Direct naar artikelinhoud
InterviewMannen over hun lichaam

Dirk De Wachter: ‘Ik ben geen macho, zelfs mijn auto is vrouwelijk’

Dirk De Wachter: ‘Ik ben geen macho, zelfs mijn auto is vrouwelijk’
Beeld Carmen De Vos

Met psychiater Dirk De Wachter wilden we het hebben over hoe een denker zijn lichaam aanschouwt. De Wachter is níét sportief, zegt hij: ‘Als ik fiets, haalt de nieuwsgierigheid het. Ik kijk rond en bots overal tegenaan.’ Maar als ik durf te suggereren dat het lijfelijke bijzaak is voor iemand die het hoofd als ijkpunt neemt, barst hij los in verontwaardiging. ‘Ik doe niets anders dan oproepen tot meer lichamelijkheid!’

Dirk De Wachter: “Ook in mijn veld, psychotherapie, pleit ik voor lichamelijkheid. Bij zware trauma’s kom je er niet met alleen maar praten. Ik ben erg bezorgd dat therapie nog sterieler zal worden nu online therapie zo in opmars is, als gevolg van Covid-19. Ik ben daar op zich niet tegen, maar als het de norm wordt, raken we steeds verder van elkaar verwijderd. Dat is geen goede zaak. Aanraking is iets fundamenteels, we hebben het nodig.”

Al is het maar elkaar een hand geven als je ergens binnenkomt.

“Het is niet ‘maar’ een hand. Dat ik u net geen hand kon geven, vind ik erg. Die hand is heel wezenlijk. Ook in mijn werk. Elke sessie begint met een hand. Viroloog Marc Van Ranst zei: ‘Ik hoop dat de handdruk zal verdwijnen.’ Wel, ik hoop van niet. De handdruk is in de geschiedenis van de mensheid een belangrijk symbool van vertrouwen. Daarmee zeg je: ‘Ik heb geen wapen bij. Ik ga u niet doden.’

“Het is ook keer op keer bewezen dat kinderen het voor hun ontwikkeling nodig hebben om aangeraakt en gekoesterd te worden.”

Leren we het jongens tegenwoordig niet af om te koesteren en gevoelig te zijn in onze westerse wereld?

“Daar heb je een punt. Ik pleit ook heel erg voor die aanraking, om #MeToo-toestanden te vermijden. Ik denk dat mannen die vrouwen grensoverschrijdend aanraken, worstelen met ernstige hechtingsproblemen. Misschien hebben zij als kind niet leren omgaan met lichamelijkheid, hebben ze niet geleerd om respectvol aan te raken en rekening te houden met feedback. Als je je daarin geblokkeerd voelt, kan die opgekropte frustratie uitmonden in grensoverschrijdend gedrag.”

U pleit er al jaren voor om in onze dwingende ‘happycultuur’ ook met anderen te spreken wanneer je ongelukkig bent. Daarin worden jongens ook allesbehalve aangemoedigd.

“Dat is een beetje waar. Mannen worden in onze cultuur nog altijd geframed als stoer en onkwetsbaar. Vrouwen storten hun hart uit bij elkaar; mannen drinken zich zat en beginnen te huilen. Maar het gaat toch de goeie kant uit. Ik zat nog op een college met alleen maar jongens. Die tijd is voorbij. Genderfluïditeit is hét thema van deze tijd.”

U bent een archetype van een man...

“Je bent de eerste die me dat zegt. Ik ben toch allesbehalve een Chippendale?”

Het archetype van de wijze man, wilde ik zeggen.

“Heeft dat met mijn man-zijn te maken? Er zijn toch ook wijze vrouwen?”

Maar de mensen hebben van u de man gemaakt naar wie ze willen luisteren.

“Dat is wel zo. Ik krijg elke dag 250 mails. Meestal van vrouwen van een zekere leeftijd. Op de boekenbeurs was er tijdens een signeersessie een bloedmooie jonge verschijning die ik al van ver zag aanschuiven, maar wat zei ze toen ze aan mijn tafel stond? ‘Het is voor mijn moeder.’ (lacht)

Dat u De Wijsheid belichaamt, wordt ook in de hand gewerkt door uw uiterlijk, dat neigt naar rock-’n-roll. ‘Zijn inzichten lijken gegroeid in een wilder leven dan dat van de bangeriken onder ons’, schreef een hardcore fan.

“Het is zeker zo dat mijn uiterlijk een rol speelt – dat heeft te maken met de vergelijking met Nick Cave die journalisten zo graag maken. Ik kan er niet aan doen dat die man zich meer en meer is beginnen te kleden zoals ik. Vroeger was hij een freaky punker. Hij zag er niet uit!”

U vindt die vergelijking met Cave toch niet onprettig.

“Neen. Hij is een goede muzikant. Al ben ik eigenlijk altijd vooral een fan geweest van Leonard Cohen, en ben ik pas naar Cave gaan luisteren toen hij ‘Avalanche’ gecoverd had.”

Sinds de dood van zijn zoon maant hij mensen aan om over hun pijn te spreken.

“Ja, dat is hij beginnen te doen nadat hij iets gelezen had van mij, zeker? (lacht)

U bent altijd netjes gekleed.

“Vroeger had ik twee jeansbroeken, meer niet. Maar mijn vrouw is zeer gestileerd en ik dacht: als ik naast haar wil lopen, dan moet ik me toch ook een beetje deftig kleden? Zij gaat met mij mee als ik mijn kleren koop. Dat ik smaakvol gekleed ben, is helemaal haar verdienste. Heel stereotiep, eigenlijk. (lacht)

Op de vraag waaraan u uw grenzeloze populariteit te danken hebt, antwoordde u eens: ‘Aan de lengte van mijn haar.’

“Bij wijze van grap. Maar het is natuurlijk zo dat ik, die steeds zeg dat er door Instagram te veel waarde wordt gehecht aan uiterlijk vertoon, niet buiten de wereld leef.”

Dus uw haarsnit is een bewuste keuze?

“Neen, ik heb mijn haar altijd zo gehad. Toen ik naar de universiteit ging, dacht ik: nu gaat het leven beginnen! Temeer omdat ik documentaires had gezien over mei ’68. Maar eenmaal aan de universiteit, bleek ik de enige met lang haar. Alles waarvan ik had gedroomd was voorbij. Het was de tijd van de punk.”

Maar u bleef stug volhouden.

“Ik ben wel een volhouder, ja. Maar ik ben dus niet bezig met imago. Alhoewel: als de media mij framet als een halfzachte onderpastoor met duffe praatjes over zorgen-voor-elkaar, dan vind ik dat vreselijk.

“Steeds vaker hoor ik als reactie op mijn pleidooi voor minder ikkigheid dat we daar juist meer nood aan hebben.”

Het is, denk ik, wel zo dat je goed in je vel moet zitten om genereus te kunnen zijn naar anderen.

“Dat is waar, maar het zorgen voor anderen is ook zorgen voor jezelf. Ik pleit vooral voor meer verbinding, waarbij aanraking een grote rol speelt.”

Maar seks vindt u overroepen. Terwijl seks toch juist ook de basis is voor diepe verbinding.

“Dat vind ik ook wel, al ben ik geen freudiaan. Maar seks om de seks, zoals Tinder promoot, vind ik overroepen. Koesteren en strelen is belangrijk.”

Seks is toch iets woester dan strelen.

“Seks is alles: ook kijken, ruiken, smaken. Wat dat betreft had Freud wel een punt. Ik pleit ook echt wel voor veel seks.”

Dat stelt me gerust. Wanneer voelt u zich op uw mannelijkst?

“Huh? Veel mensen zien mij juist als een nogal vrouwelijke man.”

Bent u daar blij mee?

“Ik kan dat als een compliment zien, zolang ze daarmee geen geitenwollen sok bedoelen, maar een man die wat zachtheid kan verdragen. Ik ben helemaal geen macho.”

Behalve wanneer u in uw Karmann Ghia rijdt.

“Die rijdt niet meer: er zijn te veel kosten aan. Wist je dat die auto in de jaren 60 in Duitsland der Porsche für Sekretärinnen werd genoemd? De baas reed in een Porsche en zijn secretaresse in een Karmann. Zelfs mijn auto is vrouwelijk!”

Wat voor een man was uw vader?

“Een kinesist met grote, zachte handen: hij heeft zijn hele leven mensen aangeraakt en verzorgd. Mijn broer is ook kinesist. Mijn vader was ook een heel sportieve man. Ik helemaal niet.”

U hebt nooit gevoetbald?

“Jawel, maar ik was er niet goed in.”

Waar stond u op het veld?

“In het midden, omdat je daar veel moet lopen. Dat kon ik wel goed, alleen had ik nooit de bal, wat natuurlijk wel de bedoeling is. Neen, ik was echt geen sportieve jongen. In het zwembad had ik het altijd koud. Het was altijd iets.”

Uw vader keek op naar artsen en hoopte dat u arts zou worden. Dat klinkt dwingend.

“Dat was ook wel een beetje zo. Ik heb zijn droom verwezenlijkt, zonder twijfel. Al was ik van jongs af aan vooral gefascineerd in wat er in de hoofden van mensen omging. Als psychiater kon ik die fascinatie volgen in een artsenberoep.”

Vanwaar kwam die interesse?

“Ik kom uit een bijzondere familie. Mijn beide ooms langs moeders kant waren priester, mijn tante langs vaders kant was heel gedreven socialistisch, en de grootouders en grootooms waren verdeeld in witten en zwarten. En toch waren het allemaal liefdevolle mensen. Hoe kunnen mensen zo verschillend zijn en toch even lief? Dat vroeg ik me als kind af. Het gedepriveerde Boom, waar ik ben opgegroeid, en het gevoel geen medestanders te hebben, speelde ook. Ken je de film Eraserhead van David Lynch? Ik voelde me zoals Henry, die met zijn rare kapsel helemaal alleen door het landschap loopt.”

© Humo