Direct naar artikelinhoud
InterviewJustitie

‘Haar hooghartige houding heeft ‘de zwarte weduwe’ finaal de das omgedaan’

‘Haar hooghartige houding heeft ‘de zwarte weduwe’ finaal de das omgedaan’

Jeanine Steeno (82) liet een spoor van dode mannen achter zich. Toch zit ze vandaag in de cel voor slechts één moord, een tweede kon niet bewezen worden en eerdere waarschijnlijke moorden waren al lang verjaard voor ze in 2013 voor assisen verscheen. Familieleden, geliefden, toevallige passanten: niemand was veilig voor de over lijken gaande psychopate. Ze hield er behalve levenslang de bijnamen ‘de zwarte weduwe’ en ‘de engel des doods’ aan over.

De moord die de toen 60-jarige Jeanine Steeno de das omdeed, was die op haar vriend Roger Debuysere (69) in 1999. Hij was niet haar enige vriendje: ze had op dat moment ook al iets met Martinus Bergman (70), die enkele maanden later zou overlijden in één van haar huurappartementen in Antwerpen. Opmerkelijk: beide mannen hadden kort voor hun heengaan een handgeschreven testament opgemaakt met als enige begunstigde Jeanine Steeno. En beide testamenten leken wel héél sterk op elkaar.

Het is Steeno zelf die op vrijdag 15 oktober 1999 om 18.31 uur de 101 belt – de rijkswacht, niet de ambulance – om te melden dat er iemand overleden is in de woning aan de Tervuursevest 314 in Leuven. Wanneer de rijkswachters arriveren, treffen ze in de woonkamer Roger Debuysere aan in een tot bed omgevormde sofa. Hij heeft een plastic zak over het hoofd, tot net boven zijn ogen, en om zijn hals zit een touw. Naast de sofa liggen lege flessen wijn en sterkedrank. De spoedarts van de MUG kan wat later alleen nog het overlijden vaststellen.

De rijkswachters gaan uit van een zelfdoding, maar als wat later de 20-jarige student Yannick Klich en zijn twaalf jaar oudere zus Valérie ter plaatse komen, verandert alles. Yannick is een kleinkind van de pas een jaar eerder overleden echtgenote van Debuysere. Door problemen met zijn ouders is hij opgevoed door zijn grootmoeder en Roger Debuysere. Yannick woont op de tweede verdieping van de woning, en Roger is hem die vrijdagochtend nog komen wekken. Volgens hem en zijn zus is de piste zelfmoord héél onwaarschijnlijk. De dienstdoende substituut-procureur roept wetsgeneesheer Wim Van de Voorde op.

Hans Van Espen: ‘Toen we naar assisen gingen, waren Steeno’s advocaten er vrij gerust in. Maar haar hooghartige houding deed haar de das om.’ (Foto: met meester Geert Jaspaert.)

Van de Voorde: “Rond 21.50 uur voerde ik een eerste uitwendig onderzoek uit. Behalve wat kleine krabletsels aan de onderarm vond ik geen sporen van geweld. Ik rook wel een sterke alcoholgeur.

“Veel meer viel er voor mij niet te doen, want de oorspronkelijke toestand was al volledig gewijzigd: de plastic zak was weggenomen en er was een tussenkomst geweest van de hulpdiensten. Volgens mevrouw Steeno was de zak helemaal over zijn hoofd getrokken toen zij hem vond en zat er ook nog een hemd rond zijn hals. In de linkerbroekzak van de overledene trof ik wel een soort afscheidsbriefje aan, zonder datum en in een onduidelijk handschrift. Daarna heb ik het lichaam laten overbrengen naar UZ Gasthuisberg, om een inwendig onderzoek te kunnen uitvoeren.

“Het grote probleem met plastic bag suffocation, zoals wij dat noemen, is dat het een efficiënte manier van zelfdoding is, maar ook om iemand te vermoorden. Dé vraag was dus of de overledene in staat was geweest om, in de toestand waarin hij zich bevond, op die manier zelfdoding te plegen.”

Wat bleek uit de autopsie?

Van de Voorde: “Plastic bag suffocation laat geen sporen na, in tegenstelling tot de klassieke verstikking: er waren dus geen sporen in de hals, geen puntbloedingen in de ogen die wijzen op wurging, geen uiterlijke tekenen van geweld... Uit het toxicologisch onderzoek bleek wel dat Debuysere 2,6 promille alcohol in het bloed had. De overgrote meerderheid van de mensen kan dan niet meer normaal denken en geen gecoördineerde bewegingen meer uitvoeren – sommigen raken zelfs in coma. Dus was de vraag: was die man in staat om die plastic zak over zijn hoofd te trekken én een touw en hemd om zijn hals te knopen?”

En?

Van de Voorde: “Chronische alcoholici zijn met 2,6 promille vaak tot meer in staat dan mensen die maar af en toe eens een glas drinken. Mensen die gewend zijn om veel te drinken, kruipen met 3,5 of 4 promille soms nog achter het stuur. In mijn eindverslag stond: ‘Ik kan niet uitsluiten dat de overledene die zak zelf over het hoofd heeft getrokken, al is dat zeker niet evident met 2,6 promille in het bloed.’ Op dat moment wist ik niets over het tijdsbestek waarin de feiten zich hadden afgespeeld: dat zou pas jaren later duidelijk worden.”

ZUS AAN DE GALG

Uiteindelijk is het Omer Steeno, een professor emeritus aan de KU Leuven, die drie jaar later zijn zus Jeanine aan de galg praat. In een brief aan het parket van Leuven dicht hij haar een hele reeks criminele activiteiten toe: diefstal van geneesmiddelen, oplichting van patiënten in de instellingen waar ze als verpleegster werkte, uitbating van een bordeel in haar garage in Boutersem... Die brief uit 2002 zou pas elf jaar later leiden tot een assisenproces, met substituut-procureur Hans Van Espen als openbare aanklager.

Van Espen: “De recherche van de politiezone Dijleland kreeg toen de opdracht om die beschuldigingen te onderzoeken. De rijkswacht van Boutersem, waar ze officieel woonde, liet weten dat Steeno bekendstond als een opvliegende en asociale vrouw. Ze profiteerde op alle mogelijke manieren van de sociale zekerheid en had een slechte relatie met al haar buren, getuige de talloze pv’s over ruzies, stedenbouwkundige overtredingen, bedreigingen en slagen en verwondingen.

“Ze was ook in verscheidene rusthuizen en ziekenhuizen ontslagen wegens ongeoorloofde contacten met bewoners en patiënten. Vaak wist ze hen ervan te overtuigen om haar hun bezittingen te schenken of haar erfgenaam te maken. Ze heeft in minstens negen instellingen gewerkt. De directeur van een rusthuis in Roosdaal noemde haar ‘de engel des doods’: in de periode dat zij daar werkte, waren er opvallend meer overlijdens. Een collega-verpleegkundige vertelde dat Steeno erg kwistig was met het kalmeermiddel Haldol. De kans is dus groot dat ze in al die jaren als verpleegster de hand heeft gehad in een aantal overlijdens, maar dat hebben de speurders nooit terdege kunnen onderzoeken. Die feiten waren sowieso verjaard.

“De politie kwam ook te weten dat Steeno eind jaren 70 in haar garage in Boutersem Bar Rosy had uitgebaat: een bordeel met als klanten de bejaarde mannen uit de instellingen waar ze werkte. Voor die feiten was ze in 1981 veroordeeld door het hof van beroep in Brussel tot een jaar gevangenisstraf met uitstel. Die veroordeling liet ze later van haar strafblad schrappen.

“Uit het onderzoek bleek ook dat Steeno heel wat eigendommen had: in 2003 was ze eigenaar of mede-eigenaar van vier huizen in Leuven – waaronder één studentenhuis in de Volmolenlaan, waar ze zelf woonde – één huis in Boutersem, één in Tienen, één stuk bouwgrond in Haasrode én twee panden met studio’s in Antwerpen. Ze was ook titularis of gevolmachtigde van minstens 25 bankrekeningen, had een kluis in een bankkantoor in Antwerpen én tienduizenden ponden op twee Engelse bankrekeningen.”

Wat kon haar broer de onderzoekers nog vertellen?

Van Espen: “Hij wees de speurders ook op het verdachte overlijden van de nonkel pater van de familie, Gillis Vanfrachem (75), in 1985. De hele familie was ervan overtuigd dat Jeanine daar de hand in had gehad: zij bleek in het bezit van volmachten op zijn rekeningen en een handgeschreven testament waarin hij haar als enige erfgenaam aanwees.

“Sinds in 1984 darmkanker was vastgesteld bij Vanfrachem, was Jeanine Steeno steeds vaker op bezoek gekomen. Na een medische ingreep in februari 1985 leek hij goed te herstellen, maar op 9 maart overleed hij plots in het Sint-Jozef Ziekenhuis in Sint-Truiden, officieel aan een coma ‘vermoedelijk ten gevolge van een niet nader te omschrijven hersenletsel na een heelkundige ingreep’. Nochtans had hij die ochtend nog La Libre Belgique gelezen in zijn bed. Meerdere familieleden hebben toen een klacht ingediend wegens vervalsing van het testament, maar tevergeefs.

“Ook het overlijden van de echtgenoot van Jeanine Steeno vond haar broer verdacht. Guido Van Welie stierf kort na het afsluiten van een levensverzekering, in februari 1999 – hetzelfde jaar als Debuysere. Officieel na een val van de trap, toen hij een gipsplaat naar boven droeg. Uit de medische dossiers bleek echter dat Van Welie kampte met heel zware gezondheidsproblemen: herseninfarcten, hartproblemen, depressies... Hij was sinds 1992 voor 100 procent werkongeschikt. Bij het afsluiten van de verzekering had hij echter beweerd in goede gezondheid te verkeren, dus weigerde de verzekeraar de val te zien als oorzaak van het overlijden. Omdat Steeno, goed wetende dat er valse verklaringen waren afgelegd, toch uitbetalingen eiste – na een ongeval moest de verzekering haar drie keer meer uitbetalen – diende de verzekeringsmaatschappij een klacht in wegens oplichting. Ook toen werd ze niet vervolgd.

Hans Van Espen: ‘De familie vertelde dat Jeanine Steeno ooit op bezoek ging bij een tante nonneke met een thermos koffie. Die goot die koffie weg, omdat hij naar vergif smaakte.’

“De Leuvense onderzoekers hebben me nog een verhaal verteld dat in de familie Steeno de ronde deed, over een hoogbejaard tante nonneke. Zij had bezoek gekregen van Steeno, die een thermos met koffie bij zich had. Nadat tante nonneke een slok had genomen van die koffie, goot ze hem in de wasbak: hij smaakte naar vergif. Maar toen Steeno terugkwam van het bezoek, vertelde ze de familie dat tante nonneke zich niet goed had gevoeld en een hartaanval zou krijgen...”

Intussen hadden de onderzoekers nog twee dossiers van onder het stof gehaald: de ‘zelfmoord’ van Roger Debuysere en het overlijden van Martinus Bergman, begin 2000.

Van Espen: “Vooral over de hypothese van de zelfmoord – het eerste van de twee dossiers die op hun bureau belandden – hadden de onderzoekers hun grootste twijfels, zeker nadat ze het overlijden van Vanfrachem hadden bestudeerd. Het dossier Debuysere was op dat ogenblik een cold case. Het is de grote verdienste van de rechercheurs van politiezone Dijleland dat ze heel dat onderzoek opnieuw hebben gevoerd, met alle nieuwe informatie die ze op dat moment hadden.”

EIEREN BAKKEN

De avond van 15 oktober 1999. Nadat het lichaam van Roger Debuysere voor autopsie naar Gasthuisberg is gebracht, voelen rijkswachters Jeanine Steeno aan de tand. Ze vragen haar, na de vondst van het afscheidsbriefje, of ze nog handgeschreven brieven van Debuysere heeft. Uit haar wagen vist ze een handgeschreven testament op, zes dagen eerder opgesteld in hetzelfde onregelmatige handschrift. Het duidt Steeno aan als enige erfgenaam.

Van Espen: “Zowel Yannick als Valérie Kirch gingen er nochtans vanuit dat Yannick het huis en alle andere bezittingen zou erven – hij was de oogappel van zijn grootvader. Opeens bleek die alles nagelaten te hebben aan een vrouw die hij nog maar zes maanden kende.”

Wanneer rijkswachters de woning diezelfde avond nog eens doorzoeken, treffen ze op de keukentafel lege verpakkingen aan van onder andere het antidepressivum Lerivon en van Dafalgan Codeïne – geen van die producten zal later in het lichaam van Debuysere aangetroffen worden. Er ligt ook een schaar en een afgeknipt stuk touw. Op de salontafel vinden ze een pakje boterhammen met eieren.

Van Espen: “Steeno vertelde dat ze de dag voordien verplichtingen had gehad in Antwerpen en dat Debuysere graag wou meegaan, maar dat zij dat niet had zien zitten. Daarop zou hij alleen op café zijn gegaan. Toen ze ’s avonds bij hem langsging, bleek hij de hele dag in bed te hebben gelegen. Hij was koortsig en had enkele Dafalgans genomen en whisky gedronken. Dus ging ze maar naar huis.

“Toen Steeno hem de volgende dag belde, lag hij nog in bed. Naar eigen zeggen kwam ze die fatale avond om 18 uur bij hem aan en lag hij nog altijd in bed, maar was hij niet dronken. Er lagen geen lege flessen en geen medicatie op de keukentafel, geen schaar en geen touw. Toen deed ze, volgens haar verklaring, iets vreemds: ‘Ik bedacht opeens dat hij misschien honger had.’ Waarop ze in haar auto stapte om bij haar thuis eieren te gaan bakken. Dat had niet meer dan 15 minuten geduurd, en toen ze opnieuw aan de Tervuursevest arriveerde, trof ze Debuysere aan op het zetelbed, met de plastic zak over zijn hoofd. Ze maakte het touw en het hemd rond zijn hals los en trok de zak gedeeltelijk van zijn hoofd. Toen hartmassage niet hielp, belde ze de 101.”

Ook Valérie en Yannick Kirch werden die avond door de rijkswacht verhoord.

Van Espen: “Valérie vond het heel raar dat hij een testament met de hand had geschreven – hij had de gewoonte om al zijn nota’s en documenten te typen. Ze herinnerde zich ook dat Steeno een week eerder terloops had gemeld dat ze de typmachines van Debuysere bij het vuil had gezet, terwijl die helemaal niet stuk waren. Yannick vond het merkwaardig dat Steeno naar huis was gereden om eieren klaar te maken: zijn grootvader had altijd brood, beleg en eieren in huis.”

Ook vreemd: het afscheidsbriefje van Debuysere zat in zijn linkerbroekzak, terwijl hij rechtshandig was. Maar wanneer in 2001 een schriftdeskundige besluit dat het wel degelijk van de hand van Debuysere is, valt het onderzoek stil.

Tot de rechercheurs van PZ Dijleland begin 2004 besloten om de zaak-Debuysere helemaal opnieuw te onderzoeken.

Van Espen: “Ze spitsten zich toe op de verklaring van Jeanine Steeno dat zij Roger Debuysere hooguit 15 à 20 minuten alleen had gelaten. In die korte tijd zou hij een grote hoeveelheid alcohol hebben gedronken, op de eerste verdieping een touw zijn gaan halen, en vervolgens zelfmoord hebben gepleegd door een plastic zak over zijn hoofd te trekken en een touw én hemd rond zijn hals te snoeren... En dat met 2,6 promille alcohol in het bloed. Dokter Van de Voorde en zijn collega dokter Katja De Munnynck bevestigden dat dit bijna onmogelijk was.”

Terwijl u in 1999 nog alle opties openhield, dokter Van de Voorde.

Van de Voorde: “Pas in 2004 vernam ik dat de feiten zich volgens Jeanine Steeno binnen een tijdsbestek van een kwartier hadden afgespeeld. Dat was nieuwe informatie voor mij. Ze had ook verklaard dat Debuysere nuchter was toen zij vertrok om eieren te gaan bakken. Maar het is onmogelijk om na een kwartier 2,6 promille te hebben – het alcoholgehalte in je bloed bereikt pas na een uur een piek, afgezien dan nog van de hoeveelheid alcohol die je daarvoor moet drinken. Alles wijst erop dat meneer Debuysere al veel eerder die dag is beginnen te drinken.”

Van Espen: “De speurders contacteerden in 2004 de MUG-arts die in 1999 ter plaatse was gekomen: dokter Marc Sabbe van UZ Gasthuisberg. Hij was in 1999 niet verhoord, maar herinnerde zich de interventie nog goed. Bij zijn aankomst om 18.45 uur had dokter Sabbe vastgesteld dat de man al minstens een uur was overleden: er was al lijkstijfheid.

“In april 2004 verhoorden de speurders ook Yannick Klich. Die zei dat het testament helemaal niet opgesteld was in de stijl van zijn grootvader. Toen Yannick die vrijdagochtend aan de keukentafel ontbeet, lag daar ook geen medicatie. Debuysere was toen niet ziek of dronken. Hij zei ook dat hij zijn grootvader weleens dronken had gezien, en dat hij dan totaal niet meer in staat was geweest om voor zichzelf te zorgen.

“Ook de buurvrouw werd opnieuw verhoord. Zij was er zeker van dat Steeno die dag om 17.45 uur bij Debuysere was toegekomen – zij vertrok net om haar dochter te gaan ophalen – en dus níét om 18.05 uur. Dat betekende dat ze pas drie kwartier nadat ze in de Tervuursevest was aangekomen, naar de rijkswacht had gebeld.”

Op 10 mei 2004 houdt de recherche een huiszoeking in de woning van Steeno. Ze vindt er naast een heleboel medicatie ook persoonlijke documenten van Gillis Vanfrachem en van een zekere Vladimir Simic, een kunstenaar uit Antwerpen die een appartement van haar huurde en die ze, bleek achteraf, had opgelicht. Er ligt ook een opmerkelijk krantenknipsel over een oudere moordzaak in Antwerpen. In die zaak was het vrouwelijke slachtoffer overleden door een plastic zak over haar hoofd.

Van Espen: “Diezelfde dag werd Jeanine Steeno gearresteerd, en één dag later aangehouden. Ze zou zeven maanden in voorhechtenis zitten, maar tot op het assisenproces in 2013 ontkende ze iets met de feiten te maken te hebben. We hebben nooit uit haar mond gehoord wat er precies is gebeurd.”

Hoe is Roger Debuysere volgens u aan zijn einde gekomen?

Van Espen: “Waarschijnlijk heeft ze hem al in de loop van de namiddag verstikt, waarop ze de woning heeft verlaten om bewijsmateriaal te laten verdwijnen, zoals handschoenen – want er zaten geen vingerafdrukken of DNA-sporen van haar op de plastic zak.

“Debuysere was waarschijnlijk al dronken toen ze in de namiddag toekwam. Hij had een goede reden om veel te drinken, want hij had naar eigen zeggen iets heel doms gedaan. Dat beweerde hij toch toen hij die ochtend, half in paniek, naar de vrouw van zijn vroegere schoonzoon belde. Toen zij vroeg wat, bleef hij maar herhalen dat hij iets gedaan had dat hij niet had mogen doen. Ze spraken af dat hij zou langskomen om erover te praten – hij zou die avond terugbellen om af te spreken.

“Zes dagen eerder had Jeanine Steeno hem waarschijnlijk dronken gevoerd en onder druk gezet om dat testament te schrijven. De kans is groot dat ze zijn hand vasthield en het hem dicteerde. Wat hij op dat moment niet besefte, maar de volgende dagen waarschijnlijk wel, was dat zijn leven vanaf dat moment in gevaar was. Nadien had hij niets meer van Steeno gehoord. De buit was binnen, en ze was zich met andere mannen aan het amuseren – onder andere met Martinus Bergman in Antwerpen. Toen Steeno na de middag bij hem langskwam, kregen ze mogelijk ruzie of vroeg hij het testament terug.

“Ik ga ervan uit dat ze zich op Roger Debuysere, die dronken was en vermoedelijk in zijn bed lag, heeft geworpen en boven op hem is gaan zitten, terwijl ze met haar hand zijn mond en neus dichthield. Steeno woog zeker 80 kilo: ze kon een dronken, bejaarde man die niet goed tegen alcohol kon, gemakkelijk aan. De techniek die ze gebruikte, wordt burking genoemd.”

Van de Voorde: “Ze is vernoemd naar William Burke, een Ierse arbeider die in de jaren 1820, samen met een kompaan, zestien mensen vermoordde en hun lichamen verkocht aan de medische faculteit in Edinburgh, waar de vraag naar lichamen voor dissectie groot was en men geen lastige vragen stelde. Ze voerden hun slachtoffers dronken en lokten hen naar de herberg waar ze logeerden. Terwijl één van hen een hand over de mond en neus van het slachtoffer duwde, ging de ander op diens borstkas zitten, tot hij stikte. Deze methode veronderstelt een belangrijk overwicht van de dader en een slachtoffer dat maar weinig weerstand kan bieden, zoals iemand onder invloed van drank. De methode laat niet altijd uitwendige sporen na.”

Van Espen: “Daarna ensceneerde Steeno alles in huis zo dat het leek alsof Debuysere zelfmoord had gepleegd: het briefje, de plastic zak over zijn hoofd, het touw en het hemd rond zijn nek, de schaar en de medicatie op de keukentafel, de lege flessen bij de sofa. Om zichzelf een alibi te geven, reed ze naar huis om boterhammen met eieren te maken. Om 17.45 uur keerde ze terug, en om 18.31 uur belde ze de rijkswacht.

“Steeno is vervolgens ruim vier jaar lang de dans ontsprongen. Al die tijd heeft ze gedacht dat ze de perfecte moord had gepleegd.”

DE CODE VAN DE KLUIS

De perfecte moord moet echter nog komen, en het is allicht niet haar eerste. Drie maanden nadat Jeanine Steeno Debuysere heeft omgebracht, overlijdt Martinus Bergman in één van haar huurappartementen in Antwerpen. Een kleine vier jaar later vinden de Leuvense speurders tijdens de huiszoeking bij haar een overlijdensattest van Bergman. Ook komen ze erachter dat zij de enige erfgenaam was. Dat stipuleerde hij in een handgeschreven testament, opgesteld op 13 oktober 1999 – vier dagen nadat Debuysere het zijne had geschreven.

Steeno komt echter pas maanden na het overlijden van Bergman met het testament aanzetten bij een notaris. Die laat in een bankkantoor een kluis van Bergman openen en treft er 100.000 Belgische frank (2.500 euro) en een broche aan. Steeno weigert de erfenis – allicht omdat de kosten hoger liggen dan de opbrengsten. Of omdat ze de kluis voordien al grotendeels heeft leeggemaakt. Kort na Bergmans dood heeft ze namelijk zelf een kluis in het bewuste bankkantoor gehuurd.

Van Espen: “Bij de notaris daagde ze alleen met de sleutel van de kluis op – de code had ze zogezegd niet – waardoor die een slotenmaker moest laten komen. Uit de huiszoeking in 2002 bleek echter dat ze die code wél had. Toen de Leuvense speurders een goede vriendin van Bergman, Raymonde Gobert, ondervroegen, beweerde die dat hij voor 20.000 euro juwelen in die kluis had liggen. Het verwonderde haar ook dat een geldwolf als Jeanine Steeno hem gratis een studio ter beschikking had gesteld.”

Omdat het testament wel erg hard lijkt op dat van Debuysere, stelt de Leuvense onderzoeksrechter een schriftdeskundige aan. Zijn conclusie: niet Bergman, maar Steeno heeft het geschreven. Ook enkele volmachten, waaronder één om juwelen uit een pandjeshuis in Brussel te gaan ophalen, blijken vervalst te zijn. Maar het net wil zich niet helemaal sluiten rond Steeno. Er is een groot probleem: de zwarte weduwe heeft de begrafenis van haar ‘huurder’ zelf geregeld en heeft hem laten cremeren. Er is geen lichaam meer om te onderzoeken.

Van Espen: “Ook in deze zaak was het Steeno die, op vrijdag 14 januari 2000, de politie verwittigde: ze had het levenloze lichaam van één van haar huurders aangetroffen. De huisarts die ter plaatse kwam, oordeelde dat het om een natuurlijke dood ging, dus werd er geen autopsie uitgevoerd. Op geen enkel moment heeft Steeno de politie toen laten weten dat zij de enige erfgename was.”

Hoewel Steeno haar verklaringen over haar tijdsgebruik in Antwerpen in de periode waarin Bergman moet overleden zijn, constant wijzigde, hadden de Leuvense speurders geen smoking gun.

Hoe denkt u dat Martinus Bergman om het leven kwam?

Van Espen: “Ik wil daar heel duidelijk over zijn: dat weten we niet. Verstikking met een plastic zak is een mogelijkheid. In Antwerpen had Steeno wél alle tijd om sporen uit te wissen. Uit het overlijdensattest bleek dat Bergman ergens tussen 9 en 14 januari overleden moet zijn.”

Het was de bedoeling dat Jeanine Steeno niet voor twee, maar voor drie moorden zou worden berecht: ook Gillis Vanfrachem was volgens het parket door haar vermoord.

Van Espen: “Klopt, maar bij de verwijzing naar het hof van assisen in 2011 moest de raadkamer vaststellen dat die feiten verjaard waren. Alleen voor de moord op Roger Debuysere en Martinus Bergman kon ze nog worden vervolgd.”

Jeanine Steeno zat zeven maanden in voorhechtenis. In 2005 werd ze in voorlopige vrijheid gesteld, maar haar proces kwam er pas in 2013.

Van Espen: “Het was een omvangrijk en heel complex dossier. De feiten hard maken was niet eenvoudig. Bovendien waren er al een heleboel zaken verjaard of bijna verjaard: de moord op Vanfrachem, de verzekeringsfraude, de oplichting van Simic, de valsheid in geschrifte... Meerdere Leuvense parketmagistraten hebben op het dossier gezwoegd om het van alle ballast te ontdoen.

“Toen we in 2013 eindelijk naar assisen gingen, was onze grootste vrees dat we geen enkel hard materieel bewijs hadden. Haar advocaten, meesters Geert Jaspaert en Dimitri Laes, waren er vrij gerust in.”

Toch was u zeker dat zij het gedaan had?

Van Espen: “Voor 100 procent. Ik ben mijn rekwisitoor voor assisen begonnen met: ‘Jeanine Steeno en niemand anders is de moordenaar van Roger Debuysere en Martinus Bergman. Het zijn huiveringwekkende feiten, gepleegd door een gewetenloze seriemoordenaar. Er bestaat geen twijfel over dat zij de moordenaar is. Steeno had de kennis, de gelegenheid, het motief en de persoonlijkheid. Er is niemand in de hele wereld die méér in aanmerking komt voor deze moorden dan Jeanine Steeno.’”

U hebt haar ook een ‘zwarte weduwe’ genoemd.

Van Espen: “Ze had een zesde zintuig: het duurde meestal geen vijf minuten voor ze wist of iemand die ze net had leren kennen een huis, juwelen of veel geld op zijn rekening. En als dat een beetje de moeite was, werd die man – meestal ging het om oudere, alleenstaande mannen – een interessante prooi. Als een zwarte weduwe spon ze een web rond hen: ze kon heel goed inspelen op hun behoefte aan liefde en genegenheid. Gelukkig ving ze ook vaak bot. Voor assisen zijn meerdere mannen komen getuigen hoe Steeno hen heel gewiekst probeerde uit te horen over hun financiële toestand, maar ze vertrouwden het niet.

“De psychiaters en psychologen beschreven haar als een dominante, keiharde vrouw, met veel agressie in haar persoonlijkheid. Ze is egocentrisch, leugenachtig, manipulatief en heeft moeite met regels en normen. Tijdens de vele verhoren vertoonde ze weinig of geen betrokkenheid bij de overlijdens: ze vertelde er opgewekt over. Gerechtspsychiater Rudy Verelst zei op het proces: ‘Als de feiten waarvan ze wordt beschuldigd bewezen zijn, gaat het om het gedrag van een psychopate.’”

Hoe gedroeg ze zich tijdens het proces?

Van Espen: “Heel arrogant en onsympathiek. Toen Bar Rosy ter sprake kwam, beweerde ze dat ze daar nooit voor veroordeeld was. Dat was een belangrijke vaststelling voor de jury: als ze al liegt over feiten die gemakkelijk nagetrokken kunnen worden, zal ze zéker liegen over feiten die veel moeilijker te bewijzen zijn. Haar hooghartige houding heeft haar finaal de das omgedaan.”

Voelde het voor u als een nederlaag dat ze maar voor één moord veroordeeld werd?

Van Espen: “Met de elementen die we hadden, kon ik niet aantonen dat meneer Bergman op een onnatuurlijke manier was gestorven. Er was dus twijfel bij de jury. Ik ben er zeker van dat alle juryleden het vermoeden hadden dat ze ook Bergman had vermoord, maar ze waren zo correct om toe te geven dat ze die feiten niet bewezen achtten. Zo werkt het rechtssysteem zoals het hoort.”

U eiste een gevangenisstraf van 21 jaar voor de moord op Roger Debuysere. U had levenslang kunnen vragen.

Van Espen: “De redelijke termijn, bepaald in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, was overschreden. De zaak had sneller voor assisen moeten komen. Na het afsluiten van het onderzoek was er zeker vier jaar verstreken, wat moeilijk te verantwoorden viel tegenover de beschuldigde. Anders had ik wellicht wel levenslang geëist. Uiteindelijk heeft de jury haar veroordeeld tot 25 jaar.”

Hoe kijkt u vandaag terug op de zaak? Wat is u vooral bijgebleven?

Van Espen: “Na al die jaren besef ik nog zeer goed dat ze minstens één keer de perfecte moord heeft gepleegd, want met die op Martinus Bergman is ze weggekomen.”

En u, dokter?

Van de Voorde: “Dit dossier leert ons vooral hoe belangrijk een forensische autopsie is: anders hadden we in deze zaak geen enkel doorslaggevend argument gehad.

“Het blijft voor mij om een aantal redenen een zeer merkwaardig dossier. Om te beginnen is het een goed voorbeeld van wat men de ‘perfecte moord’ noemt, hoewel ik liever de term ‘onontdekte doding’ gebruik. Maar bij Jeanine Steeno ging het eigenlijk om een onontdekte seriedoding. De kans is groot dat zij het prototype is van een vrouwelijke seriedoder: ze liet een spoor van dode mannen achter. Dat komt maar heel uitzonderlijk voor – al durf ik daar mijn hand niet voor in het vuur te steken.”

Van Espen: “Ik heb toen van heel dichtbij ondervonden dat sommige mensen levensgevaarlijk zijn voor anderen. Als openbaar ministerie willen wij zoveel mogelijk mensen nieuwe kansen geven, desnoods met heel strenge voorwaarden. In 95 procent van de gevallen loont die investering, maar we stellen vast dat een kleine minderheid die nieuwe kansen niet verdient.

“Steeno verblijft nog altijd in de gevangenis van Gent. Dit jaar vroeg ze een beperkte detentie aan, maar die is afgewezen, allicht omdat ze de feiten blijft ontkennen – zélfs het feit dat ze ooit is veroordeeld voor Bar Rosy. Ze is vandaag nog even onbetrouwbaar als in 2013 én 1999. Als samenleving kunnen we het, zelfs al is ze bijna 82 jaar, niet riskeren om haar gedeeltelijk of onder voorwaarden vrij te laten.”

© Humo