. Moeilijk was het niet: het adres van mijn biologische moeder stond op mijn geboorteakte. Ik was voor die eerste ontmoeting zo bang dat ik mijn moeder heb meegenomen en haar vooruit heb gestuurd. Ik kan me niet herinneren wat ik tijdens die eerste ontmoeting heb gezegd. Ik luisterde ook niet naar wat mijn biologische moeder vertelde. Ik was alleen maar aan het kijken: eindelijk iemand op wie ik leek. Na mij heeft ze nog een dochter gekregen: het is griezelig hoe hard we op elkaar lijken.

“Als kind beeldde ik me in dat mijn mama een mooie fee was, en mijn vader zag ik als een prins van de woestijn. Maar de realiteit is dat het doodgewone mensen zijn. Er zal altijd een beetje ontgoocheling in die ontdekking zitten, maar het is goed dat je je ouders daarna ziet als mensen met fouten en gebreken zoals iedereen. Dat heeft me diep geraakt. De ontmoeting met mijn biologische ouders heeft me geholpen om verder te gaan met mijn leven.”

Met hond Socrate.

DRIE GRAPPEN

Naast uw bijbaantje als hondentrainer bent u actrice. Heeft u altijd al willen acteren?

“Helemaal niet. Eigenlijk wilde ik klassieke pianiste worden – ik speel al piano sinds mijn derde – tot we eens met de school naar La soif et la faim van Eugène Ionesco gingen kijken. Ik had nog nooit zoiets geniaals gezien. Heel naïef heb ik toen deelgenomen aan het ingangsexamen van het conservatorium van Brussel. Et voilà, ik mocht beginnen. Aan de piano is het soms eenzaam: je zit alleen aan het klavier, alleen op het podium. Ik weet niet of ik een carrière als pianiste mentaal had aangekund. Ik heb later nog wel opgetreden – ik heb de zangeres Stéphanie Blanchoud begeleid – maar ik zat te sterven van de stress. Praten op een podium gaat me beter af.”

Heeft de muziek u en Arno samengebracht?

“Nee. Toen we elkaar leerden kennen, wist ik niet wie hij was. (lacht) Ik kende niets van rock, Rachmaninov was meer mijn ding. Maar een vriendin van me deed zijn backing vocals en zo ben ik op één van zijn concerten beland. Ik dacht: wie is die vent? (lacht) Hij leek wel van de maan te komen: iemand zoals hij had ik nog nooit ontmoet. Hij gebruikt woorden die niemand kent, en toch begrijpt iedereen hem. De taal die hij hanteert, is een soort ruwe poëzie. Maar hij liet me vooral ook lachen: drie grappen en ik was verkocht.”

Het leeftijdsverschil deerde u niet?

“Wat maakt leeftijd nu uit? Met dat getal is het zoals met mijn gezicht: ik vergeet het.”

Komt hij kijken als u in een stuk acteert?

“Dat wil ik niet. Hij is zo’n groot artiest. Ik ben bang dat hij me maar niets zou vinden op het podium. Sarah, de kortfilm van Kadija Leclère waarin ik meespeel, heb ik hem wel getoond. Die film vertelt zo’n beetje mijn leven: een jonge geadopteerde Marokkaanse gaat erin op zoek naar haar roots. En voor zijn plaat Santeboutique heb ik twee nummers geschreven: ‘Oostende bonsoir’ en ‘Tjip Tjip c’est fini’.”

Jullie hebben zware maanden achter de rug.

“Sinds de diagnose in november was het geen lachertje. Vijftien jaar geleden heb ik de vader van mijn dochter verloren, Philippe Volter. Hij was een fantastische acteur, hij speelde in films als Le maître de musique van Gérard Corbiau en La double vie de Véronique van Krzysztof Kieslowski. Hij worstelde met een bipolaire stoornis. Twee weken voor ik moest bevallen, heeft hij zelfmoord gepleegd. Ik dacht dat ik gek zou worden.”

Toen u merkte dat het slecht ging met Arno, dacht u: niet nog een keer!

“Ik had gemerkt dat het wit van zijn ogen een gelige kleur had gekregen. Zijn huisdokter kon niet meteen iets vinden, maar daar nam ik geen genoegen mee: ‘We gaan naar het ziekenhuis.’ Daar viel de diagnose: pancreaskanker. Vooral het woord ‘pancreas’ baarde me zorgen: ik heb vijf of zes mensen met die kanker gekend, en ze zijn allemaal binnen de zes maanden heengegaan.”

‘Ik heb het zo goed als meteen aanvaard. Dat ik die kanker heb én dat het binnenkort gedaan kan zijn. De mensen rondom mij hebben er meer van afgezien’, zei Arno in een interview.

“Ik vond het de hel, maar hij laat zich door niets of niemand uit het lood slaan. ‘Als je leven op het spel staat, komt je ware ik naar boven’, zeggen ze. Bij hem kwam er een kalme kracht naar boven. Hij blijft er onwaarschijnlijk zen onder. Intussen heb ik er ook vertrouwen in gekregen: het ergste, de operatie, is achter de rug en de chemotherapie slaat aan. Ik kan weer ademhalen. Tijdens de lockdown was ik erg bang voor het virus, maar nu moeten we stilaan weer beginnen te leven: weer op restaurant gaan, weer op café.”

Arno drinkt nu geen alcohol meer, maar bietensap.

“Dat dronk hij vroeger ook al. Maar het is waar: hij is een andere mens.”

Hij is ook 20 kilo lichter.

“Die kilo's mogen eraf blijven. Ik vind hem prima zo. (lacht)

Gaat u de liefde anders bekijken als de dood komt aankloppen?

(denkt na) De dood van de papa van mijn dochter heeft me doen inzien dat het van de ene op de andere dag gedaan kan zijn. Daarom hield ik Arno’s gezondheid zo in de gaten. Natuurlijk is er het leeftijdsverschil en loopt iemand van 70 meer risico. Maar ik wist meteen: dit is niet goed. Bij zelfmoord is het anders: je blijft met een schuldgevoel achter. Heb ik iets fout begrepen? Heb ik iets niet gezien? Ik was ook pas 25. Twee weken later was ik mama. Ik ben toen in ijltempo volwassen geworden.”

Durft u na zoiets nog van iemand te houden?

“Ja. Ik kan niet anders dan liefhebben. Ik hou van het leven, ik hou van zoveel mensen. De papa van mijn dochter was mijn eerste grote liefde. Die is niet geëindigd zoals een liefde hoort te eindigen, maar het is intussen vijftien jaar geleden. Wat ik nu heb, is een ander soort liefde. Er zijn evenveel soorten liefdes als er soorten koppels zijn. Het is telkens anders.”

Maar durft u zich nog in de liefde te smijten?

“Ik kan niet liefhebben met de handrem op. Het is wel zo dat je, als je met iemand samen bent die bekend is, of hij nu Philippe Volter of Arno Hintjens heet, altijd negatieve reacties zult krijgen. Het hoort erbij, maar daardoor hou ik wel afstand van mensen. Daar mis ik misschien vertrouwen, maar niet in de liefde.

“Ik weet nu al dat ik hier veel negatieve reacties op zal krijgen: ‘Ze gebruikt Arno om zelf in the picture te komen.’ Maar ik vind in the picture staan net vreselijk. Ik hou niet van interviews en ik vind het verschrikkelijk om op tv te komen. Ik doe het alleen maar met dat ene doel voor ogen: mijn kleine kiezelsteentje bijdragen om dat onrecht de wereld uit te helpen. Racisme en onverdraagzaamheid, in welke richting ook, zijn onaanvaardbaar.

“We hadden het daarnet over altijd tussen twee stoelen vallen. Daar heb ik de oplossing voor: ik wil eindigen in het zuiden van Italië. Ik heb mijn hart verloren in Matera, een prachtig oud stadje boven de hak van Italië. Het ligt naast een ravijn en is helemaal uit de rotsen uitgehouwen. Pier Paolo Pasolini heeft er Il vangelo secondo Matteo gefilmd. Daar ga ik in een grot wonen, de hele dag wandelen met de honden en het landschap bewonderen. En dat iedereen me dan maar met rust laat. (lacht)

Gaat Arno mee?

“Nee. Hij kan niet zonder de zee. Ik hou van warmte, maar hij heeft absoluut frisse lucht nodig. Ik zit hier dus nog wel even vast. (lacht)

DRIE GRAPPEN

© Humo