Direct naar artikelinhoud
Ontwikkelingshulp

Gratis geld voor 2,7 miljard arme mensen: zo willen VN gevolgen van coronacrisis bestrijden

Studenten in het Zuid-Afrikaanse Sterkspruit krijgen een bord maïspap te eten.Beeld AFP

Om hun inwoners tegen de ergste financiële ravage van de coronacrisis te beschermen, kunnen arme landen het best rechtstreeks geld uitdelen. En dat aan liefst 2,7 miljard mensen. Dit ambitieuze voorstel komt van UNDP, de ontwikkelingsorganisatie van de VN.

In een nieuw rapport schetst UNDP de verwoestende effecten van de coronacrisis op honderden miljoenen mensen in met name Afrika, Azië en Zuid-Amerika. Dagloners verliezen hun inkomsten, kinderen kunnen niet langer naar school en doktersbezoeken worden uitgesteld. Volgens UNDP dreigen honderd miljoen mensen zelfs in extreme armoede te vervallen.

De VN-organisatie stelt daarom voor dat overheden gedurende negen tot twaalf maanden geld gaan uitdelen. Daarna is het ergste van de coronacrisis hopelijk voorbij. Met vrij besteedbaar geld kunnen mensen eten kopen en huur, schoolgeld of medicijnen betalen. De 2,7 miljard mensen waar UNDP op mikt, leven in 132 verschillende landen. “Een marshallplan” noemt George Gray Molina, hoofdeconoom bij UNDP, het verregaande voorstel dat volgens hem verrassend goedkoop is: de meeste ontwikkelingslanden zouden er minder dan 1 procent van hun bbp voor moeten reserveren.

Een goed idee, vindt hoogleraar Marleen Dekker van het Afrika-Studiecentrum in Leiden, waar zij met het kennisplatform Include onderzoek doet naar de effectiviteit van hulpverlening. Het principe van gratis geld werd vóór de coronacrisis al steeds vaker omarmd en onderzoek toont aan dat begunstigden hun geld meestal nuttig besteden, bijvoorbeeld door zaden voor op hun akkers te kopen. “Het is echt niet zo dat al het geld opgaat aan drank, zoals het vooroordeel wil, en al helemaal niet als het terechtkomt bij vrouwen”, verklaart Dekker. 

Vliegwielwerking

Vijftien jaar geleden al wist bijvoorbeeld Brazilië via een soort basisinkomen miljoenen mensen uit de armoede te trekken. Nu vergelijkt Dekker geldtransfers met uitkeringen voor werklozen in westerse landen. Bovendien houden geldtransfers economieën draaiende: door de uitgaven ontstaat er een soort vliegwielwerking, stelt Dekker.

Tientallen landen schenken overigens sinds het uitbreken van de coronacrisis al (extra) geld aan hun inwoners – voorbeelden variëren van Mongolië en Tuvalu tot Egypte en Trinidad en Tobago. Ligt het aan UNDP, dan volgen dus meer landen. Individuele noden zijn lastig in te schatten, maar UNDP oppert ruwweg twee methodes: inkomens van mensen optrekken tot boven de plaatselijke armoedegrens, en dagelijkse donaties van 5,50 dollar aan iedereen, ongeacht de locatie. In Afrika bijvoorbeeld trekt UNDP de armoedegrens bij 3,20 dollar per dag. Wereldwijd zal het plan 200 miljard tot 400 miljard dollar per maand vergen, schat UNDP.

Vrijwilligers van de organisatie Hunger Has No Religion verdelen voedsel aan de arme inwoners van Johannesburg.Beeld AFP

Een praktisch probleem is het vinden van de potentiële ontvangers van het geld. In armere landen ontbreekt het vaak aan degelijke bevolkingsregisters en lang niet iedereen beschikt er over een bankrekening. Een oplossing schuilt in de mobiele telefoon, die in veel landen al gebruikt wordt voor geldzendingen. In Togo zijn sinds de coronapandemie maar liefst 1,3 miljoen mensen geregistreerd voor noodtransfers: vrouwen krijgen per maand omgerekend 21 dollar op hun telefoon, mannen ontvangen 17 dollar.

Door een pauze in de schuldaflossing van armere landen voor te stellen, zodat de landen het enorme transfersysteem zelf kunnen financieren, haakt UNDP aan bij een bredere discussie. In april al pleitten talloze regeringsleiders voor een stop op verplichte aflossingen door Afrikaanse landen. Omdat arme landen samen meer dan 3 biljoen dollar aan het aflossen zijn, kunnen zij in principe maandenlang hulp aan hun inwoners geven, redeneert UNDP, al moeten de schulden later alsnog worden afbetaald.

Paul Hoebink, hoogleraar ontwikkelingsstudies aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, betwijfelt of het tot een stop op de aflossing van schulden komt. “Daar zijn het IMF en de Wereldbank voor nodig, waarin grote landen zoals de VS het meest te zeggen hebben. Ik weet niet zeker of degene die nu in het Witte Huis zit, wil meehelpen.”