Direct naar artikelinhoud
Reeks 'Misdaadzomer'De testamentmoord

De oudste beklaagde in de Belgische geschiedenis: pleegde de 89-jarige Clara een moord?

De Testamentmoord
Beeld HUMO

Corona gooide dit voorjaar roet in het eten, maar als een tweede golf uitblijft en de vrouw nog leeft, moet begin oktober dan toch de oudste beklaagde in de Belgische geschiedenis voor het hof van assisen in Aarlen verschijnen. Clara Maes (89) staat terecht voor de moord op de gefortuneerde weduwe Suzanne Thibeau (93) uit Libramont. De hoogbejaarde houdt vol dat ze onschuldig is, en harde bewijzen zijn er niet. ‘Maar ’s avonds rook de mantel van mevrouw Maes opvallend naar wasmiddel: daar had ze geen verklaring voor.’

Op zaterdagmiddag 3 januari 2015 gaan Maryse Mernier en Christian Gillet op bezoek bij hun oude vriendin Suzanne Thibeau (93) in Libramont, zoals ze wel vaker doen. Ze zijn niet de enigen die de hoogbejaarde vrouw nog opzoeken: ondanks haar gevorderde leeftijd is het bij momenten een komen en gaan bij Suzanne, en zeker tijdens de feestdagen. Goede vrienden krijgen met Nieuwjaar een doosje pralines, en vervolgens wisselen ze bij een glaasje port de laatste nieuwtjes uit. Zo is het altijd al gegaan, jaar na jaar. Maar die zaterdag draait het helemaal anders uit.

Maryse Mernier: “We kwamen omstreeks halfdrie in de avenue de Bouillon aan. Er was heel wat volk op de been, want de koopjesperiode was net gestart. Mijn man zette me af aan de voordeur en ging een parkeerplaats zoeken. De deur van Suzanne stond altijd op een kier, dus ik kon meteen naar binnen en ik ging de gang door naar achteren, tot in de keuken. Daar heb ik haar ontdekt. Ze lag op de grond op haar rug, in een grote plas bloed. In haar linkerhand hield ze nog een zakdoekje vast. Ik kwam dichterbij en legde mijn hand op haar: ze voelde nog een beetje warm aan. Toen mijn man aankwam, hebben we onmiddellijk de hulpdiensten gebeld. De man aan de telefoon vertelde me dat ik hartmassage moest proberen in afwachting van de komst van de ambulance. Ik heb dat gedaan, zo goed en zo kwaad als het ging, maar het was tevergeefs.”

Christian Gillet: “Op het aanrecht lagen de scherven van een aardewerken vaas. Dat vond ik wel vreemd. Ook op de canapé lag een scherf. Zonder nadenken heb ik die op tafel gelegd.”

Daarmee wordt een eerste detail gewijzigd aan de plaats van de misdaad, en het zal niet het laatste zijn. De hulpdiensten zijn snel ter plaatse, en vóór dokter V. zich over het lichaam buigt, verplaatst ze de tafel. Ze neemt de handen van Suzanne vast en klopt op haar borst. Ze strekt ook een arm en een been van het slachtoffer, en verandert zo de positie van het lichaam. Terwijl ze bezig is, pleegt Christian nog een telefoontje.

Gillet: “Het leek ons vanzelfsprekend dat we Clara zouden waarschuwen, haar boezemvriendin. Ze liet me weten dat ze wel wilde komen, maar dat het te veel had gesneeuwd: ze durfde in die omstandigheden niet met de auto te rijden. Daarom ben ik haar gaan halen – zo ver is het nu ook niet. Ze stond me op te wachten op het trottoir. We arriveerden tegelijk met de politie bij het huis van Suzanne.”

Dat is om 15.05 uur. Wanneer ze de keuken betreedt, stapt Clara op het lichaam van Suzanne af. Zo dicht dat ze in de plas bloed stapt en één van haar schoenen vuilmaakt. Ondertussen deelt de dokter haar bevindingen mee aan de twee inspecteurs van de politiezone Centre-Ardenne. Het tijdstip van het overlijden situeert ze drie à vier uur geleden, en alles wijst op een ongeval. Zonder nog veel vragen te stellen noteren de inspecteurs: ‘Volgens dokter V. zou mevrouw Thibeau zich in de hand gesneden hebben en het bewustzijn verloren hebben. Daarna is ze achterovergevallen, met haar hoofd op de grond, wat een schedeltrauma veroorzaakt zou hebben. Dat verklaart de plas bloed rond het hoofd. Aangezien mevrouw Thibeau Sintrom gebruikte (een geneesmiddel om de bloedstolling te remmen, red.), is ze in bewusteloze toestand leeggebloed. De spoedarts overhandigt ons een formulier III C zodat de begrafenisondernemer de toestemming heeft om het lichaam mee te nemen.’

De conclusie lijkt overhaast getrokken, maar er zijn verzachtende omstandigheden. Tijdens hun snelle onderzoek ter plaatse hebben de inspecteurs geen sporen van inbraak gevonden. Op de keukentafel ligt de portemonnee van Suzanne, waarin 200 euro zit. Dat doet hen besluiten dat het niet om een mislukte roofoverval gaat. Blijven nog over: de drie senioren die op de plaats van de misdaad aanwezig zijn. Om 15.40 uur, 35 minuten na hun aankomst, brengen de twee inspecteurs het parket op de hoogte van hun vaststellingen en de diagnose van de spoedarts. De magistraat van wacht dringt niet aan op verder onderzoek. Of zoals in het rapport staat: ‘Begrafenisondernemer René Grandjean uit Libramont heeft de toestemming om het lichaam mee te nemen en te begraven of te cremeren.’

Daarna is het een drukte vanjewelste in de woning van de overledene. De inspecteurs bellen Pierre Arnould, de burgemeester van Libramont, en die komt om vier uur een kijkje nemen. Hij bevestigt de vermoedens van de agenten, en dat noteren ze ook: ‘Meneer Arnould, die tevens huisarts is, voert een kort medisch onderzoek uit en komt eveneens tot het besluit dat het om een ongelukkig overlijden na een kwalijke val moet gaan.’ Terwijl er wordt gediscussieerd rond het stoffelijk overschot, neemt Clara het initiatief om de begrafenisondernemer te bellen. Samen met Maryse kiest ze de kleren uit die Suzanne op haar laatste reis zal dragen. Even later wordt het lichaam in de lijkwagen geschoven. Maryse stelt voor om de keuken te poetsen, maar één van de medewerkers van de begrafenisondernemer neemt het van haar over. Met flinke hoeveelheden allesreiniger en bleekwater wist hij alle sporen op de plaats van de misdaad uit.

Op dat moment komt Marie-Paule Collette binnen, nog een vriendin van Suzanne. Zij vermoedt meteen dat er iets niet pluis is en probeert dat ook in bedekte termen duidelijk te maken aan de inspecteurs, waarbij ze naar Clara kijkt. De agenten nemen het op in hun verslag: ‘Mevrouw Collette drukt ons op het hart dat we de deur goed moeten sluiten zodat niemand nog de woonst kan betreden, terwijl ze een veelbetekenende blik werpt op mevrouw Maes, die achteraan instapt in de auto van het echtpaar Mernier-Gillet.’ Inmiddels is de lijkwagen vertrokken naar het funerarium.

Maryse Mernier: 'De deur van Suzanne stond altijd op een kier, dus ik kon meteen naar binnen en ging de gang door naar achteren, tot in de keuken. Daar heb ik haar ontdekt.' (Foto: met haar man Christian Gillet.)

ZELFMOORD OF MOORD

Zonder de scherpe blik van begrafenisondernemer Grandjean zou er nooit sprake geweest zijn van gerechtelijke vervolging. Wanneer hij het stoffelijk overschot behandelt, merkt hij snijwonden in de hals op. Om 17.50 uur belt hij de politie, die meteen ter plaatse komt. De inspecteurs kunnen niet anders dan de bezorgdheid van de begrafenisondernemer delen. Ze brengen de parketmagistraat van Marche op de hoogte van de nieuwe wending, en die stelt een wetsdokter aan.

Dokter Renardy stelt wonden vast in de hals en de hoofdhuid die mogelijk zijn toegebracht met een scherp voorwerp. Aan het achterhoofd en op de schedel vindt ze wonden die veroorzaakt zijn door een stomp voorwerp of door een onzachte aanraking met een hard oppervlak. Op de handen zijn sporen terug te vinden die wijzen op zelfverdediging.

Ondanks die bevindingen wordt in de nacht van 3 op 4 januari de hypothese van zelfmoord geformuleerd. Om één uur ’s ochtends is er een bijeenkomst in het huis van Suzanne, met een onderzoeksrechter, iemand van het parket, de inspecteurs die de misdaad hebben vastgesteld, speurders en medewerkers van het gerechtslaboratorium. In het proces-verbaal staat: ‘De laboranten gaan uit van zelfmoord met behulp van een bloemenvaas. De vrouw heeft zich ermee op het hoofd geslagen en ze heeft één of meerdere scherven gebruikt om zich snijwonden in de hals toe te brengen.’ Een hypothese die van veel verbeeldingskracht getuigt, maar de wetsdokter blijft de volgende dag bij het denkspoor van moord: zij is er zeker van dat er een ander wapen gebruikt moet zijn. Dat wordt trouwens al gevonden bij de eerste huiszoeking, op 4 januari: een steakmes dat Suzanne Thibeau vaak gebruikte en waarop bloedsporen te zien zijn. Het ligt in een lade tussen andere messen.

Opnieuw komt Clara Maes in het vizier. Bij haar eerste verklaring aan de politie, op 3 januari om halfvijf in de namiddag, heeft ze niet verzwegen dat ze Suzanne ’s ochtends tussen negen en tien uur een bezoek had gebracht. Dat komt in de buurt van het vermoedelijke tijdstip van overlijden van Suzanne Thibeau. Als ze dat verband hebben gelegd, kloppen de speurders om tien over elf ’s avonds bij haar aan. Haar auto wordt verzegeld en zal door de technische recherche grondig onderzocht worden. Voorts moet ze de kleren overhandigen die ze heeft gedragen toen ze bij Suzanne op visite was. Dat doet ze zonder morren.

De inspecteurs nemen haar mee naar het commissariaat. De ondervraging van de 83-jarige vrouw duurt tot een stuk in de nacht. In grote lijnen bevestigt ze dat ze bij Suzanne op bezoek is geweest, maar ze zegt er niet bij dat ze met haar auto naar daar is gereden. Er zou niets bijzonders gebeurd zijn. Ze is een brood voor haar vriendin gaan kopen en ze hebben nog wat gebabbeld, waarna ze naar huis is teruggekeerd. Om drie uur ’s nachts zetten de speurders Clara thuis af.

De begrafenis van Suzanne Thibeau vindt plaats op 7 januari 2015. Er zijn een aantal agenten in burger aanwezig, die de rouwenden observeren. Clara Maes is niet alleen de hoofdverdachte, ze heeft de hele plechtigheid geregisseerd en gedraagt zich als een ceremoniemeester. Halverwege de dienst leest Christian Gillet een korte tekst voor: ‘Suzanne, je was altijd positief ingesteld, vrolijk en goedlachs. Nooit kwam er een klacht over je lippen. Als we je de laatste jaren kwamen bezoeken, zat je altijd op dezelfde plaats, in je fauteuil, en je was blij ons te zien...’

Marie-Paule Collette maakt als eerste de politie attent op Clara Maes als verdachte. De agenten noteren: 'Mevrouw Collette drukt ons op het hart dat we de deur goed moeten sluiten, zodat niemand nog de woonst kan betreden.'

SCHATRIJKE WEDUWE

Libramont is bekend om zijn landbouwbeurs, de bosrijke omgeving die uitnodigt tot verkwikkende wandelingen en zijn Keltisch museum. In de kleine Ardense gemeente van ongeveer elfduizend zielen kennen veel mensen elkaar al bijna hun hele leven en gaan nieuwsjes snel rond. Hoewel Suzanne Thibeau erg bescheiden leefde, heette het dat ze erg welgesteld was, en wat nog meer tot de verbeelding van de inwoners sprak: ze had geen erfgenamen. Ze woonde in het centrum, niet ver van de vroegere autozaak van haar eerste echtgenoot. Gérard Etienne was jarenlang concessiehouder in de provincie Luxemburg voor de merken van autobouwer British Leyland, zoals Austin, Mini en Triumph. Het echtpaar had geen kinderen. De zaak werd opgedoekt na het overlijden van Gérard, maar het vastgoed werd verhuurd en ondergebracht in een bvba, waarvan Suzanne de grootste aandeelhouder was.

In 2005 trouwde Suzanne Thibeau op haar 84ste met Georges Kune, een voormalige werknemer van de garage die 21 jaar jonger was. Er werd een nieuw testament opgemaakt, en Georges werd haar enige erfgenaam. Korte tijd later overleed hij echter, en Suzanne erfde al zijn vastgoed in Libramont. Vlak voor haar dood groeide het vermogen van de weduwe nog aanzienlijk aan, toen ze erfde van haar oudste zus Margot. Zij was getrouwd met een dokter die een klein fortuin had vergaard, hij zou een rekening in het groothertogdom Luxemburg gehad hebben waarop minstens een miljoen euro stond. Suzanne moest er wel achterstallige belastingen en een boete op betalen, maar het resterende half miljoen mocht ze overschrijven naar haar rekening bij ING in Libramont.

Suzanne Thibeau kende veel mensen in Libramont, en al haar vrienden en kennissen waren ervan op de hoogte dat ze er bijzonder warmpjes bij zat. Ze ontving veel en graag bezoek, en de ene vriendin was al toegewijder dan de andere, al dan niet met bijbedoelingen. Samen dronken ze dan een glaasje porto, haar enige pekelzonde. Suzanne vertelde graag over hoe ze met haar ouders in mei 1940 op de vlucht was geslagen toen de Duitsers België binnenvielen, of over haar vakanties in Le Touquet of Biarritz. Heel af en toe had ze het over haar geld en haar beleggingen. Ze sprak over haar fortuin zoals anderen het over het weer hebben.

Over één feit is iedereen het eens: Suzanne was graag gezien. Kennissen gingen brood halen voor haar, brachten haar overal naartoe, hielden de tuin netjes en hielpen haar met raad en daad. Ze kon zich erg vrijgevig tonen, maar vaker gaf ze de indruk dat er nog méér in zat. In de loop der jaren wijzigde ze haar testament minstens zes keer. Toen ze in 2005 haar hele vermogen aan Georges naliet, bevatte haar laatste wilsbeschikking een opmerkelijke clausule: als Georges vóór Suzanne zou overlijden, werden Robert en Marie-Paule Lamoline de nieuwe erfgenamen. Robert was een oude vriend van Georges, ze kenden elkaar van bij de lokale voetbalclub. Ook hij was één van de intieme vrienden van Suzanne: nu eens reed hij haar rond, dan weer speelde hij tuinman, en elke zondag gingen hij en Marie-Paule een portootje drinken bij de weduwe. Net als Clara Maes.

Clara Maes is geboren in Vlaanderen, en kwam in de jaren 60 in Libramont wonen, samen met haar echtgenoot, die er werk had gevonden. Clara was verpleegster van opleiding en kon aan de slag in het lokale ziekenhuis. Ze werkte vooral in het operatiekwartier, waar ze doortastend overkwam. Vrij snel leerde ze Suzanne en Gérard kennen. ‘Clara drong zich nogal op en was erg geïnteresseerd in hun financiën’, vertelt Marie-Paule Collette. Na de dood van de eerste man van Suzanne probeerde Clara nog meer in haar leven binnen te dringen. Toen ze in 2005 echter hertrouwde, leidde dat onvermijdelijk tot spanningen. ‘Georges Kune probeerde haar op een afstand te houden. Hij had het helemaal niet voor Clara’, vat Robert Lamoline het samen.

In maart 2012, twee maanden na de dood van Georges, verandert Suzanne Thibeau haar testament nog eens. Plots is Clara Maes de belangrijkste erfgenaam: zij heeft recht op maar liefst twee derde van haar vermogen. Het echtpaar Lamoline moet een stapje achteruit: voor hen is een zesde van Suzannes nalatenschap gereserveerd, en de rest is beloofd aan Marie Fisson, een achternicht. Toeval kan dat niet zijn: Clara was nadrukkelijker aanwezig dan ooit tevoren. Ze kwam elke dag langs, ze deed de boodschappen met Suzannes bankkaart, deed de vaat en hield haar administratie bij.

Meerdere vrienden van de oude dame zeggen vandaag dat ‘Clara de baas wilde spelen’, dat ze ‘Suzanne isoleerde en haar helemaal in haar macht had’. Sommigen vermoeden zelfs dat ze daarbij erg brutaal te werk is gegaan. Wat er ook van zij, niemand heeft destijds aan de alarmbel getrokken, wat hun getuigenissen niet sterker maakt. Haar thuisverpleegsters, haar notaris en haar bankier hebben allemaal verklaard dat de bejaarde vrouw nog zeer helder van geest was en zelfs het kasticket controleerde als Clara haar boodschappen bracht.

In 2014 kreeg Clara Maes twee zware tegenslagen te verwerken: eerst overleed haar echtgenoot, daarna haar zoon. Ze werd steeds stiller, Suzanne klaagde er soms zelfs over. Het moet haar ook danig aangegrepen hebben, want in september 2014 maakte ze een gift van 300.000 euro over aan Clara, en op hetzelfde moment schreef ze het bedrag van 130.000 euro over op de rekening van Marie Fisson, haar achternicht. In november vroeg ze haar notaris om langs te komen en in het bijzijn van Clara verzocht ze hem nog maar eens het testament te wijzigen. Nu was 70 procent van haar vermogen voor Clara bestemd, de rest ging naar Marie Fisson. Het echtpaar Lamoline verdween in deze versie helemaal uit beeld.

Op het assisenproces in oktober, in het gerechtsgebouw van Aarlen, zal Robert Lamoline tegen Clara Maes getuigen. Hij heeft het al aan de politie verklaard, en herhaalt het aan al wie het horen wil: op vrijdag 2 januari, de dag vóór de moord, kwam hij bij Suzanne op bezoek om haar een gelukkig nieuwjaar te wensen en zijn doosje pralines in ontvangst te nemen. ‘Ze trilde, ze was duidelijk ondersteboven. Het ging even over Clara en ze zei: ‘Het is een stuk crapuul.’’

Robert en Marie-Paule Lamoline, vrienden aan huis: ‘Toen ik Suzanne gelukkig nieuwjaar kwam wensen, was ze ondersteboven. Ze zei over Clara: ‘Het is een stuk crapuul.”

OVERAL DNA-SPOREN

De zaak heeft veel weg van een detectiveroman van Agatha Christie: de oude dame was omringd door een heel aantal mensen die onbesproken van gedrag waren en die alleen maar het beste met haar voorhadden. Maar in de vriendenkring van de gefortuneerde weduwe was Clara met voorsprong de meest ondernemende. Zij zal nu voor het hof van assisen moeten bewijzen dat ze niets met de moord te maken heeft.

Voor de openbare aanklager en de burgerlijke partijen zijn er voldoende aanwijzingen dat Clara Maes de moord heeft gepleegd. Zo bevond ze zich in de woning van Suzanne Thibeau in de tijdspanne waarin de vrouw om het leven is gebracht. Dat konden de speurders vaststellen toen ze beelden analyseerden van bewakingscamera’s van winkels in de buurt. Op 3 januari om 9.39 uur parkeerde ze haar auto niet ver van Suzannes huis. Een paar ogenblikken later ging ze er naar binnen, maar kort daarna kwam ze weer naar buiten en ging ze naar bakkerij Warginaire, een paar huizen verder. Daar is ze ook gefilmd: om 9.45 uur stond ze in de rij te wachten. Drie minuten later was ze weer bij Suzanne. En om 10.13 uur stapte ze in haar auto en reed ze weg.

Tegen de speurders heeft ze verklaard dat ze ongeveer een uur bij Suzanne is geweest, ergens tussen 9 en 10 uur. Maar alles bij elkaar is ze daar hoogstens twintig minuten binnen geweest. Dat bezoek was veel korter dan gewoonlijk, en ze had ook de vaat niet gedaan, wat ze anders wel deed. Dat wekt de indruk dat ze halsoverkop bij Suzanne is vertrokken. Later zal Clara zeggen dat ze die dag niet lang is gebleven omdat het zou gaan sneeuwen en ze dus snel terug thuis wilde zijn.

De videobeelden brachten nog andere interessante feiten aan het licht. Toen Clara Maes naar de bakker ging, droeg ze een zwarte mantel en een muts. Niet meer dan logisch, want het was die dag behoorlijk koud. Op de camerabeelden van 10.13 uur draagt ze nog altijd haar muts, maar geen mantel. De speurders klopten in de avond van 3 januari bij Clara aan en vroegen haar de kleren te overhandigen die ze had gedragen bij haar bezoek aan Suzanne. Een aantal kledingstukken geurden sterk naar wasmiddel, maar Clara ontkende dat ze die onlangs had gewassen. Andere kledingstukken die ze had meegegeven, bleek ze die dag helemaal niet gedragen te hebben.

Was er een goede reden waarom ze, ondanks de koude, zonder mantel is vertrokken bij Suzanne? Ze heeft hem mogelijk uitgedaan vlak voor ze in haar auto stapte, maar ze had geen uitleg voor de sterke geur van wasmiddel, en toen de speurders haar confronteerden met het feit dat ze kleren had meegegeven die ze die dag niet had gedragen, volhardde ze in stilzwijgen.

‘Bij de bakker droeg Clara een mantel en een muts. Toen ze later bij Suzanne vertrok, droeg ze geen mantel meer.' (Foto: een beeld van de bewakingscamera.

Het onderzoek heeft nog meer vreemde elementen in de getuigenis van de beschuldigde aan het licht gebracht. Ze heeft tot drie keer toe haar versie gewijzigd over waar het slachtoffer zich bevond toen ze haar opzocht. Zat ze in de fauteuil, zoals gewoonlijk? Of op een stoel? Ook beweerde ze de aardewerken vaas niet te herkennen. Een speurder: ‘Dat lijkt vreemd voor iemand die elke dag op bezoek kwam bij het slachtoffer. Temeer daar mevrouw Thibeau die vaas cadeau heeft gekregen en ze meer dan eens op tafel heeft gezet om er boeketten in te zetten.’

Voorts heeft het sporenonderzoek in de auto van de beschuldigde nog meer bezwarende elementen opgeleverd, zoals in de akte van beschuldiging staat: ‘Er bevond zich DNA van Suzanne Thibeau op het stuur, de rugleuning van de bestuurdersstoel, de klink aan de binnenkant van het portier van de bestuurder en de versnellingspook.’ Suzanne zelf had al zes jaar niet meer gereden en had voor het laatst in Clara’s auto gezeten in december 2014, toen ze samen naar een kledingzaak in Recogne gingen. Volgens een expert is de meest plausibele verklaring voor de DNA-sporen een contact met lichaamsvloeistoffen zoals bloed, speeksel of urine. De conclusie van de speurders is in vraagvorm opgenomen in het proces-verbaal: ‘Hoe vallen de veelvuldige DNA-sporen van Suzanne Thibeau in de auto van Clara Maes te verklaren, terwijl die laatste geen enkele uitleg geeft over contact met bloed of een andere lichaamsvloeistof van Thibeau?’

A décharge is er het feit dat de auto is onderzocht met een oplossing met luminolpoeder, die lichtgevend wordt als ze in contact komt met bloed, en die test leverde niets op. De advocaten zullen zeker beklemtonen dat de dagelijkse contacten tussen slachtoffer en beschuldigde de aanwezigheid van het DNA kunnen verklaren. Bovendien is er ook DNA van een tot nog toe niet geïdentificeerde man en vrouw aangetroffen in de auto. De camerabeelden zijn ook alleen maar gebruikt om het komen en gaan van Clara te verifiëren. Andere bewegingen op de beelden ’s ochtends vroeg of in de vroege namiddag van 3 januari 2015 zijn niet onderzocht.

Ook over het motief zal stevig gedebatteerd worden voor de jury in Aarlen. Als het Clara Maes om het geld te doen was, had ze haar doel dan al niet bereikt? Ze had een gift gekregen en het testament was in haar voordeel gewijzigd. Of zou ze één en ander hebben willen versnellen, of aangestuurd hebben op nog een wijziging?

Clara Maes heeft altijd haar onschuld staande gehouden, maar volgens meester Olivier Janssens, een advocaat die gespecialiseerd is in erfenisrecht, zal ze in geval van een veroordeling geen aanspraak meer kunnen maken op de nalatenschap van Suzanne Thibeau, zoals bepaald is in artikel 727 van het Burgerlijk Wetboek. ‘Wie is veroordeeld voor moord of medeplichtigheid aan moord, kan niet meer erven van het slachtoffer. Een aanvullende wet uit 2013 bepaalt wel dat kinderen niet verantwoordelijk geacht kunnen worden voor de daden van hun ouders. Als mijn vader mijn opa om het leven zou brengen, zou ik wel in zijn plaats kunnen erven. In dit specifieke geval hebben de afstammelingen van Clara geen enkele bloedband met het slachtoffer. Als zij schuldig wordt bevonden, kunnen ze in geen geval aanspraak maken op de nalatenschap. Het gevolg zou zijn dat dat erfdeel wordt gevoegd bij het deel van de andere begunstigde, in dit geval de achternicht van mevrouw Thibeau. Wordt mevrouw Maes vrijgesproken, dan zal ze wel haar erfdeel ontvangen, verminderd met 80 procent successierechten.’

Rest nog de discussie over de leeftijd van de beschuldigde. ‘Zolang men helder van geest is en in goede gezondheid verkeert, is er geen reden waarom men geen verantwoording zou moeten afleggen voor zijn daden’, zegt strafpleiter Denis Bosquet. Maar kun je iemand van 89 jaar nog naar de gevangenis sturen? Monique Meunier, een achternicht van Suzanne en de enige burgerlijke partij in het proces: ‘Ik wil dat er toch gerechtigheid geschiedt. Het proces heeft zin, al was het maar om een bekentenis te horen. Maar als mevrouw Maes schuldig wordt bevonden, hoeft ze voor mij niet per se opgesloten te worden. Ik wil geen blinde wraak. Als de rechtbank oordeelt dat Clara geen gevaar vormt voor de andere bewoners in het rusthuis waar ze nu verblijft, hoeft ze voor mij niet naar de gevangenis.’

OVERAL DNA-SPOREN

© Humo