Slechtziend in coronatijden: ik zit vol blauwe plekken

Luk Vilain is slechtziend. Sowieso is dat geen cadeau als je veilig in de supermarkt of het postkantoor wil geraken, in coronatijden stoot je daarbovenop op een bos aan paaltjes, linten en gevarendriehoeken met coronawaarschuwingen. Dat zou doordachter kunnen, vindt de ervaringsdeskundige. 

opinie
Luk Vilain
slechtziende, en gemeentelijke communicatiemedewerker

Vorige week ging ik een pakje ophalen in het postkantoor. Daar was een hindernissenparcours van heb-je-me-daar opgesteld. Iemand die het onderste rijtje bij de oogarts wél kan lezen, had het ook hardop uitgesproken: GDVRDME.

Het aantal littekens op mijn onderbenen is stilaan even indrukwekkend als de verzameling tatoeages op een plek waar u verder geen zaken mee hebt. Ook in de supermarkt, de apotheek en tal van andere publieke en privélocaties zijn mensen die niet erg veel kaas hebben gegeten van interne bewegwijzering, duidelijk het spoor bijster.

Goed nieuws: het aantal coronabesmettingen is na de heropstart van handelszaken en horeca in België voorlopig niet de hoogte in gegaan, integendeel. Helaas verraden de maatregelen rond het behouden van voldoende fysieke afstand soms een gebrek aan inlevingsvermogen en gezond verstand.

De Nationale Veiligheidsraad en de groep van experts doen sinds een bepaalde Powerpointfase in het coronaverhaal nochtans graag een beroep op dat gezond verstand. Mooi, maar ook wat naïef en een onberekend risico, want het is voor interpretatie vatbaar. Dat zei Koen Lowet, voorzitter van de Belgische Federatie van Psychologen begin mei al in "De ochtend" op Radio 1. En dat stel ook ik vast, als slechtziende. 

Ervaringsexpert in publieke obstakels

Tunnelzicht en nachtblindheid was lang geleden de onverbiddelijke diagnose van mijn oogarts. Niks aan te doen. Erfelijk. En het verergert stilaan, maar geen paniek: een mens leert er mee te leven en past zich aan. Bijgevolg durf ik mezelf ervaringsexpert te noemen in het al dan niet ontwijken van slechtgeplaatste obstakels in het dagelijkse leven. Slechtgeplaatst door andere experts achter een tekentafel met een voorliefde voor onzichtbare trapjes, door nonchalante ambtenaren die paaltjes en verkeersborden schijnbaar lukraak verankeren op openbaar domein en door verstrooide winkeluitbaters die hun stoepbord of fietsenrek in het midden van het te smalle voetpad planten. Mijn ergernis over deelstepsletten hou ik even voor mezelf.

Coronaproof langs de kassa

In een (winkel)ruimte waar afstand houden moeilijk of zelfs geen optie is, heeft het geen zin om eenrichtingsverkeer af te dwingen met voorwerpen die andere functionele doeleinden hebben. Stoelen, banken, winkelrekken, ja zelfs partyvlaggetjes en slingers worden ongetwijfeld goedbedoeld "tijdelijk" ingezet om de klant coronaproof langs de kassa naar de uitgang te leiden.

Ook de horeca, waar "plaats maken" vaak synoniem is voor "openbaar domein innemen", zondigt. Het terras verdubbelt her en der in oppervlakte, de rest van het voetpad wordt een geïmproviseerde fietsenparking. Gewoon even passeren wordt zo zelfs voor mensen zonder beperking een hachelijke onderneming. En dan vergeten we aannemer X of klusjesman Y nog, die een stelling voor de gevel heeft geplaatst. Met wat geluk inclusief bordje "hier oversteken", dat nergens toe leidt.

(Lees verder onder de afbeelding)

Principes als toegankelijkheid en klantgerichtheid zijn vaak bijzaak geworden en worden momenteel met evenveel gemak weer opgeborgen als ze werden geëtaleerd in precoronatijden. Het kan toch niet zijn dat mensen met een beperking voor de keuze staan: buitenkomen met verhoogde kans op blessures en/of onbegrip (niet elke beperking is zichtbaar) … of binnenblijven, met een nog groter risico op isolement?

Creëer ruimte, neem ze niet weg

Met een beetje goeie wil en gezond verstand kom je als winkelverantwoordelijke of cafébaas nochtans ver. Doe geen nodeloze ingrepen in een openbaar gebouw of een publiek toegankelijke ruimte als voldoende afstand houden sowieso moeilijk of onmogelijk is. Vraag klanten in dat geval om een mondmasker te dragen. Creëer ruimte, neem ze niet weg. Maak het mensen met een beperking niet nog moeilijker. Zorg dat een rolstoel vrije doorgang heeft in de gangpaden van en op de stoep voor je zaak. Als dat lukt, zal het met een witte stok, rollator en/of geleidehond ook geen probleem zijn.

Wie geeft het goede voorbeeld?

En daarmee is het ezelsbruggetje gemaakt. Want met de stoep voor je zaak was het misschien vóór corona al niet te best gesteld. Wie al eens een rolstoel of rollator over de voetpaden van verschillende steden en dorpen in dit land heeft voortgeduwd, kan er over meespreken: het aantal hindernissen varieert van "ça vakes" tot "hallucinant". Wie hetzelfde al in pakweg Spanje, Zweden, Denemarken of Nederland deed, weet dat het anders kan. Straten, pleinen, publieke gebouwen en openbaar vervoer zijn er nagenoeg standaard toegankelijk voor mensen met een beperking. 

Kies voluit voor ruimte en toegankelijkheid bij de vernieuwing van het kerkplein en de Dorpstraat

In ons historisch dichtbebouwde lapje Vlaanderen/België is er simpelweg wellicht niet altijd genoeg plaats om toegankelijkheid voor alle weggebruikers te verwezenlijken. Reden te meer om twee keer na te denken over de invulling van elke vierkante meter kostbare ruimte. En dat gebeurt gelukkig ook hoe langer hoe meer bij de heraanleg van straten en pleinen. Toch is er nog een lange weg te gaan, veel recht te zetten en vooral: veel weg te halen.

Niet alleen voor voetgangers trouwens. Uit een recente studie (juni 2020) van prof. dr. Bas De Geus (VUB) blijkt dat bij vier op vijf zware fietsongevallen geen gemotoriseerd voertuig betrokken is. Wel zijn putjes en paaltjes de oorzaak. De slachtoffers daarvan zijn heus niet allemaal slechtziend.

Wat treinstations in België betreft luidde CD&V-Kamerlid Jef Van den Bergh vorig jaar nog de alarmbel: eind 2017 waren 64 van de 550 stations van de NMBS volledig toegankelijk voor mensen met een beperking. Aan het huidige tempo (5 stations per jaar) hebben de NMBS en Infrabel alle stations aangepast in … 2116. Wie dacht dat de Oosterweelverbinding een werk van lange adem was?

Niet vervangen kost niets

De uitdaging is dus ook aan jullie, verantwoordelijken voor publieke ruimte, openbare werken en mobiliteit van onze steden en gemeenten: kies voluit voor ruimte en toegankelijkheid bij de vernieuwing van het kerkplein en de Dorpstraat. Vervang paaltjes, boordstenen en verkeersborden niet gewoon door nieuwe paaltjes, boordstenen en verkeersborden. Zet verlichtingspalen en bloembakken niet opnieuw pal in het midden van het voetpad. Haal ze weg waar ze niet nodig zijn. Niet vervangen kost niets. Dat zal ook de belastingbetaler graag horen.

Een witte stok is als een mondmasker

Net als de maatschappij heb ik als individu met een beperking ook tijd nodig om me aan te passen aan veranderende omstandigheden. Dat ik verwondingen oploop in een door de mensheid geschapen jungle van kantoor- of straatmeubilair, ligt in de eerste plaats aan mezelf. Ik kan er wel degelijk iets aan doen: mijn ingeperkte onafhankelijkheid opgeven om een ander soort van vrijheid te beleven. Mijn naaste omgeving dringt, niet eens meer zachtjes, aan op het gebruik van een witte stok. Een signaal, ter bescherming van het welzijn van mezelf én van anderen. Klinkt bekend, niet? Een mondmasker of een witte stok: het is niet meer dan een kwestie van gezond verstand.

VRT NWS wil op vrtnws.be een bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat over actuele thema’s. Omdat we het belangrijk vinden om verschillende stemmen en meningen te horen publiceren we regelmatig opinieteksten. Elke auteur schrijft in eigen naam of in die van zijn vereniging. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de tekst. Wilt u graag zelf een opiniestuk publiceren, contacteer dan VRT NWS via moderator@vrt.be.

Meest gelezen