Direct naar artikelinhoud
Congo-commissie

Wie werd rijk van de kolonisatie? Commissie neemt opbrengsten vanuit Congo onder de loep

Voorzitter Wouter De Vriendt wil weten wie in ons land rijk werd van kolonisering.Beeld Wouter Maeckelberghe

De pas opgerichte Congo-commissie zal ook uitzoeken waar de geldstromen uit de voormalige kolonie zijn terechtgekomen. Dat zegt de nieuwe commissievoorzitter, Wouter De Vriendt (Groen) in een interview met De Morgen.

De nieuwe Congo-commissie wil geen enkele discussie rond het koloniale verleden uit de weg gaan. De pas aangestelde voorzitter, parlementslid Wouter De Vriendt (Groen), laat in een gesprek met deze krant weten dat dat ook geldt voor mogelijke herstelbetalingen.

Op de vraag of de commissie in dat opzicht enkel naar de Belgische staat zou kijken, of ook naar de ‘niet-statelijke’ actoren, zoals de monarchie en het bedrijfsleven, zegt De Vriendt dat daar geen beperking op zit. “We gaan ook bekijken waar de financiële stromen vanuit Congo, Rwanda en Burundi zijn terechtgekomen in ons land. Overigens staat in de oprichtingstekst heel expliciet dat deze bijzondere commissie over Congo ook een parlementaire onderzoekscommissie kan oprichten, als een soort van stok achter de deur.”

Herstelbetalingen 

Het debat over herstelbetalingen speelt zich af in de marge van dat over excuses, waar de commissie zich ook over zal buigen. Juristen hebben er al op gewezen dat excuses mogelijk zouden kunnen leiden tot claims voor herstelbetalingen. Dat de Congo-commissie koloniale geldstromen wil nagaan, is dus best opmerkelijk.

Toen koning Leopold II aan het hoofd stond van Congo Vrijstaat (1885-1908) – nu vooral berucht door de gruweldaden – organiseerde hij zijn privébezit als een investeringsproject waar grote Belgische ondernemers een graantje van meepikten. Ook grote bedrijven als de Société Générale en dochterbedrijf Union Minière du Haut-Catanga waren in Congo actief. De vraag is wel in hoeverre het mogelijk is om al die geldstromen precies uit te vlooien.

“We weten daar al een aantal zaken over, maar er moet nog veel onderzoek over gebeuren”, zegt historicus Idesbald Goddeeris (KU Leuven). “In het begin deed men in Congo vooral in rubber. Later ook in katoen, koper en andere ertsen. Je zou dat in kaart kunnen brengen. Maar ik weet niet of men die vragen op korte termijn kan beantwoorden. De commissie heeft in eerste instantie een jaar. Misschien was er beter eerst overleg geweest met historici over wat er precies haalbaar is.”

Een van de werken die al verschenen zijn over Belgische bedrijven in Congo is het boek Congo 1885-1960. Een financieel-economische geschiedenis door de econoom Frans Buelens, uitgebracht in 2007. Hij ging na wat de rentabiliteit was van beursgenoteerde bedrijven en besloot onder meer: “De Congolese bedrijven behoorden tot de meest winstgevende ter wereld.” Dat er veel geld verdiend is, staat dus buiten kijf. Auteur Lucas Catherine schrijft in zijn boek Het dekoloniseringsparcours dat van de twintig rijkste families in ons land, er tien zijn “die rijk werden dankzij Congo”. 

“Ik ben er ook van overtuigd dat het wel mogelijk is om een aantal geldstromen te traceren”, zegt historicus Mathieu Zana Etambala, die op de lijst staat van experts voor de commissie. “Sommige bedrijfsarchieven zitten in Tervuren bij het AfricaMuseum, andere in het Algemeen Rijksarchief. Maar er is ook veel materiaal in Congo gebleven. Daarom had ik gevraagd om ook een historicus uit Congo in de expertengroep te zetten.”