Direct naar artikelinhoud
InterviewPeter Evrard

Peter Evrard, zeventien jaar na ‘Idool’: ‘Losbandige vrouwen die rond mijn nek kwamen hangen, voor mij hoefde dat niet’

Natalia Druyts en Peter Evrard.

Zeventien jaar geleden eindigde Natalia Druyts op de tweede stek in de finale van de allereerste ‘Idool’. Sindsdien behoeft het zangtalent uit Oevel geen achternaam meer. Peter Evrard, het nummer één destijds, heeft wel nog zijn beide namen nodig, maar zwaar tilt hij daar niet aan.

Peter Evrard: “Het stoort me niet dat mensen me nog altijd kennen als 'Peter van Idool’.”

Maar streelt het je ego?

“Ook niet. Zo gaat het nu eenmaal in de media: eens er zo’n programma achter je naam plakt, raak je daar niet meer van af.

“Ik lig niet wakker van bekendheid of roem. Het is vooral een manier om een doel te bereiken. In mijn geval: muziek maken voor een publiek. Dat ik die talentenjacht won en daarna een tijdje op nummer 1 stond in de Ultratop heb ik ook nooit gezien als een bewijs van muzikaal talent. Dat een song goed scoort is vooral een combinatie van toevalligheden en goede marketing.”

Het gevolg van je overwinning was wel dat je opeens ontzettend bekend werd in Vlaanderen en omstreken.

Idool leefde heel hard bij de mensen. Het gekke is: ik heb het programma zelf nooit gezien.”

Heb je achteraf naar geen enkele aflevering gekeken?

“Nee. Kijken naar mezelf is nu niet bepaald één van mijn favoriete bezigheden. Tenzij het nuttig is, bijvoorbeeld als we een videoclip opnemen voor 10 Rogue, de band waarvan ik nu al jaren deel uitmaak. Ik heb altijd geprobeerd zo dicht mogelijk bij mezelf te blijven, ook wanneer er een camera op me gericht stond. Dat leek me het minst vermoeiend. Meet je jezelf een personage aan, dan moet je dat consequent volhouden.”

Ooit had je nochtans interesse in personages spelen: je deed mee aan de toegangsproef voor Studio Herman Teirlinck.

“Ik heb nog een tijdje geacteerd bij een plaatselijk amateurgezelschap en volgde samen met Bieke Ilegems toneelles in Turnhout. Performen heeft me altijd al gelegen, maar met de Studio heb ik uiteindelijk niet doorgezet. In het leven is het altijd schipperen tussen dingen doen die je graag doet en brood op de plank brengen. Ik ben gaan werken in de bouw. Toen de opnames van Idool volop bezig waren, deed ik dat nog steeds. Daarom had ik in het begin zo weinig last van mijn plotse bekendheid: ik zat elke dag onder de grond: beton gieten in de Brusselse riolen.”

Bovengronds moet je toch gemerkt hebben dat er iets was veranderd?

“Ja, en dat voelde eerst raar. Iedereen kende me opeens, maar ik kende hen niet. Nu, ik maakte altijd met iedereen een praatje. De meeste mensen waren beleefd wanneer ze een foto of een handtekening kwamen vragen. Ten tijde van Tien om te zien was de aandacht soms wel wat overweldigend, maar dan was er altijd wel iemand van de organisatie in de buurt die kon zeggen: ‘Oké, mensen, nu is het genoeg.’

“Soms kon ik gebiologeerd naar die massa volk zitten kijken. Dan ging ik met wat collega’s op een terrasje zitten op 500 meter van de artiesteningang. Daar knikten passanten wel vriendelijk goeiedag als ze ons zagen, maar niemand kwam om foto’s bedelen. Helemaal anders dan in het artiestendorp iets verderop.”

Je verstopte jezelf voor de schare fans?

“Nee, maar ik had geen zin om in het middelpunt van de storm te gaan staan.»

Mathieu Terryn, frontman van Bazart, biechtte in Humo op dat hij als kleine jongen Idool naspeelde op de speelplaats: ‘Ik was dan altijd Peter Evrard.’

“Vorige zomer stond ik op hetzelfde podium als Jasper Erkens. Hij zei toen ook dat ik hem in zijn jeugd had geïnspireerd. Dat is wel aangenaam om te horen, omdat het van muzikanten komt.”

Na je overwinning zei je de bouw vaarwel, om je voltijds op je muziekcarrière te storten.

“Op een bepaald moment stonden Natalia en ik elke week wel in één of andere discotheek voor wat ze een live on tape-optreden noemen. Ik werd niet zo vrolijk van die commerciële opdrachten, maar goed... ik had het druk en ik kon ervan leven. Ik heb dat een jaar of vijf gedaan, toen was het op. Wilde ik blijven leven van mijn muziek, dan had ik altijd maar nieuwe songs moeten schrijven. Daar ben ik te lui voor. (lacht) Bij mij wekt die druk frustratie op: een song komt niet altijd op het moment dat je het wil. Ik ben toen weer gaan werken, als programmeur. Nu ontwerp ik websites en webapplicaties. Dat is ook best een creatief beroep, maar veel rustiger: ik hoef niet te zitten stressen of ik over drie jaar nog wel genoeg zal verdienen. Met drie kinderen in huis is die financiële rust een zegen.

“Ik herinner me wel nog een paar lucratieve reclamedeals ten tijde van de grote Idool-gekte. Toen ik meedeed met World Idol wilde Proximus een foto van mij gebruiken. Die foto bestond al, dus ik hoefde verder niets te doen. Dat moet zowat het makkelijkst verdiende geld ooit geweest zijn. (lacht)

Op je Wikipedia-pagina lees ik, na de passage over Idool: ‘En toen werd het wat stil.’ Stoort die zin je?

“Ik schrijf mijn Wikipedia-pagina niet zelf, hè. (lacht) Nee, dat stoort me niet. Bij 10 Rogue is het niet stil – we spelen een mix van rock, grunge en metal en dat kan best luid zijn.”

Je hebt geen spijt van Idool?

“Nee. Ik deed mee als grap, maar door mijn overwinning is het dan toch een geslaagde grap gebleken. Het is nooit mijn bedoeling geweest Sportpaleizen te vullen, ook al heb ik er een paar keer op het podium gestaan. Eén keer nog als gast van K3. Daar heb ik lange tijd indruk mee gemaakt bij mijn dochter. (lacht) Maar applaus van honderd of tweehonderd man is ook heel aangenaam. Op het podium heb je toch alleen contact met de eerste paar rijen. Het maakt niet uit of daar nog tien of honderd rijen achter staan.

“Vandaag doet mijn naam nog altijd een belletje rinkelen en dat is handig. Ik heb een voetje voor bij boekingsagenten, managers en radiozenders. Het is maar een klein voetje en daarna moet ik het nog altijd waarmaken, maar toch.”

Peter Evrard, zeventien jaar na ‘Idool’: ‘Losbandige vrouwen die rond mijn nek kwamen hangen, voor mij hoefde dat niet’

Word je nog vaak herkend op straat?

“Soms gebeurt het nog, als ik in een winkel ben waar ik niet zo vaak kom. Dan zie je mensen twijfelen: ‘Is hij het nu of is hij het niet?’ Er zijn wat kilo’s bijgekomen, maar voor de rest ben ik in die zeventien jaar niet veel veranderd. De sik en het lange haar heb ik nog steeds.

“Mijn bekendheid is nu eerder van de kabbelende variant. Dat ligt me beter dan de waanzin van de begindagen. Toen stonden hier soms wildvreemden voor de deur. Zelf was ik nooit thuis, maar voor mijn gezin was dat allesbehalve aangenaam.”

Kreeg je ook rare vragen van fans?

“Sommige fans durfden weleens losbandig zijn. Vrouwen die rond je hals komen hangen en zo. Dat klinkt wel rock-’n-roll, maar voor mij hoefde het niet.”

Maakte dat geen enkele indruk op je?

“Dat hing af van de vrouwen. (lacht) Nee, ik had het niet nodig: ik had al een lief. Gelukkig was ze rationeel genoeg om te begrijpen hoe dat soort aandacht werkt en hoe ik in elkaar zit. Het heeft nooit tot drama’s geleid.

“Bekendheid is een raar beestje. Kennelijk hebben mensen nood aan iemand die het voortouw neemt, die hen vertegenwoordigt. Weet je wat ik niet begrijp? Dat bekende muzikanten ook gevraagd wordt naar wat ze over politieke kwesties denken. Waarom zou hun mening daarover meer waard zijn dan die van iemand anders?”

Wat vind jij van de aanslepende federale regeringsvorming?

“Niks relevants. (lacht)

© Humo