Direct naar artikelinhoud
InterviewHuis van Hiele

Eric Goens, enfant terrible van de tv-wereld: ‘Ik zal je zeggen wie mijn huis heeft betaald: Christian Van Thillo’

Eric Goens: ‘Vrijblijvende docu’s maken voor Arte: nee, dank u, niet aan mij besteed. Ik wil voor een vol stadion spelen. Anders ben ik intens ongelukkig.’Beeld Bob Van Mol

‘Iedereen lijkt me te beschouwen als een bullebak.’ Eric Goens (51), vanaf maandag op tv met De zomer van, geldt als het enfant terrible van de tv-wereld. Een pose? ‘Ik ben als interviewer zogezegd een bloedzuiger, maar intussen zuig ik ook mezelf leeg.’

Slow food meets slow journalism. Negen zaterdagen lang gaat een journalist in het restaurant van Willem Hiele in Koksijde enkele uren in gesprek met een spraakmakende gast. Vandaag: tv-maker Eric Goens.

Tv-maker Eric Goens speelt vanavond een thuismatch. We bevinden ons op het grondgebied van Koksijde, in de moestuin van het restaurant dat ongeveer dezelfde naam draagt als zijn succesprogramma: Het huis van Hiele. Vier straten verderop groeide hij op – van een schriele dreumes met een piepstemmetje tot een onverschrokken roeptoeter van 1,96 meter hoog.

“Koksijde definieert mij helemaal”, zal hij op het einde van het gesprek zeggen, wanneer hij tegen zijn voornemen in toch een fluit Belgische bubbels en twee bekers wijn heeft gedronken. “Ik voel mij geen West-Vlaming, geen Vlaming, geen Belg, geen Europeaan en al helemaal geen wereldburger. Ik ben enkel en alleen Koksijdenaar.”

BIO • geboren op 21 april 1969 in Nieuwpoort • studeerde politieke wetenschappen in Parijs en journalistiek in Tilburg • was journalist bij De Morgen, Panorama / De Post, Humo, Bonanza • in 2001 hoofd-redacteur van VTM- nieuwsmagazines, later hoofd­redacteur nieuwsdienst en directeur informatie • zaakvoerder van productiehuis Het Nieuwshuis • maakt programma’s als Kroost, Het huis, Onze dochter heet Delphine en Bargoens • presenteert vanaf 20 juli op VTM De zomer van, waarin hij BV’s volgt in coronatijden

Is dat iemand die niet kan weerstaan aan de zuigkracht van de zee, de smaak van zand en de geur van gekookte garnalen?

Eric Goens: “Nee, het is gewoon de enige verbondenheid die ik heb. Ik ben heel vaak verhuisd in mijn leven. Tot mijn achttien jaar ben ik hier gebleven, maar ondertussen ging ik wel in Brugge naar de middelbare school. Vervolgens heb ik vier jaar in Tilburg gestudeerd, een jaar in Amsterdam en twee jaar in Parijs. Tien jaar in Gent gewoond, twee jaar in Brussel, acht jaar in Steenhuize-Wijnhuize (een deelgemeente van Herzele in Oost-Vlaanderen, red.), en nu al acht jaar in Bertem.

“Ik heb mij op al die plekken kostelijk geamuseerd, maar als de zee riep, of als mijn kop volliep met problemen, sprong ik in mijn auto en kwam ik naar hier. (lacht) Pathetisch, hè? Terwijl ik als kind, toen ik hier woonde, totaal niet begreep waarom iedereen per se naar zee wilde komen. Misschien komt het door het feit dat ik op zo veel verschillende plekken gewoond heb, dat ik mij maar op één plek echt thuisvoel: hier. Vorige week ben ik nog afgekomen met mijn zoon. We hebben op onze moutainbikes door de vloedlijn geploegd. Heerlijk.”

De karikatuur van Koksijde is de garnaalvisser te paard.

“Mijn grootvader heeft dat gedaan! Ik heb nog een heroïsche foto van hem, in vol ornaat, gezeten te paard, genomen ergens in de jaren 30 of 40. (haalt een kleine afbeelding ervan uit zijn portefeuille) Ze verkopen dat nu als toeristische folklore, maar in werkelijkheid was het een vreselijke stiel. Je wilt niet weten hoeveel er verdronken zijn, mannen én paarden. De Noordzee is een gevaarlijke plas, met sterke stromingen en onderstromingen. Als je daardoor gegrepen wordt, is het ciaokes byekes en tot nooit meer. Nu nog zijn er gasten die gaan kruien, zoals dat heet, met laarzen tot net onder hun oksels. Maar als die vol water lopen hangt er vijftig kilo aan elk van hun benen.

“De garnaalvissers waren de mijnwerkers van de zee. Met dat verschil dat de mijnwerkers nog redelijk goed betaald werden in verhouding tot het risico dat ze liepen. Mijn grootvader was het prototype van de noeste, hardwerkende West-Vlaming. Naast garnaalvisser was hij kolenmarchand. Ik ben niet geboren met een gouden lepeltje in de mond.”

Was je hier voor hetzelfde geld blijven hangen?

“Nee, in weerwil van mijn sentimentele verknochtheid begrijp ik niet dat mensen hier hun hele leven kunnen wonen en echt verzonken kunnen geraken in de West-Vlaamse klei. Ik heb hier wel mijn hele jonge leven gewerkt. Ik was amper vijf jaar toen ik al meehielp in de krantenwinkel van mijn vader, hier vier straten verder. (lacht)

“In de seizoenarbeid aan de kust bestaat een strakke hiërarchie. Aan de top van de keten staan de redders, die de mooiste meisjes kunnen krijgen. Daaronder heb je de garçons, die de dikste fooien opstrijken. En daar nog onder staan de sukkelaars die in een toeristisch prullenwinkeltje werken. Dat heb ik lange jaren gedaan. Ik bewaakte de ansichtkaarten in de zaak van mijn ouders.”

Ansichtkaartenbewaker?

“Ja, zorgen dat het rek niet leeg was nadat er een horde toeristen was gepasseerd. Oersaai. Ik zat er in een stoeltje naast, of ik drentelde wat rond. En dan kwamen er dertig toeristen voorbij en waren we toch nog twintig kaarten kwijt. Later ben ik met een triporteur vol kranten en bladen gaan rondrijden. Mijn vader was namelijk de uitvinder van de rijdende krantenwinkel. Driehonderd kilo boekskes duwde ik van Koksijde-dorp naar Koksijde-bad. Tegen de tijd dat mijn toer erop zat, had ik alles gelezen. Van Donald Duck over De zwijger tot Humo en Het rijk der vrouw.

‘‘Welkom in de club van de miljonairs’, zei Tom Lenaerts. Voor alle duidelijkheid: in kijkcijfers, niet in centen. ‘Vanaf nu is uw leven naar de kloten.’’Beeld Bob Van Mol

“Op mijn zestiende heb ik de grote vadermoord gepleegd en ben ik in de horeca gaan werken, in de allereerste beachbar van Koksijde. Voor strandterrassen kreeg je toen nog geen vergunning. Maar ik was zo’n wijsneus die vaak naar de gemeenteraad ging en ik rook dat er een trendbreuk zat aan te komen. Ik zei tegen de uitbater: ‘Doe je aanvraag en je zult zien: dat komt in orde.’ En zo geschiedde. Man man, sloten geld verdiend. Ik werkte op commissie en ik incasseerde tipgeld. De toeristen die ik het liefst zag komen waren de Duitsers, zij waren de meest gulle tippers. Als student van zestien jaar verdiende ik 2.500 euro bruto per maand.”

Bestond de euro toen al?

(lacht) “Nee, maar ik heb het even voor je omgerekend. Honderdduizend frank. Waanzin. Van mijn pa kreeg ik zestiendduizend frank om die rottige triporteur voort te stoempen.”

Miste je de boekskes niet?

“Keihard. Maar de klad kwam in de krantenhandel. Eerst is mijn vader movieboxen beginnen te verhuren. Kort daarna is hij er helemaal mee gestopt. Later is het een videotheek geworden, en nu is het een vapeshop.”

Een beetje zoals het met jouw carrière in de media is gegaan: van het gedrukte woord naar bewegend beeld.

“En nu ik gestopt ben met roken klopt die vapeshop ook helemaal. (stil) Ik denk dat ik achttien was toen mijn ouders stopten met de krantenzaak. Dat was het einde van een tijdperk voor mij. Ik was in rouw. Sterker nog: in shock. Ik studeerde toen in Nederland. Wanneer ik op zondagavond mijn reiskoffer vulde, stak ik die voor een kwart vol met kleren. Het andere driekwart bestond uit kranten, tijdschriften en boeken. En plots viel mijn bevoorrading weg. Mijn ouders hebben speciaal voor mij nog een deal gesloten met de overnemer, zodat ik pakketten uit de winkel kon blijven halen...”

Tegen een vast bedrag per week?

“Nee gij, gratis! Ik bracht alles kraaknet terug. Ik behandel tijdschriften en boeken met zachtheid en respect, meneer. Nog steeds. Als ik een boek uitgelezen heb, ziet het eruit alsof het recht van de drukker komt. Ik krijg het benauwd als ik iemand de rug van een boek zie breken. Heiligschennis vind ik dat. Of een krant uit elkaar halen, nog erger. ‘Geef je mij het sportkatern even door?’ Een amputatie!”

Het ging niet zo ver dat je weggewaaide kranten van het strand raapte?

“Lach me maar uit. Ik vind dat die freakiness van mij ook wel een zekere liefde voor het artefact en voor het ambacht verraadt.”

Over naar de zomer van 2020. Veel tv-producties zijn stilgelegd of uitgesteld, jij beleeft je drukste zomer ooit.

Goens: ‘Toen VTM de bestelling plaatste voor De zomer van... hadden we nog 88 dagen tot de eerste uitzending. Daar moesten we 96 draaidagen in zien te proppen. Maar ik had er zo veel zin in, dat ik dacht: ‘Okay, let’s go.’”

Niet eens zo lang geleden heb je gezegd...

“Nu gaat het komen!”

... dat je je niet kon voorstellen dat je aan tien programma’s tegelijk zou werken. Dan zou de kwaliteit onvermijdelijk gaan lijden onder de kwantiteit.

“Dat heb ik niet gezegd!”

Dat heb je wel.

“Wat ik gezegd heb is nog veel erger, namelijk dat ik dat never ever zou doen, aan tien programma’s tegelijk werken.”

En kijk, we zijn zover.

“Nee, ’t is nog veel erger: het zijn er nu tweeëntwintig. Vorige week zijn er nog twee bij gekomen.”

Kortom: we nemen wat jij zegt maar beter niet al te ernstig.

“Ik had dat beter niet gezegd. Wij zijn het enige productiehuis (Het Nieuwshuis, red.) dat voor de vier grote zenders werkt: Eén, VTM, VIER en Canvas. Daarnaast zijn we bezig voor Telenet, en misschien komt er ook nog iets voor Netflix. In termen van output zijn we ondertussen het grootste productiehuis van Vlaanderen, denk ik.”

Heb je straks nog een beetje vakantie?

“Dat zal voor na de vakantie zijn. Aansluitend op De zomer van... beginnen we onmiddellijk aan de nieuwe reeks van Het huis.”

Dat na een uitstapje naar Zuid-Afrika opnieuw in België wordt gedraaid, las ik.

“Exact, in mijn eigen huis in Bertem bij Leuven.”

Waarom wilde je aanvankelijk niet geweten hebben dat het jouw eigen huis was?

“In de beginjaren was dat een onderdeel van het concept: de gast werd geblinddoekt en wist echt niet waar hij zou terechtkomen. Bart Peeters was ervan overtuigd dat we in de buurt van de Provence waren, nadat we drie uur met hem hadden rondgereden. Je kent Bart, eens zijn fantasie op hol slaat. Helemaal gedesoriënteerd was hij. (grijnst)

De Morgen heeft eens geïnsinueerd dat ik mijn eigen huis via de VRT met belastinggeld heb gefinancierd. Ik heb toen een rechtzetting gevraagd maar niet gekregen; volgens de hoofdredacteur was het ironie. Ik zal je zeggen wie mijn huis heeft betaald: Christian Van Thillo, heden DPG Media, tevens de eigenaar van De Morgen. Ik heb dat huis voor een behoorlijk stuk gefinancierd met de ontslagpremie die ik bij VTM opstreek na tien jaar trouwe dienst als hoofdredacteur en directeur informatie. (lacht hard) Je mag veel schrappen uit dit interview, maar dit niet. Toen ik het kocht was het trouwens helemaal geen doorzonpaleis maar een uitgewoonde fermette die al tien jaar op de markt stond en die niemand wilde. De renovatie heeft drie jaar geduurd.”

Je werd bij VTM ontslagen omdat je heel nauwe contacten onderhield met Wouter Vandenhaute, die toen pas met VIER was begonnen. Men wilde het moment voor zijn dat je met veel poeha overstapte naar de nieuwe commerciële concurrent.

“Nee, dat klopt niet. Ze hebben mij ontslagen omdat ik al jaren klinkende ambras had met Ricus Jansegers, de directeur programmatie van VTM. In de tien jaar dat ik daar gezeten heb, heb ik acht jaar moeten besparen en herstructureren. Vechten voor elke euro. Heroïsche veldslagen hebben Ricus en ik geleverd. Overigens in de beste verstandhouding, want we hebben samen ook belachelijk veel pinten gedronken.

“Mijn contacten met Wouter zijn misschien een bijkomende trigger geweest om mij de laan uit te sturen, maar ik vraag me nog altijd af of ik zou zijn overgestapt als ik bij VTM geen problemen had gehad. Ik denk het niet.”

Je bent en blijft een nieuwsman, geen Woestijnvisser?

“’s Morgens werd ik ontslagen bij VTM, ’s middags heb ik getekend bij Woestijnvis. Ik heb er een jaar niks gedaan. Ik was compleet ongeschikt om daar te renderen. Ik wilde programma’s maken, maar ze gebruikten mij als een manusje-van-alles. Ik moest vooral veel dingen doen waarin ik eigenlijk geen zin had. ‘Je moet geduld hebben’, zei Wouter altijd maar, ‘je moet eerst door de filter van het bedrijf’. Het duurde net zo lang tot de filter scheurde. Onze dochter heet Delphine, de tweedelige docu met Sybille de Selys Longchamps, de ex-minnares van koning Albert en de moeder van Delphine Boël, heb ik gemaakt buiten het medeweten van Wouter om. Dat idee heb ik gepitcht bij Philippe Bonamie en Liesbet Vrieleman, die toen de baas waren bij VIER. Twee keer zeven à achthonderdduizend kijkers, een hoop fuzz, en dertig keer verkocht in het buitenland. Ik was vertrokken.

Eric Goens, enfant terrible van de tv-wereld: ‘Ik zal je zeggen wie mijn huis heeft betaald: Christian Van Thillo’
Beeld Bob Van Mol

“Vervolgens kreeg ik van VIER het fiat om een reeks te maken: Kroost. Ik dacht bij mezelf: fuck, nu moet ik een cameraman en een klankman inhuren, een montagecel boeken, heel de reutemeteut. Is het wel de moeite om daarvoor een eigen productiehuis op te richten? Misschien is het sprookje na één reeks al voorbij? Ik ben toen bij drie productiehuizen gaan aankloppen met een voorstel: ‘Hier is een getekende en gebudgetteerde deal voor een achtdelige tv-reeks, als jullie ze produceren en mij een fee per dag betalen, mogen jullie de winst op zak steken.’ (lacht) Alle drie productiehuizen hebben nee gezegd. Twee ervan bestaan vandaag niet meer. I kid you not.”

En vervolgens zei je dag-met-het-handje tegen VIER en Woestijnvis en trok je met je beste idee, Het huis, naar Eén. Hebben ze je toen niet verweten een ondankbare hond te zijn?

Het huis was besteld door VIER, maar ze bleken er geen ruimte voor te hebben in hun programmaschema. Op hetzelfde moment stapte Olivier Goris op bij Woestijnvis om netmanager te worden van Eén. Hij vroeg me om een paar ideeën te komen pitchen bij de VRT. Ik ben vier, vijf dingen gaan voorstellen, en aan het einde van de meeting vroeg Olivier langs zijn neus weg: ‘Zeg, en hoe zit het met dat huis?’ Ik heb het concept ervan nog even samengevat in drie minuten, er werd wat gemompeld aan de andere kant van de tafel, en toen zei Olivier: ‘In het najaar in primetime op Eén.’ Ik viel haast van mijn stoel. Het enige wat ik kon uitbrengen was: ‘Pardon?’ In mijn hoofd was Het huis een typisch Canvas-programma: met interessante gasten rustig en beschaafd keuvelen over the meaning of life. Dat op Eén programmeren was in mijn ogen een gruwelijke vergissing.”

Maar het bleek uw kwantumsprong te zijn.

“Ongelooflijk. Eerste aflevering, met Luc Appermont en Bart Kaëll: 920.000 kijkers. Tweede aflevering, met Marieke Vervoort: boven het miljoen. Tom Lenaerts belde mij: ‘Welkom in de club van de miljonairs’, zei hij. Voor alle duidelijkheid: in kijkcijfers, niet in centen. En hij voegde er aan toe: ‘Vanaf nu is uw leven naar de kloten.’ Ik zei: ‘Allee Tom, dit is de mooiste dag van mijn leven, hier kan niks of niemand meer tegenop.’

“Kort daarna: Molenbeek, een vierdelige docureeks over een plek waar vrijwel niemand in Vlaanderen affiniteit mee heeft of wil hebben. Op Eén, andermaal in primetime, tegenover De mol op VIER. Wéér een gruwelijke vergissing, vond ik, maar ik durfde al niks meer te zeggen. Vier keer meer dan een miljoen kijkers.”

Is het eigenlijk al ooit fout gegaan in je prille geschiedenis als tv-maker?

“Ja, met de eerste reeks van Bargoens. Toen heb ik gevoeld dat je de verwachtingen niet elke keer kunt inlossen.”

Maar je bent er de man niet naar om de verwachtingen te temperen.

“Dat klopt. Dat komt er nog eens bij. (lacht) Ik word altijd instant verliefd op het programma waar ik op dat moment mee bezig ben. Dat enthousiasme is oprecht, hoor. En dat durf ik al eens te delen met collega’s, her en der in de media: ‘Kijk eens naar dit fragment, ik denk dat daar nieuws in zit.’ Ik weet dan heel goed wat ik zeg. Ik weet namelijk wat nieuws is, al sinds ik vijf jaar was.”

Je lijdt aan acute scoringsdrang.

“De drang naar een zo groot mogelijk publiek, zou ik het noemen. Vrijblijvende docu’s maken voor Arte, waar je drie jaar aan werkt en waar dan driehonderd man naar kijkt: nee, dank u, niet aan mij besteed. Ik wil voor een vol stadion spelen. Anders ben ik intens ongelukkig.”

En je lijdt aan het syndroom van de succesvolle tv-maker: je bent hyperallergisch voor kritiek.

“Da’s waar.”

Zelfs kritiek op je gasten neem je persoonlijk. Je neemt ze totaal in bescherming.

“Dat beschouw ik als mijn plicht. Weet je wat het ergste is wat programma’s als Het huis en Bargoens kunnen overkomen? Dat de mensen die ik daarin uitnodig tegen mij zeggen: ‘Ik wil mij wel blootgeven bij u, beste Eric, maar als het gevolg daarvan is dat ik daarna nog drie jaar achtervolgd word door de boekskes, dan heb ik daar geen zin in.’

‘Toen ze mij buitenjosten bij VTM, ben ik hard op mijn smoel gegaan. Ondanks de riante ontslagpremie. Een jaar lang ben ik door de woestijn gegaan.’Beeld Bob Van Mol

“De aflevering van Kroost met Eddy Wally was daarvan een schoolvoorbeeld. Eddy Wally zei: ‘Laat ze allemaal maar lachen met den Eddy, ik rijf ze toch maar lekker binnen.’ En zijn manager voegde er aan toe: ‘Eddy is een beetje een kwajongen, hij maakt zijn Mariëtje altijd wijs dat zijn auto naar de garage moet voor onderhoud, zelfs om negen uur op donderdagavond als hij zin heeft om een pintje te gaan drinken.’ Twee weken later kreeg ik de Story aan de lijn: ‘Meneer Goens, kun je off the record bevestigen dat Eddy Wally eigenlijk een pedofiel is die op donderdagavond op jonge jongetjes gaat jagen in Brussel?’ I beg your fucking pardon! Inderdaad, dan neem ik de vlucht vooruit en schrijf ik een opiniestuk onder de titel: ‘Rioolratten, rol uw matten.’ Voeten vooruit, en dat het heel veel pijn mag doen. Ik voel mij op zo’n moment medeplichtig aan wat die mens overkomt, aan het verdriet dat hem wordt berokkend, begrijp je?

“Bovendien: als het een automatisme wordt dat mensen eerst in volle glorie verschijnen in Het huis, en dat ze daarna volledig de dieperik ingaan in de boekskes, dan kan ik wel inpakken. Dan komt het wezen van wat ik doe in gevaar. En ik wil niet dat ze van mij zeggen: ‘Toen ik aan het verzuipen was in het moeras van de yellow press, stond Eric Goens grijnzend toe te kijken en hij deed niks.

“Soms gaat de aversie tegen mijn persoon ook erg ver, hè. Neem nu de tv-critici van De Standaard, die altijd in mijn nek zitten. Toen de #MeToo-zaak rond Bart De Pauw losbarstte, hebben die naar vijftien journalistes en medewerksters gebeld met de vraag: ‘Valt er misschien ook iets te vertellen over Eric Goens?’”

Zonder aanleiding?

“Zonder niks! Tien van die vijftien vrouwen hebben onmiddellijk naar mij gebeld en me gewaarschuwd: ‘Let op Eric, ze zijn je aan het zoeken.’ (stil) Dus ze moeten vooral niet blèten als ik ook eens giftig uithaal.”

Op de een of andere manier slaag je er altijd in om vrolijk te blijven in je aanvalslust. Is dat karakterieel?

(brede grijns) “Ik ben oprecht blij dat je dat zegt, want iedereen lijkt mij te beschouwen als een bullebak die geen vrolijkheid kent.”

Ik zie veel vrolijkheid in de bullebakkerij. Geef het maar toe: je geniet ervan om mensen de volle laag te geven, om de emmer der vernedering tot de rand te vullen.

“Ab-so-luut. Soms, als ik het mes weer eens net iets te diep in een wonde heb gedreven, vraagt mijn lief: ‘Allee Eric, waarom doe je dat nu?’ Dan kan ik alleen maar zeggen: ‘Omdat ik het plezant vind.’”

Is het compensatie? Heb je ooit harde noten moeten kraken?

“De psychologenvraag. (denkt na) Toen ze mij buitenjosten bij VTM, ben ik hard op mijn smoel gegaan. Ondanks de riante ontslagpremie.”

Was dat achteraf gezien niet het beste wat je had kunnen overkomen?

“Tuurlijk. Het was een bevrijding! En toch deed het pijn.”

Het botste met uw eergevoel?

“Niet alleen dat. Vergeet niet: ik was toen zowat overal persona non grata. Ik had jarenlang op de barricaden gestaan voor de VTM-nieuwsdienst. Dat kost je wel wat vrienden buiten de muren van VTM. En uitgerekend op die plek smijten ze me dan buiten. Een jaar lang ben ik door de woestijn gegaan. Nadat ik bij de VRT die pitch had gedaan voor Het huis, kreeg Olivier Goris van alle kanten te horen: ‘Je gaat toch niet met Goens samenwerken?’ (stil)

“Toen mijn dochter geboren werd, nu negen jaar geleden, werkte ik nog bij VTM. De vrouw van de winkel waar de geboortelijst lag, belde: ‘Dit hebben we nog nooit meegemaakt, je moet dringend een groot aantal items bij op de lijst zetten, want iedereen wil een cadeau voor jullie kopen.’ Toen twee jaar later mijn zoon geboren werd, lag ik buiten bij VTM. Als dat manneke tien cadeaus heeft gekregen van zijn geboortelijst, zal het veel zijn.”

Je maakte je niet de bedenking: ik moet misschien maar eens wat vriendelijker worden voor de mensen?

(lacht) “Nee, zo wanhopig was ik nu ook weer niet.”

Zijn er ook mensen die persona non grata zijn bij jou? Die je bijvoorbeeld absoluut niet te gast wil hebben in Het huis?

“Ja, natuurlijk. Al wie je kunt sorteren onder Blok of Belang. (denkt na) Ik moet geprikkeld worden door de mens die daar zit. Ik hoef het niet met hem of haar eens te zijn, liever niet zelfs, maar het mag ook niet zo zijn dat ik er de creeps van krijg.”

Wie van de gasten die al gepasseerd zijn bezorgde je bijna de creeps?

“Theo Francken kwam aardig in de buurt.”

Dat was een rare uitzending. Hij leek daar dik tegen zijn goesting te zitten.

“Dat was een rare uitzending, ja. Ik vrees dat Theo Francken zelfs voor zichzelf een enigma is. Maar hij heeft zich wel geamuseerd, hoor. En op twee, drie momenten heeft hij zich toch echt getoond. Dat verhaal van zijn vader en zijn broer die hem op een bepaald moment bij zich riepen en zeiden: ‘Theo, je bent veel te cynisch geworden, stop er toch gewoon mee.’ De ontreddering die je toen zag op zijn gezicht. Of Bart De Wever die hem drie keer heeft willen ontslaan, dat had hij ook nog nooit verteld. Maar je hebt gelijk, het was een Kris Peeters-aflevering.”

Wat is dat?

“Er gebeurt een hele tijd niks, en dan ineens: bam! Zoals in Het huis met Kris Peeters: een halfuur nougatbollen, tot hij begon over de beruchte nacht waarin zijn partij hem opzijschoof. (Bij de vorming van de regering-Michel koos CD&V voor een Europees commissariaat voor Marianne Thyssen, waardoor Kris Peeters geen premier werd, red.)

“Trouwens, toen ik aan mijn redactie meedeelde dat ik Kris Peeters wilde uitnodigen, zeiden negen van de acht aanwezigen: ‘Ben je nu helemaal betoeterd, Goens?’ Maar dat is het risico dat ik wil nemen in Het huis. In elke reeks moeten één of twee figuren zitten bij wie ik mij extreem ongemakkelijk voel.

‘Waarom zou iemand als James Cooke een lichtgewicht zijn? Misschien heeft hij wel meer te vertellen dan iemand met drie diploma’s filosofie.’Beeld Bob Van Mol

“Voor alle duidelijkheid: ik ken de mensen die naar Het huis komen doorgaans van haar noch pluimen. Dat is een criterium. Met minstens 40 van de 46 mensen die er al te gast geweest zijn, had ik voordien nog nooit een woord gewisseld. Eén keer heb ik zwaar tegen dat principe gezondigd: met Karen Damen. Tussen pot en pint had ze mij verteld wat de echte reden was voor de stopzetting van K3 in de oerversie. In Het huis kwam ze aanzetten met de officiële versie: ‘We waren aan het einde van een traject gekomen, si en la.’ Toen heb ik even geworsteld met mezelf. Ze had mij in vriendschap en vertrouwen de waarheid verteld. Kon en mocht ik dat vertrouwen misbruiken en tegen haar zeggen: ‘Karen, je staat hier wel heel hard rond de pot te draaien?’ Nee dus.

“Nu wil ik niemand meer zien op voorhand. Heel veel gasten verwachten dat nochtans: den Eric zal weleens op bezoek komen. Maar den Eric komt nooit. Ik bel één keer, om te vragen of ze het zien zitten, en dan geef ik de voorbereiding in handen van mijn redacteurs en researchers.”

Den Eric kwam in de eerste seizoenen zelfs nauwelijks in beeld. Doelbewust?

“Ja. Omdat ik dat fysiek niet fijn vind. Van tv-marketeers kreeg ik toen de opmerking: ‘Zo ga je nooit een merk worden.’ (brede grijns) In Het huis kom ik nu af en toe in beeld, omdat Olivier Goris terecht zei: ‘Je kunt geen mensen uitnodigen in je huis, en daar dan zelf als een soort onzichtbaar spook ronddolen.’

“Ik heb trouwens ook geen vragenlijst bij de hand in Het huis. Ik heb niks, ik ga er gewoon in. Ik heb geen idee waar ik zal uitkomen.”

Je peutert maar wat?

(lacht) “Dat nu ook weer niet. Er staat een uitgebreide voorbereiding op papier, maar die leg ik opzij zodra de gast binnenstapt. Iemand heeft eens gezegd dat ik interview als een bloedzuiger. Je zit op iemands huid, je zuigt ’m langzaam leeg, maar idealiter voelt hij het niet. En à la limite vindt ie het nog prettig ook. (zucht) Maar terwijl ik dat doe zuig ik mezelf ook leeg. Na een dag draaien ben ik helemaal groggy.”

Op de gastenlijsten van je programma’s staan bovengemiddeld veel lichtgewichten. Over wie jij dan altijd heel gewichtig doet.

(spant meteen zijn spieren) “O ja? En waarom zou iemand als James Cooke een lichtgewicht zijn? Misschien heeft hij wel meer te vertellen dan iemand met drie diploma’s filosofie op zak. Zou kunnen, hè? (denkt na) “Ik vind relevantie heel erg belangrijk. Als ik voel dat iemand impact en appeal heeft, word ik meteen getriggerd. Neem nu Dimitri Vegas en Like Mike...”

Een uitstekend voorbeeld.

“Ik heb die gasten zien optreden in volle voetbalstadions, van Saudi-Arabië en India tot Bolivië en Mexico. Dan zit daar 60.000 man en denk je: ‘Wat is hier aan de hand? Komen The Rolling Stones straks optreden?’ Maar nee, het is voor die twee kerels uit Willebroek. Absurd gewoon.

“Wij hebben er geen idee van hoe groot ze zijn, in de hele fucking wereld. Binnenkort brengen ze een nieuwe plaat uit, met een herwerking van een nummer van Beyoncé erop. Níémand krijgt van Beyoncé de toestemming om dat te doen, zij wel. Op dat niveau acteren ze. Ik ben met hen bij Marvel geweest. Alle deuren gingen open. Dimi werd werkelijk bestookt met vragen: ‘Wil je een comicsserie voor ons maken? Wil je een horrorscenario schrijven?’ Als Erik Van Looy op bezoek mag bij Marvel, staat het in alle kranten. Als Mike en Dimi er met alle egards worden ontvangen, blijft het onder de radar.”

Maar daar komt binnenkort verandering in, want jij hebt een achtdelige reeks gemaakt over de heilige tweevuldigheid van de dance.

“Yep, voor Telenet. Met de bedoeling dat ze op de Vlaamse Netflix komt, als die in het najaar van start mag gaan.”

Hebben Mike & Dimi je bekeerd tot de dancemuziek? Kunnen we je op zondagochtend wel eens heftig shakend aantreffen in de megadisco?

(ernstig) “Zij hebben mij gevraagd om de reeks te maken. Het eerste wat ik tegen hen zei was: ‘Mannen, ik ken echt niks van jullie muziek.’ ‘Heel goed’, zeiden ze, ‘daarom bellen we jou.’ Een concertfilm of een muziekdocu over hen zou ik niet kunnen maken. Maar het onwaarschijnlijke verhaal van hun nederige afkomst en hun steile opgang wel.

“Ik ben een verhalenverteller. In het begin van mijn carrière ben ik tien jaar sportcommentator geweest. Amerikaans basket. Veel van mijn collega-sportjournalisten waren wandelende archieven. Ze wisten zich feilloos te herinneren dat Beerschot-Lokeren in 1986 was geëindigd op 1-3, met twee goals van Lubanski. Ik wist op het moment dat ik de basketzaal uitliep de uitslag al niet meer. Ik heb verslaggeving gedaan bij tien NBA-finales. Met de beste wil van de wereld weet ik niet meer wie tegen wie uitkwam, laat staan wie gewonnen heeft. Maar vraag mij het verhaal van een belangrijke speler te vertellen, en ik zal je een paar uur bezighouden.”

Hoop je met de reeks rond Dimitri Vegas & Like Mike ook op een internationale doorbraak voor je productiehuis?

(volmondig) “Ja. Al is dat meer voor de eer dan voor wat anders, want mijn orderboekje staat meer dan vol. Voor de reeks heeft Telenet de exclusiviteit in België en Nederland. Dus er kan nog onderhandeld worden over de andere taalgebieden, bijvoorbeeld met Netflix. Maar er komt ook een film, en het staat nu al vast dat die getoond zal worden in meer dan 120 bioscopen wereldwijd, van Canada tot het Verre Oosten. (mysterieus) En dan hebben we nog een docureeks in de pijplijn die in november of februari 2021 gereleaset zal worden. Ik kan er niks over zeggen, behalve dat ze zeer prestigieus is en naar Vlaamse normen peperduur. Ze is nu al verkocht in Nederland, Frankrijk en Duitsland. Zonder dat we er één seconde van getoond hebben. (kijkt op z’n klok) Fuck, middernacht. Sorry, ik moet echt weg.”

Wat ga je nog doen?

“Een subsidiedossier afwerken voor het Vlaams Audiovisueel Fonds. Tegen de ochtend moet het klaar zijn.”