Direct naar artikelinhoud
Vraag van de week

Een bij zit niet te wachten op poes­pas. Met welk ‘hotel’ maak je een bij nu écht blij?

Een bij zit niet te wachten op poes­pas. Met welk ‘hotel’ maak je een bij nu écht blij?
Beeld Baert Marc

Veel insecten hebben het zwaar om te overleven. Hang een ­insectenhotel in de tuin en je helpt ze uit de brand, denk je dan. Maar zo simpel is dat niet.

Het fleurt de schutting of muur ­direct op: een insectenhotel, met zo’n leuk puntdakje erop. Klinkt ook zo sympathiek: een hotel! Bijen, vlinders, torren en andere kruipers kun je er als gast ontvangen.

De huisjes zijn overal te koop. Voor een paar euro kun je er al een op de kop tikken. Flink uitpakken kan ook, door te winkelen bij luxe woonwinkels of milieuorganisaties, die de insecten een Hilton-ervaring willen bieden. Hokjes, vakjes, takjes, houtkrullen, metalen roosters, denne­nappels, vrolijke kleuren. Alles is mogelijk om het ploeterend insect van de ondergang te redden.

Een bij zit niet te wachten op poes­pas. Met welk ‘hotel’ maak je een bij nu écht blij?
Beeld Photo12 via AFP

De hamvraag: werkt het echt zo?

Eerst maar eens kijken naar de bijenhotels, daar valt al een boek over vol te schrijven. En dat is precies wat Pieter van Breugel deed: Gasten van bijenhotels (2014). In dit boek zet Van Breugel, een autoriteit op het terrein van insectenhotels, op een rij wat zinvol is. En wat niet. Want het ene bijenhotel is een zegen voor de gevleugelde gast, bij het andere heeft het diertje niets te zoeken. De kern is: een bij zit niet te wachten op poes­pas. De bij wil een houten holletje als hotelkamer, niet meer en niet minder. Bamboestokjes zijn geschikt, mits ze een smal gaatje hebben. Massief hout waarin gaatjes geboord zijn is ook prima.

Wat níét zinvol is, schrijft Van Breugel, zijn de tierelantijnen die juist zo leuk staan. Zoals de vakjes met dennenappeltjes of zaagsel, of houten planken met een vrolijk kleurtje. Dat zit er eerder op voor de eigenaar van het hotel dan voor de bij zelf. Het ideale bijenhotel mag kortom best saai zijn. Verder is van belang dat het waterdicht is, en op een zonnige plek hangt. Onder een boom of op het noorden is onhandig.

Fleurig bijenvoedsel

En zonder bloemen in de tuin heeft een bijenhotel echt weinig zin, tipt Van Breugel. Hij schrijft: ‘Een tuinstijl die aan strak ingerichte kerkhoven doet denken is de laatste jaren populair.’ Zonder fleurig bijenvoedsel in de tuin kun je hotels ophangen zoveel je wil, is zijn punt, je zult er geen of amper gasten ontvangen.

Jammer, want een hotel kan het hele jaar door nuttig zijn. Het biedt beschutting in herfst en winter, terwijl het in het voorjaar geschikt is om eitjes te leggen. Bijen plakken hun holletjes dicht met leem. Een soort ‘niet storen’-teken. Na een jaar of drie ziet een insectenkast er vanbinnen uit als een hotel waarin een rockband verbleef. Dan is vervangen slim.

Dan over de vlinderkasten, een apart segment in de wereld van insectenhotels. De kastjes zijn simpel uitgevoerd met een paar verticale uitsparingen. Ze kunnen zeker nuttig zijn, volgens de Vlinderstichting. Maar als er geen vlinders in komen is dat eigenlijk uitstekend nieuws, want “vlinders kruipen van nature toch liever op andere plekjes”.

Voor alle hotels geldt: de constructie en indeling zijn veel belangrijker dan de prijs. Iedereen die een beetje kan klussen kan ook zelf een insectenhotel maken. Het internet staat vol met handleidingen en instructiefilmpjes. Creatief bezig gaan kan geen kwaad, een kleurtje hier of daar. Maar overdrijf niet. Grote gaten boren met frutsels erin, daar plezier je vrijwel geen insect mee. Plaats dan liever meer bloemetjes in de tuin.