Direct naar artikelinhoud
CoronacrisisToerisme Afrika

Toeristen blijven weg, maar stropers en ontbossers stromen toe: Afrikaanse parken zitten in de knel

Rangers van de Masai, een Keniaans volk.Beeld EPA

De natuurbescherming in Afrika zit door het coronavirus van twee kanten in de knel. De pandemie heeft het buitenlands toerisme lamgelegd dat veel wildparken financiert. En doordat overheden alle energie in de corona-aanpak moeten steken, krijgen stropers en ontbossers ruim baan.

De coronapandemie is een ramp voor de internationale natuurbescherming. Talloze nationale parken en wildparken werden in maart door het stilvallen van het internationale toerisme in een klap van een groot deel van hun inkomsten beroofd. Vooral in Afrika, waar vorig jaar 70 miljoen toeristen op safari gingen en 20 tot 30 miljoen mensen daarmee hun geld verdienden, hakte dat er goed in.

Volgens SafariBookings, een grote reissite, brengt de safari-industrie in de topbestemmingen Zuid-Afrika, Botswana, Kenia, Rwanda, Tanzania, Oeganda en Zambia 12,4 miljard dollar (11 miljard euro) per jaar op. Maar negen van de tien bedrijven in de sector verwacht dit jaar een omzetverlies van meer dan 75 procent. In Zuid-Afrika verwacht 90 procent van de bedrijven rond Kruger National Park de crisis niet te overleven.

Geen geld voor patrouilles

De gevolgen voor de natuur zijn groot. Parken hebben geen geld meer voor bewakingspatrouilles, diesel voor de terreinwagens, salarissen voor personeel. En omringende gemeenschappen moeten inkomsten uit lodges en village tours missen. Ook onderzoeksprojecten lijden eronder. Zo heeft Ol Pejeta Conservancy in Kenia het in-vitrofokproject voor de twee laatste noordelijke witte neushoorns gestopt, met drie embryo’s in de vriezer.

Groot is de zorg dat de combinatie van toenemende verarming van lokale gemeenschappen en afnemend toezicht en handhaving zal leiden tot een toename van stroperij. In Zuid-Afrika zijn drie wildparken al begonnen om tientallen neushoorns van hun kostbare hoorn te ontdoen om stropers te ontmoedigen. Ook is er vrees dat dorpelingen uit geldnood bomen gaan kappen om houtskool te stoken.

Het lijkt nog te vroeg om al van toename van stroperij te kunnen spreken. Mede doordat de meeste parken zijn blijven patrouilleren. Dat is essentieel. Beschermd gebied dat niet actief wordt beheerd moet als verloren worden beschouwd, aldus Peter Fearnhead van African Parks, een ngo die 17 nationale parken en beschermde gebieden beheert in 11 Afrikaanse landen.

Stropen voor vlees

Buiten de parken lijkt de stroperij al wel sterk toegenomen, vooral door de groeiende behoefte aan bushmeat, zoals apen en antilopen. Om dit soort door armoede gedreven stroperij tegen te gaan, investeert African Parks volgens woordvoerder Fran Read juist nu in de kwetsbare gemeenschappen rond haar parken. “We doen aan coronavirusvoorlichting en verspreiden voedselpakketten, mondkapjes en handgel.”

Bewijzen voor een toename van (georganiseerde) stroperij zijn er wel uit India. Traffic, een ngo die de illegale handel in producten van wilde dieren monitort, signaleert een ruime verdubbeling sinds de lockdown. Volgens de Wildlife Protection Society of India zijn er al vier tijgers, zes luipaarden en zeker een neushoorn gedood. Een lichtpuntje is dat de coronacrisis het criminelen logistiek niet makkelijker heeft gemaakt. Vanwege alle handelsbeperkingen blijven veel smokkelaars zitten met voorraden ivoor en pangolinschubben.

Buiten de parken lijkt de stroperij te zijn toegenomen.Beeld EPA

Buitenlandse toeristen

De coronacrisis roept wel vragen op over het natuurbeschermingsmodel in Afrika en elders. De meeste wildparken zijn op dit moment financieel volkomen afhankelijk van buitenlandse toeristen. Als die wegblijven,  vallen meteen bijna alle inkomsten weg. Binnenlandse toeristen kunnen dat nooit compenseren, want die bestaan in de meeste landen niet. Alleen een land als Zuid-Afrika zet er groot op in.

Hetzelfde probleem geldt ook voor de zogenoemde “nature conservancies”, een model waarbij lokale gemeenschappen hun land verhuren voor ecotoeristische doeleinden en in ruil meeprofiteren van inkomsten uit safarilodges en soms ook trofeejacht. In Namibië levert dat de bevolking 3,29 miljoen dollar (2,9 miljoen euro) per jaar op, maar nu de toeristen wegblijven raken ze die inkomsten kwijt.

Andere financiering

Een mogelijke oplossing zijn Wildlife Credits, een experimenteel programma in Namibië waarbij de lokale bevolking financieel beloond wordt voor het beschermen van wild, bijvoorbeeld door het openhouden van trekroutes van olifanten of het gedogen van een groep leeuwen in hun gebied. Het levert een duurzame bron van inkomsten op die ook blijft stromen als het toerisme wegvalt.

Het voordeel van Wildlife Credits, zegt Elke van Gils van World Wide Fund for Nature (WWF), is de positieve benadering van de mens-dierconflicten waarom het vaak draait. “Het is bovendien beter mensen te belonen voor resultaten achteraf dan om ze vooraf subsidie te geven. Het werkt ook beter dan ze achteraf te compenseren voor door leeuwen gedood vee, want dat laat het onderliggende belangenconflict intact.”

Virtuele safari

De safarisector intussen wil zo snel mogelijk terug naar business as usual. Zo wil de Tourism Business Council of South Africa het internationale toerisme al in september weer opstarten. Maar de piek van de pandemie in Afrika is volgens experts nog maanden ver weg, en de Zuid-Afrikaanse regering denkt dat het toerisme op zijn vroegst volgend jaar pas weer op gang komt. Op Tanzania en Zambia na blijven alle Afrikaanse landen voor toeristen gesloten, al hebben veel landen, zoals Zimbabwe afgelopen week, hun wildparken wel weer geopend.

Intenationale would-be-safarigangers zijn vooralsnog aangewezen op de virtuele safari, een onlinedienst waarbij je tegen betaling op afstand mee kunt met rangers om wild van nabij te zien. Safari-Live van WildEarth heeft zijn publiek sinds de coronacrisis zien verdrievoudigen. Maar in het echt wordt het misschien nooit meer zoals het was. Geen safari meer zonder coronatests, mondkapjes en 1,5 meter-safaribusjes.