Direct naar artikelinhoud
ReportageLibië

Ze droomden van hun metalband maar moesten naar het front: ‘Dit is oorlog, ik heb mijn prijs betaald’

De volksopstand tegen dictator Kadhafi teert op tienerrebellen zoals Mohammed en Ali.Beeld rv

De broers Ali en Mohammed Ermaida wilden de hemel bestormen met hun metalband The Black Skulls, maar de realiteit in Libië stuurde hen naar de hel. Zij namen in 2011 de wapens op tegen dictator Kadhafi en werden man in een conflict dat nog steeds niet is beslist. Het verhaal van de broers is het verhaal van een oorlog, het verhaal van een land.

“Ik ben niet trots op sommige dingen die ik heb gedaan”, zegt de intussen 25-jarige Mohammed Ermaida. “Maar dat is oorlog. Ik heb mijn prijs betaald.”

De bebaarde, zacht pratende kettingroker strekt het been waarin een jihadi van IS zes kogels schoot. Rennen lukt niet meer, stappen wel. Gitaarspelen ook. Hij steekt een sigaret op en kijkt nerveus om zich heen. We zitten in een koffiebar in de buurt van de luchtmachtbasis in Misrata, de derde grootste stad van Libië aan de mediterrane kust. In de buurt van de Al-Jawiya-gevangenis ook. Misschien komt zijn broer Ali vandaag vrij, misschien ook niet. Onzekerheid is het nieuwe normaal in het Libië van vandaag.

Ik ontmoette de broers Ermaida voor het eerst in 2012 voor een reportage over The Black Skulls, een metalband uit Noord-Afrika. De drummer, Ali Ermaida, ging gekleed in het zwart, met gepinde polsbanden, doodshoofdringen, legerbottines en een Manowar-T-shirt. Z’n Colt .45 lag achteloos in het vakje achter de versnellingspook van zijn oude Chrysler. Zijn jongere broertje Mohammed was minder extravert: hij speelde gitaar, ontfermde zich over de sociale media en regisseerde een verdienstelijke poging tot videoclip. De andere bandleden heetten Joker en Al-Maffia. Joker, de 17-jarige bassist, bewaarde een scheermesje in zijn mond en toonde me hoe je iemand de keel kon oversnijden door een omhelzing te veinzen. Al-Maffia vertrouwde me toe dat hij nachtmerries had. De Libische machocultuur lacht psychische problemen weg, maar het was toen al duidelijk dat de tienersoldaten veel te verwerken hadden. Ze rookten joints en dronken de Libische zelfstook boha in de katiba, hun militaire barak buiten de stad. De revolutie was toen bijna anderhalf jaar oud. De jongens verwerkten de trauma’s van de Kadhafi-dictatuur en de bloedige bevrijding in teksten zoals ‘The Sound of Freedom’: put your weapons down/ and your heads up/ start today/ forget the past.

Metalband The Black Skulls in actie. Drummer Ali ziet gesneuvelde bandleden zoals bassist Abdullah regelmatig vervangen worden.Beeld rv

In het nummer ‘Pain’ verwerkte Ali een anekdote uit zijn jeugd. Zijn oom smokkelde na een reis in Europa in 2008 voor zijn neefjes een mixtape met zware gitaren mee: Metallica, Cannibal Corpse, Pantera. Voor de puberende Ali een openbaring, voor de buren blasfemie. Ze verraadden hem bij de geheime dienst. Onder Kadhafi was het verboden om westerse muziek te beluisteren. De veertienjarige werd veertig dagen in een ondergrondse gevangenisbunker gegooid. Dat was de angstcultuur waarin ze opgroeiden.

De Arabische Lente zou alles voor altijd veranderen.

Burgerslachtoffers

De revolutie landt in Misrata op 19 februari 2011. Zoals in vele steden in de Arabische wereld komt de bevolking op straat voor vrijheid en mensenrechten. Een stoet van honderden blokkeert het verkeer in de hoofdstraten en trekt naar het plein voor het gerechtsgebouw. Mohammed en Ali mengen zich met hun familie in de mensenmassa. Ze zien de spandoeken en horen de protestliederen. Ze merken de zenuwachtigheid bij de ordediensten. “Dit loopt niet goed af”, zegt vader Ermaida. Hij krijgt gelijk.

Die nacht valt het eerste burgerslachtoffer. Na de begrafenis trekken duizenden de straat op, gewapend met stenen, gaspistolen en jachtgeweren. Er vallen doden, maar de betogers kunnen het regime de stad uit jagen. Voor het eerst op zichzelf aangewezen na veertig jaar dictatuur schakelt de stad over op overlevingsmodus. De stamoudsten van Misrata nemen de plaats in van de Kadhafi-rechters om de chaos in te dammen. Gedeserteerde officieren voorzien de rebellen van wapens. Tieners als Mohammed en Ali leren schieten tijdens een korte militaire training. De jongsten vullen de patronen, de vrouwen zorgen voor rantsoenen. De hele stad maakt zich op voor de wraakactie van het regime, dat zich op nationale televisie onverbloemd uitspreekt: “Misrata is als ongedierte. We komen terug om het te vernietigen.”

Er volgt een maandenlange, nietsontziende belegering. Op een avond loopt Mohammed naar buiten nadat een mortier op het huis van een buur is neergekomen. “Zijn lichaamsdelen lagen verspreid op straat. Het was zo absurd. Eerst zaten we op school, enkele weken later leefden we in een horrorfilm.”

Maar er is geen keuze. Mohammed en Ali krijgen een post in de ambulancedienst. Ze pikken doden en gewonden op en voeren ze naar het hospitaal. Zes nachten per week werken ze, de zevende proberen ze doodmoe maar klaarwakker in bed de gruweldaden te vergeten. In mei gaat de revolutie haar derde maand in. De broers schuiven op in de militaire hiërarchie en worden geschikt bevonden om naar het front te gaan.

De deserteurs uit Kadhafi’s leger en de NAVO-bombardementen helpen de burgermilities verder naar hoofdstad Tripoli, tweehonderd kilometer westwaarts. Ali en Mohammed zitten dan wel in verschillende eenheden, ze zoeken voortdurend contact. Een keer per week gaat een van hen terug naar Misrata bij de familie. “We leefden in doodsangst”, zegt Mohammed. “Ik zag elke dag vrienden sterven. Soms was ik zo bang dat ik niet kon zien wie naast me stond.”

Dictator gedood

Het duurt niet lang voor het bloed aan eigen handen kleeft. Een handvol Kadhafi-getrouwen heeft zich in een flatgebouw verschanst. Ze gaan erop af. Stel je het gevoel voor van een jongen die een AK-47 op zijn oude bewakers richt en terugdenkt aan de martelingen, aan die veertig dagen zonder zonlicht, toen hij zijn uitwerpselen in een T-shirt opving om de stank te bezweren.

“Toen ik mijn eerste dode zag, voelde ik enkel blijdschap", zegt Ali. “Ik haatte hen vanuit het diepst van mijn hart.”

De revolutie tegen het regime verloopt succesvol. In augustus 2011 bereikt de Misrata-militie Tripoli, vervolgens verovert ze het zuiden, maar de ultieme glorie wacht in Sirte, Kadhafi’s geboorte- en ook sterfstad. Op 20 oktober 2011 krijgen de rebellen hem te pakken. Ze lynchen hem en stellen hem dagenlang in een koelcel tentoon. “We konden het niet geloven”, zegt Ali. “Het onmogelijke was gebeurd: de dictator was weg, de oorlog was voorbij. Of dat geloofden we toch.”

De jongens gaan opnieuw naar school: Mohammed naar de Faculteit Kunst & Media aan de Universiteit van Misrata, Ali naar Architectuur. Niet iedereen kan die omslag naar het normale leven maken. “Sommige vrienden raakten aan de drugs of pleegden zelfmoord.” Ali en Mohammed vinden een andere uitlaatklep: muziek. The Black Skulls repeteren covers van Metallica en Nirvana maar ook eigen nummers in de kelder van een stukgeschoten flatgebouw. Een pas geopende muziekwinkel op de eerste verdieping leent hen goedkope importinstrumenten: een Chinese synthesizer, een Yamaha-versterker en een Turks drumstel. Ze spelen voor vrienden in de katiba in de woestijn en op feestjes thuis. “We geloofden toen écht dat we het gingen maken. We droomden zelfs van optredens in Europa.”

Het optimisme in 2012 is bedrieglijk reëel. Libië maakt zich op voor de eerste vrije verkiezingen in een halve eeuw. Mohammed en Ali stappen in het campagneteam van Mohammed Ali Abdallah, een uit Amerika teruggekeerde leider van de National Front Party. Ze delen flyers uit in Tripoli en moedigen burgers aan om te stemmen. Maar niet iedereen is het idee van democratie genegen. Vooral de radicaal-islamitische fracties in het land roeren zich. Zij zijn óók decennialang verdrukt, nu zien ze hun kans om een nieuwe samenleving uit te bouwen, maar dan op religieuze leest geschoeid. De spanning groeit, en er is geen functionerende staatsinstelling, geen nationaal leger en geen politiemacht om de orde te bewaken. Steden worden geteisterd door kidnapping, aanslagen en moordpartijen. Ook de parlementsverkiezingen van 2014 lossen het conflict niet op. De ambitieuze Mohammed voegt zich als burger bij de observatiegroep die toeziet op de stembusgang. “Ik hoopte vurig dat we niet zoals Syrië zouden eindigen, maar ik zag het land voor mijn ogen afglijden.”

In mei 2014 lanceert Khalifa Haftar, een uit Amerika teruggekeerde ex-Kadhafi-officier, het offensief Dignity of ‘Operatie Waardigheid’. Een coalitie van gematigde rebellen en extreme jihadi’s lanceert een tegenoffensief: Dawn of ‘Libië Ontwaakt’. Het land belandt officieel in een burgeroorlog. Ontwaakt en Waardigheid hebben elk een regering, een parlement en een strijdmacht. Zelfs de ambassades in het buitenland worden gesplitst.

Ali en Mohammed belanden in dezelfde brigade in Tripoli. Omdat ook de andere bandleden er gelegerd zijn, en omdat de militaire basis een ontspanningsruimte heeft met een synthesizer en elektrische gitaren, pikken The Black Skulls de draad weer op, zij het in een afgestompte versie. De originele pianist is gedood, zijn vervanger krijgt een kogel in het been. De band speelt ‘The Sound of Freedom’ voor een klein publiek, maar in de katiba klinkt “put your weapons down” hol en meningloos.

De broers ontsnappen er aan de dood. Tijdens een beveiligingsopdracht rond de luchthaven zit Mohammed aan het stuur en Ali in de laadbak aan het 106mm-kanon. Wanneer een warmtegeleide raket de wagen raakt, slingert Ali eruit. Mohammed slaat zijn hoofd tegen de voorruit, maar gaat ondanks de stekende pijn meteen op zoek naar zijn broer. Hij vindt hem twintig meter verder behoorlijk toegetakeld terug. De twee trekken naar het hospitaal, laten Ali’s gebroken arm inpakken en gaan meteen terug naar het front. “Hij kon zijn schietvinger nog bewegen.”

Zulke incidenten eisen mentaal en fysiek een tol. Mohammed stuurt me in die periode regelmatig filmpjes van gruwelijke executies en oorlogsmisdaden. Hij is dan nog altijd maar twintig. Hij zou moeten studeren, maar nu retweet hij video’s van levende mannen die aan een touw achter een rijdende wagen over het asfalt slepen. Het lijdt geen twijfel dat de broers zelf ook betrokken waren bij zulke misdaden, maar daar praten ze liever niet over. “Je moet vuur met vuur bestrijden”, zeggen ze.

In 2015 krijgen ze vrijaf. Onder impuls van ‘manager’ Mohammed komen The Black Skulls opnieuw bijeen. De teksten van de nieuwe nummers zijn gitzwart: we’re in hell, there is no future. Ze spelen een show op de universiteit van Misrata, een lokale zender zendt zelfs een clipje uit. De hoop op muzikale roem flakkert even op. Maar ze kunnen het lot niet ontlopen. Het ergste moet nog komen.

Minikalifaat

Ontwaakt en Waardigheid hebben het zo druk met elkaar te bevechten dat ze de groei van Islamitische Staat niet opmerken. Jihadistische Libiërs doen in Syrië oorlogservaring op, keren terug naar hun thuisland en bouwen een minikalifaat uit in Sirte, met 3.000 strijders. Voor de broers is het een schok. De extremisten van IS hebben ook onder moslims een slechte reputatie. Dat ze hun blinde terreur nu hier loslaten, vaak onder het commando van Irakezen of Tunesiërs, is voor de vaderlandslievende Libiërs een brug te ver. “Ze zijn gestoord”, schrijft Ali via Messenger. “Die gasten hebben niets met islam te maken.”

De komst van IS bemoeilijkt de complexe strijd nog meer. Het gevolg is een aanslepende chaos met honderden doden en duizenden gewonden. De verliezen zijn een gevolg van vintage IS-aanslagen: zelfmoordcommando’s in met explosieven volgestouwde wagens.

Het wordt Ali bijna fataal. Begin juni 2016 brengt hij Mohammed een bezoekje aan de frontlinie. Mohammed is intussen een geharde oorlogsveteraan en gepromoveerd tot field commander, Ali werkt als veiligheidsofficier op het kantoor van de eerste minister in Tripoli. Ze drinken samen thee in de windstille schaduw naast de wagen en praten over thuis, oorlog, vrienden. “Ik vertrok dezelfde dag terug naar Tripoli”, zegt Ali. “Toen ik de asfaltweg opreed, kwam er een wagen aan hoge snelheid voorbij. Ik keek om en zag hoe die zich door een veiligheidsperimeter boorde en vervolgens ontplofte.”

Later gingen ze kijken naar het wrak. “De voet van de chauffeur stond nog op het gaspedaal. Iets verder lag zijn geslachtsorgaan.”

De Misrata-troepen boeken dan wel winst, het zijn de IS-snipers die de opmars vertragen. Verscholen op de bovenste verdieping van een hotel, of verstopt in zelfgegraven mangaten in parken, doen ze Mohammed denken aan de Kadhafi-snipers die hem vijf jaar eerder onder vuur namen. Maar waren het toen slechtbetaalde beroepssoldaten, dan stond hij nu tegenover een angstaanjagende tegenstander. “Eén jihadi houdt tien van onze soldaten dagen bezig. Als we ze dan kunnen pakken, dan plegen ze zelfmoord.”

“Is het moeilijk om goed van fout te onderscheiden in de oorlog?”, vraag ik.

Mohammed denkt lang na. “Doden is nooit goed, maar soms noodzakelijk. Ik geloof dat als je iets fouts doet, je de rekening later gepresenteerd krijgt.”

De rekening volgt niet veel later, op 10 augustus 2016. Na een luchtbombardement van Amerikaanse Harrier-jets stuurt Mohammed zijn eenheid de straten van Sirte in. Tegen het middaguur bereiken ze de Ouagadougou-hallen, de majestueuze conferentiehallen van Kadhafi zaliger. “Iemand van mijn squad volgde mijn orders niet op. Hij moest een granaat door de kleine poort gooien, maar hij opende de grote poort en stelde mij in de vuurlijn van de vijand.”

Zes kogels doorboren zijn buik, kuit en knie. “Ik probeerde weg te lopen, maar gleed uit over mijn eigen bloed. Niemand kon me evacueren want het gevecht was nog aan de gang.”

Een half uur later kunnen ze hem naar een veldhospitaal brengen. De dokters doen er vier uur over om zijn gescheurde slagader te dichten. Mohammeds hart stopt twee keer met kloppen, eerst in het veldhospitaal, dan in het hospitaal in Misrata. “Ik herinner me alleen een droom. Mijn beste vriend, die twee maanden eerder was gesneuveld, zit naast mij in het gras. We praten, spelen muziek en drinken thee. Het was zo vredig.”

Na een week brengt een regeringsvliegtuig Mohammed naar Turkije voor verdere verzorging. Hij ondergaat 21 operaties en brengt vier maanden door in het ziekenhuis in Istanbul. Ali slaapt al die tijd in een bed naast het zijne. “Het was vreselijk om mijn kleine broertje daar te zien liggen. Ik wilde terug om wraak te nemen, maar toen Mohammed aan de beterhand was, stopte de oorlog.”

Ali en twee andere broers bezoeken Mohammed na een van vele operaties in een ziekenhuis in Istanbul.Beeld rv

De plotse militaire pauze in 2017 bezorgt de broers ademruimte. Mohammed Ali Abdallah, de Amerikaanse zakenman die zich in 2012 verkiesbaar stelde en nu voor de Ontwaakt’-regering werkt, helpt hen bij het opzetten van een logistiek bedrijf. De broers regelen nu vliegtuigtickets en hotels voor politici in Libië. De zaken draaien, maar de relatie tussen de broers komt onder druk te staan. “Ali ging om met mahrum, slechte mensen. Hij begon achter mijn rug steeds meer drugs te nemen. Al het geld dat we verdienden, verdween.” Op een dag vat de Turkse politie Ali met een grote hoeveelheid drugs op zak. Mohammed betaalt de borgsom en stuurt zijn oudere broer terug naar huis.

Ali komt in vieze papieren terecht. In december 2018 vermoordt een vriend diens schoonbroer, verbergt het lichaam in de koffer van zijn wagen en verzoekt Ali om hulp. “Ik raadde hem aan om zich aan te geven. Ik bracht hem zelfs naar het politiestation.” De zaak krijgt een akelige wending wanneer de man de moord in de schoenen van Ali schuift. Omwille van tribale redenen schaart de familie van de dode zich achter het verhaal. Op een proces met advocaten en onafhankelijke rechters wordt Ali vrijgesproken voor moord, maar wegens medeplichtigheid tot veertien maanden gevangenis veroordeeld. “Hij is een slachtoffer”, zegt Mohammed. “Maar het proces bewijst tegelijk dat ons land stap voor stap heropbouwt.”

Maar de weg is lang. Mohammed is op de dool sinds zijn revalidatie. Hij zweeft tussen verschillende werelden. Hij voelt zich in de steek gelaten door de internationale gemeenschap die zich verontwaardigt over de oorlog in Syrië maar Libië lijkt te vergeten. The Black Skulls lijken een afgelopen verhaal. Ali is opgesloten, Joker is elektricien, Al-Maffia vecht bij een militie in Tripoli. Ze konden even proeven van het muzikantenbestaan, de rock-’n-roll der vrijheid, maar dat is intussen weer een verre herinnering. Net als de hoop dat het binnenkort goed komt met Libië. Mohammed blijft intussen in Istanbul, dromend van een leven in Europa. “Ik ben deze kloteboel zo beu”, stuurt hij. “Kan jij me aan een Belgisch visum helpen?”

In 2019 keert hij terug naar Libië en schrijft zich ondanks zijn handicap in als militair in Tripoli. Hij geniet ervan om weer met vier strijdmakkers op een dunne matras in een barak te slapen, te ontwaken met een ontbijt van geplette dadels en olijfolie en de adrenaline van het slagveld te voelen. Maar na amper twee weken loopt het bijna fout af. “Ik liep in een hinderlaag, maar kon miraculeus ontsnappen.” Het voorval dwingt hem tot een radicaal besluit. “Mijn lichaam laat het niet meer toe. Ik zal nooit meer vechten.”

Nieuwe richting

Begin februari 2020 ben ik met Mohammed terug in Misrata. Hij probeert zijn leven een nieuwe richting te geven met de oprichting van Libia Reality Media, een mediahuis dat de oorlog van duiding voorziet. Haftar heeft intussen 90 procent van Libië veroverd, met uitzondering van de regio rond Misrata en Tripoli. Het verzet is fel. Een einde is nog lang niet in zicht.

We drinken koffie met zicht op de gevangenis. Ali’s advocaten dienden een verzoek tot vrijlating in bij de nieuwe administratie. Het zou een week duren, dat was een maand geleden. 

Na uren wachten loopt het telefoontje eindelijk binnen. Het verzoek is afgewezen. We betalen de koffie en stappen terug naar de wagen. Met een grimas trekt Mohammed zijn gehavende been naar binnen. Hij schuift een tape in de cassetteradio: een traditionele Arabische groep.