Direct naar artikelinhoud
AchtergrondRechts-extremisme

Hoe extreemrechts in 2015 een ‘scharniermoment’ beleefde

In januari 2015 werd de redactie van het Franse magazine 'Charlie Hebdo' getroffen door een jihadistische aanslag.Beeld Joris Van Gennip

Het rechts-extremisme is aan een steile opmars bezig, ook in ons land. Dat leert het jaarrapport van de Staatsveiligheid. Bovendien versterken extreemrechts en jihadisme elkaar, klinkt het: de aanslagen in Frankrijk en België werkten rechts-extremisme in de hand.

In 2015 en de eerste helft van 2016 beleefde het jihadistisch terrorisme zijn hoogtepunt in West-Europa. In Verviers werden in januari 2015 bij een antiterreuroperatie twee mensen gedood – volgens de veiligheidsdiensten stonden ze op het punt een aanslag te plegen. Eerder die maand hadden de broers Saïd en Chérif Kouachi de Parijse redactie van het satirische blad Charlie Hebdo onder vuur genomen. In november volgden de aanslagen op onder meer de Bataclan en het Stade de France, eveneens in Parijs. Enkele maanden later gingen bommen af in metrostation Maalbeek en de luchthaven van Zaventem.

Die snelle opeenvolging van jihadistisch geïnspireerd geweld vormde tegelijk “het scharniermoment voor extreemrechts”, zegt de Staatsveiligheid naar aanleiding van de publicatie van haar jaarrapport. Ook de vluchtelingencrisis, die in dezelfde periode zijn hausse kende, speelde de ontwikkeling van een virulent radicaalrechts gedachtegoed in de kaart. Anno 2020 vormen het jihadisme en extreemrechts dan ook twee van de belangrijkste dreigingen voor ons land.

Hoewel de twee bewegingen in zekere zin elkaars spiegelbeeld vormen, bieden ze elkaar ook vruchtbare bodem. Ze vormen een systeem van ‘communicerende vaten’, aldus de Staatsveiligheid. De ene biedt als het ware een oplossing voor de existentiële dreiging van de ander. Maar was het rechts-extremisme enkele jaren terug nog een enigszins marginaal gedachtegoed, dan hebben de ideeën zich intussen een weg gebaand richting mainstream. Wat in 2015 nog radicaal klonk – zoals hardvochtige kritiek op migratiestromen – is dat vandaag niet noodzakelijk meer.

Nieuw-Zeelandse terrorist

De ontwikkeling die het rechts-extremisme de voorbije jaren doormaakte, kwam volgens de inlichtingsdienst vorig jaar in een stroomversnelling. De katalysator: de aanslag op een moskee in Nieuw-Zeeland door Brenton Tarrant. Hij had voor zijn dodelijke raid gereisd door Europa en contacten gelegd met Europese radicaal-rechtse en identitaire bewegingen. De Staatsveiligheid wijst erop dat twee aanslagen op Europese bodem – in Noorwegen en Duitsland – “rechtstreeks geïnspireerd zijn door Brenton Tarrant.”

“De aanslag in Christchurch werd niet alleen toegejuicht in rechts-extremistische kringen in ons land, occasioneel lieten activisten ook weten dat het Nieuw-Zeelandse voorbeeld hier navolging verdient”, noteert de inlichtingendienst.

De extreemrechtse aanslag in Nieuw-Zeeland op 15 maart 2019 inspireerde andere terroristen, onder meer in Europa.Beeld AP

In België valt extreemrechts grotendeels uiteen in twee groepen. Enerzijds zijn er de “gemarginaliseerde groupuscules”, waartoe neo-nazigroepen als Blood and Honour gerekend worden, en anderzijds “salonfähige identitaire aanhangers van alt-right”. Beide strekkingen zijn doordrongen van het idee dat de eigen, autochtone, westerse bevolking verdrongen wordt door – veelal islamitische – nieuwkomers.

Bovendien groeit in extreemrechtse kringen meer en meer het gevoel dat er snel gehandeld moet worden: de blanke bevolking moet nu ingrijpen, voor ze echt in de minderheid is en daardoor een toekomstig conflict zou verliezen. Zo krijgt de existentiële dreiging een acute noodzaak, die de stap naar geweld kan versnellen.

In haar jaarlijkse terrorismebarometer wees Europol er onlangs op dat Belgische rechts-extremisten in het buitenland deelnemen aan paramilitaire trainingskampen en schietlessen. Volgens de Belgische veiligheidsdiensten gaat het om een twintigtal mensen. De Staatsveiligheid merkt ook op dat steeds meer rechts-extremisten zich bewapenen, als voorbereiding op de grote maatschappelijke clash die er volgens hen onvermijdelijk aankomt.

Nieuw jihadisme

Dat alles neemt niet weg dat jihadistisch terrorisme nog steeds een reële bedreiging vormt. Europol turfde 21 jihadistische aanslagen in Europa in 2019, tegenover 6 met rechts-extremistische motieven. De Staatsveiligheid toont zich dan ook erg bezorgd over de blijvende aanwezigheid van het salafisme in ons land. De inlichtingendienst wijst daarbij op de groei van een nieuwe strekking, het madkhalitische salafisme, dat in België sterk aan terrein wint.

Ook streng religieuze invloeden uit Turkije zijn nog steeds goed verankerd in België: de Staatsveiligheid noemt daarbij zowel Diyanet – het Turkse overheidsinstituut voor religieuze zaken – als de nationalistische Milli-Görüs-beweging. Die beweging werd eerder door de Staatsveiligheid al aangewezen als de sturende kracht achter het Genkse Selamcollege, een islamitische school die uiteindelijk naast een erkenning greep na een negatief advies van de onderwijsinspectie.

Zowel bij islamitisch terrorisme als bij rechts-extremisme wordt de Staatsveiligheid meer en meer geconfronteerd met zogenaamde lone actors – radicalen die als het ware op hun eentje hun plannen smeden. Daardoor zijn ze ook een stuk moeilijker op te volgen en is het risico lastiger in te dijken. 

De inlichtingendienst merkt ten slotte ook op dat ze nog steeds onderbemand is. “Door een gebrek aan middelen kunnen sommige dreigingen immers onvoldoende worden opgevolgd.” Om aan haar wettelijke taken te voldoen, vraagt de dienst een verdubbeling van zijn personeelsbestand.