Direct naar artikelinhoud
InterviewCoronavirus

Chronisch corona: ‘Ik voel me een monster, de mensen lopen met een boog om me heen’

Beeld Koen Bauters.

Terwijl België kreunt onder de tweede golf, wordt steeds duidelijker wat voor ravage het coronavirus kan aanrichten. Het gros van de patiënten ervaart milde symptomen, maar de groep Belgen met langdurige klachten – onder wie twintigers en sportievelingen – is aanzienlijk. De contactgroep op Facebook telt al meer dan 3.000 lotgenoten. Zes patiënten getuigen maanden na hun besmetting over haaruitval, tandpijn, oververmoeidheid, uitslag, hyperventilatie en, niet het minst, de vijandige buitenwereld.

Kyara Bequé en Erica Lathouwers: ‘10 treden naar beneden’

Bequé (20): “Ik heb altijd goed voor mijn lichaam gezorgd. Ik was kerngezond, had nooit een griepje, sportte dagelijks. Sinds maart, toen ik besmet raakte met het virus, heb ik welgeteld één keer geprobeerd om te joggen. Ik ben 100 meter ver geraakt. Ik moest stoppen, uithijgen en traag terugkeren. En toen ik maanden na mijn besmetting voor het eerst de trein nam, raakte ik de trappen in het station niet af. Ik ben ter plaatse beginnen huilen. Binnenkort word ik 21, maar het voelt alsof ik het lijf van een tachtiger heb.”

Kyara Bequé.

Lathouwers (22): “Het is zo frustrerend. Zeker in het begin hoorde ik voortdurend: ‘Och, je bent jong: jouw lijf lost dat wel op.’ Dat klópt ook voor de meeste mensen. Maar we zijn nu vier maanden verder en ik ben nog altijd niet beter. Het rare aan dit virus is dat het je valse hoop geeft. Het is alsof je traag omhoogklimt op een ladder en ineens tien treden naar beneden valt. Vandaag voel ik me vrij goed, maar het afgelopen weekend was het alsof ik opnieuw besmet was. Ik was kapot, voelde druk op mijn borst, kreeg weinig adem en vond niet voldoende kracht om te praten.”

Erica Lathouwers.

Wanneer wisten jullie dat het virus jullie te pakken had?

Bequé: “Begin maart had ik koorts, was ik moe en had ik spierpijn. Ik dacht: een griepje. Een vriendin grapte over corona, maar niemand nam dat serieus. Ik voelde me daags nadien wat beter, maar op mijn stageplek kreeg ik zware ademhalingsproblemen en een hoestbui. De dokter ter plaatse stuurde me meteen naar mijn studentenkot voor een week quarantaine. Daar werd het alleen erger. Na een slapeloze nacht hoopte ik dat een douche soelaas zou brengen, maar door het gebrek aan zuurstof in de badkamer kon ik niet meer ademhalen. Een minuut lang kreeg ik geen lucht. Ik lag plat op de badkamervloer, hopeloos te happen om íéts binnen te krijgen. Het was alsof er cement in mijn luchtpijp zat en ik enkel door een rietje kon ademen. Mijn vriend bracht me naar de spoeddienst, waar de longarts schrok van mijn toestand. Maar omdat we in de begindagen van Covid-19 zaten, waren de ziekenhuisbedden nog gereserveerd voor zorgpersoneel en risicogroepen. Ik moest naar huis.”

Lathouwers: “Bij mij begon het met een soort verdwaasd gevoel, alsof ik de dag ervoor in de drank gevlogen was. Het werd snel erger. Ik herinner me weinig van die eerste dagen: ik had hoge koorts, was doodvermoeid, kon moeilijk ademhalen. Keelpijn, hoofdpijn, overgeven. Dat heeft wekenlang geduurd.”

Jullie zijn nog steeds ziek, zeggen jullie, maar zijn jullie klachten veranderd?

Lathouwers: “De vermoeidheid en de druk op mijn borst zijn nooit verdwenen. In de intense periodes van terugslag herbeleefde ik die eerste dagen van koorts en overgeven, en moest ik lang recupereren. Er kwamen ook symptomen bij. Een maand na mijn besmetting kreeg ik vreemde vlekken op mijn gezicht en borstkas. En een dikke maand geleden, meer dan tien weken na de besmetting, merkte ik dat mijn haar uitviel. Als ik er met mijn hand doorheen streek, had ik twintig haren vast.”

Bequé: “Ik ben héél traag een beetje beter geworden. Nu kan ik een halfuur wandelen. Fietsen snijdt me de adem af. Pas na een aantal maanden kon ik weer praten. Vandaag heb ik een uitzonderlijk goede dag, anders zou ik nooit een interview van meer dan vijf minuten kunnen geven.

“Ik ben verward en kan me niet concentreren. Ik heb nog steeds zware pijn aan mijn rug en tussen mijn schouderbladen. De dokter kan enkel Dafalgan voorschrijven, maar dat kun je niet blíjven nemen. Diep inademen doet pijn, dus moet ik korter ademhalen. De laatste weken heb ik minder gevoel in mijn benen, alsof ze de hele dag slapen.”

Erica Lathouwers.

Lathouwers: “Mijn huisarts is ten einde raad, want ze weet niet wat die klachten veroorzaakt. Ze zei: ‘Hadden ze je maar in het ziekenhuis gehouden, dan was je nu misschien genezen.’ Niet tof om te horen.”

Hoe passen jullie je als twintigers aan zo’n leven aan?

Lathouwers: “Ik vind het heel moeilijk. De voorbije weken was de buitenwereld weer net als voordien, of toch bijna. Het is frustrerend om te zien dat mensen van alles kunnen doen, en ik bijna niets.

Bequé: “De pijn in mijn lijf ben ik al gewoon, maar als ik hoor dat mijn vrienden op café gaan, kan ik niets anders doen dan huilen. Ik wil óók van de zomer genieten, maar ik geraak gewoon niet uit bed. Ik kan alleen op mijn gsm filmpjes en foto’s bekijken van mijn vrienden, terwijl ik lig af te zien. Mentaal is dat heel zwaar. In zekere zin was de lockdown aangenamer voor mij, want toen moest ik niet toekijken terwijl iedereen van alles deed.”

Kyara Bequé.

Hoe is het om na zoveel maanden weer buiten te komen?

Lathouwers: “Bevreemdend. Toen een vriendin mij uit mijn kot sleurde om me eindelijk nog eens buiten te krijgen, heb ik bij mijn terugkeer een uur geweend van de angst. Ik durf niet op café. Er moet maar een pint niet goed afgewassen zijn en ik heb misschien opnieuw corona, want over onze immuniteit is het laatste woord nog niet gezegd.

“En dan hoor je over feestjes, mensen die geen afstand meer houden... Zeker bij jonge mensen is de onwetendheid groot. Ze denken dat hun niets kan overkomen.”

Ervaren jullie een stigma?

Bequé: “Ja. Ik was de eerste echt zieke patiënt in mijn gemeente. Veel mensen kennen mij en mijn ouders, en het verhaal ging snel rond: ‘de dochter van’ heeft corona binnengebracht. Ze noemden mij ‘de verspreider van de gemeente’. Ik begrijp niet dat je zoiets zegt over iemand die ziek is. De blikken en reacties die ik krijg: mensen zien mij als een monster. Twee maanden na mijn ‘genezing’ liepen ze op straat nog altijd in een boogje om me heen. Alsof ik de pest heb. Terwijl je van mij net níét bang moet zijn: ik heb het al gehad.”

Vrezen jullie permanente schade aan jullie lichaam?

Lathouwers: “Absoluut, ik ben daar bang voor.”

Bequé: “Uit een recente scan is gebleken dat een deel van mijn longen gewoon niet meer werkt. De vraag is: komt dat óóit nog goed? De dokters weten het ook niet. Ik ben heel bang om het virus nog eens te krijgen omdat dan misschien nóg een deel van mijn longen zal uitvallen. Het is raar om zoiets te zeggen als 20-jarige, maar ik denk niet dat mijn lichaam dat aankan.

“Ik probeer er niet over na te denken. Ik hoop gewoon dat het beter zal gaan en ben enkel bezig met het hier-en- nu: hoe vind ik een ritme dat draaglijk is? Ik accepteer de slechte dagen en geniet van de mooie momenten. Heb ik een goede dag? Awel, dan ga ik op een terrasje zitten. Ben ik daar een week slecht van? Het zij zo. Ik wil mijn leven niet laten bepalen door dat virus.”

Valerie Van den Broeck: ‘Hyperbewust in coma’

Valerie Van den Broeck (42) is mama van twee zonen en lerares in het deeltijds middelbaar onderwijs. Na haar ziekenhuisopname – wellicht kreeg ze het virus op school – ging haar toestand pijlsnel achteruit en brachten de dokters haar in een coma.

Valerie Van den Broeck.

Van den Broeck: “Toen ik in de corona-afdeling belandde, had ik verschrikkelijke pijn in mijn nek en schouders. Ik was zo ziek dat mijn eerste dagen in het ziekenhuis een waas zijn. Pas toen ik weer thuis was, heb ik gezien dat ik een sms naar een vriendin had gestuurd: ‘Dit is de hel.’

“Ik had het ijskoud en rilde voortdurend. Ik wilde dekens, maar om de koorts te doen dalen kwamen de verplegers met ijszakken. Een vreselijke ervaring. Na een aantal zware dagen voelde ik me één dag beter. Maar de dokters kwamen me vertellen dat ze mijn parameters niet onder controle kregen. Ik moest naar de intensieve zorgen.

“De longspecialist vertelde me later: ‘Ik zag de angst in je ogen. En die angst was terecht.’ Ook op intensieve zorgen verbeterde mijn toestand niet, dus moest ik kunstmatig beademd worden in een coma.”

Wat herinnert u zich daarvan?

Van den Broeck: “Dingen die niet kloppen, maar die verdomd echt aanvoelden. Ik was ervan overtuigd dat ik mijn mama in de kamer had zien zitten, wat natuurlijk niet kon. Ook heb ik intense gesprekken opgevangen over mijn toestand. Of dat denk ik toch. Ik herinner me dat enkele verpleegsters zeiden dat ze mij uit de coma moesten halen omdat ik het niet zou overleven, maar dat de dokter van dienst zich daartegen verzette. De dokter die daags nadien dienst had, haalde me wel uit mijn coma en redde zo mijn leven.”

U hoorde het zorgteam discussiëren over hoe ze uw leven moesten redden?

Van den Broeck: “Dat is een levendige herinnering, ja. En ze strookt ook met de feiten. Mijn huisarts vertelde me achteraf dat iedereen vreesde voor mijn leven. Het heeft weinig gescheeld – ik ben ook behandeld met dat antimalariamiddel, chloroquine. Maar of ze écht aan mijn ziekenhuisbed ruziegemaakt hebben over mijn leven? Ik zal het waarschijnlijk nooit weten.”

Voelde u zich rustig in die coma?

Van den Broeck: “Nee. Mijn jongste zoon zei me achteraf: ‘Je mag nooit meer klagen over vermoeidheid, want je hebt vijf dagen en nachten geslapen.’ (lacht) Maar ik was hyperbewust. Veel mensen worden groggy en verward wakker, maar ik wist de hele tijd dat ik in het ziekenhuis aan de beademing lag. Ik verloor ook nooit mijn tijdsbesef. Toen ze me wakker maakten, wist ik verdomd zeker dat het zaterdag was, en dat op maandag mijn zoon verjaarde. Ik ben tijdens die coma nooit volledig ‘verdwenen’.

“Ik heb geen doodsangsten uitgestaan, maar was wel bang omdat ik voelde dat ik enórm moest vechten om het te halen. In mijn hoofd was ik allerlei zaken aan het regelen voor mijn twee zonen als ik zou sterven: mijn zus zou hun schoolwerk opvolgen, een kameraad zou met hen gaan golfen...”

Valerie Van den Broeck.

Hoe verliep uw herstel na die coma?

Van den Broeck: “In het begin kon ik niet bewegen, maar dat ging na enkele dagen beter. Wellicht ging ik té snel: op zaterdag werd ik wakker, op dinsdag ging ik naar de longafdeling, op vrijdag kon ik me wassen zonder zuurstof, en precies een week na mijn ontwaken mocht ik alweer naar huis. Zonder slotconsultatie, zonder verdere informatie, zonder kinevoorschrift. Ik was een vroege coronapatiënt, wellicht de eerste persoon in dat ziekenhuis die na een coma naar huis mocht, maar dat totale gebrek aan nazorg vond ik toch stuitend. Ik ben na mijn opname welgeteld één keer opgebeld: twee weken later, door de longspecialist, voor een nieuwe foto. Ik heb zelf contact gezocht met de huisarts, de cardioloog, de kinesist.”

Hoe gaat het nu, meer dan vier maanden na uw besmetting?

Van den Broeck: “Ik ben niet gewoon vermoeid, ik ben volledig uitgeput. Bij de kleinste activiteit ben ik ’s anderendaags niets waard. ’s Morgens ben ik vaak nog doodmoe, en zelfs als ik de hele dag in de zetel lig, blijf ik me zo voelen. Ik ga nu naar de kinesist, maar als ik één oefening te veel doe, zie ik daar dagen van af. Het rare is dat mijn hart en longen er best goed uitzien. Maar na twee keer twee minuten fietsen ben ik kapot. De longspecialist begrijpt er niets van.

“Ik heb last van haaruitval, ben verward en sla woorden door elkaar. Natuurlijk hoop ik dat ik er volledig bovenop raak, maar ik voel dat er nog iets gaande is in mijn lijf. Het is méér dan een traag herstel. Er komen nieuwe klachten bij. Ineens heb ik ook een extreem tekort aan foliumzuur, terwijl mijn eetpatroon niet anders is dan vroeger. Dat wil toch iets zeggen.”

Tast het uw moraal aan?

Van den Broeck: “Ik haat het gevoel van hulpbehoevendheid. Ik ben 42 jaar: mijn zelfstandigheid verliezen hakt er zwaar in. Des te meer omdat de meeste mensen van mijn leeftijd niet zwaar afzien door het virus. Ik vrees dat ik zelfs over een jaar nog niet de oude zal zijn. Al leef ik daar niet naar, want ik wéét het nu eenmaal niet. In september wil ik weer fulltime lesgeven.”

Heeft deze periode de band met uw naasten veranderd?

Van den Broeck: “Absoluut. Ik droeg al jaren zorg voor mijn grootvader, die bij ons thuis inwoonde. Hij was ook besmet met corona. Een halfuur voor ik het ziekenhuis mocht verlaten, is hij gestorven. Het was alsof hij zei: ‘Je hebt al die jaren voor mij gezorgd. Nu is het tijd om voor jezelf te zorgen.’ Toen ik thuiskwam, heb ik hem meteen vastgepakt, huilend, maar ook lachend. ‘Ik heb de Chinees verslagen, jong. Maar waarom heb je niet op mij gewacht?’ Hij was al een uur overleden, maar ik voelde zijn aanwezigheid.

“We hadden ons voorgenomen om thuis de quarantaine te respecteren, maar dat was te zwaar. Mijn zonen hadden hun overgrootvader zien sterven en waren bijna hun mama kwijt. Ze namen me vast alsof ze me nooit meer zouden loslaten. Dat is veranderd: vroeger was ik tijdens een knuffel mentaal bezig met de was of het eten, nu houden we elkaar écht vast. We voelen dat we er voor elkaar zijn.

“Mijn zonen zeggen dat ze wisten dat ik hen nooit alleen zou laten. Maar dat is gemakkelijk gezegd. Ik ben door het oog van de naald gekropen en heb geluk dat ik het kan navertellen. En hoe moeilijk mijn lijf ook doet, ik hoor dikwijls dat ik stráál. Zo voel ik me ook. Ik krijg een tweede kans en ga ervoor.”

Gerlinde Hoskens en Patrick Steenaerts: ‘Bomvol huiduitslag’

Het gros van de coronapatiënten ervaart milde symptomen. Slechts uitzonderlijk worden in een koppel beide partners zwaar ziek. Gerlinde Hoskens (49) en Patrick Steenaerts (50) zijn er maanden na hun besmetting nog steeds niet bovenop.

Gerlinde Hoskens en Patrick Steenaerts.

Steenaerts: “Begin maart waren we allebei snel vermoeid. Ik was hees en we voelden allebei druk op de borst. Corona, dacht ik meteen.”

Hoskens: “Ik geloofde het lang niet en weet het aan drukte en slaaptekort, tot ik in elkaar zakte in de douche. Toen moest ik de ernst van de situatie wel inzien. Mijn man was kwaad omdat ik het zo lang had ontkend. Maar het was zo raar en vies: we kenden het virus van het nieuws, en nu was het daar. We konden het alleen maar ondergaan, vertrouwen op ons lichaam en hopen dat we erdoor zouden komen.”

Jullie konden elkaar niet verzorgen, want jullie waren allebei ziek.

Hoskens: “Ik kon, zeker in het begin, helemaal niets. Mijn leven bestond zes weken lang uit moeizaam opstaan, via de trapleuning in de zetel belanden, en even moeizaam naar het toilet strompelen. Zelfs op mijn rug liggen deed te veel pijn. Ik kon alleen op mijn zij liggen en de hele dag rusten. Ik sta positief in het leven, maar de ziekte geeft je werkelijk níéts om je aan op te trekken. Je kunt dat gevoel van vermoeidheid en pijn met niets anders vergelijken. Ik kon zelfs niet praten omdat ik zo leeg was.”

Steenaerts: “Ik ben nooit eerder zo ziek geweest, maar ik kon tenminste nog koken voor mijn vrouw. Eén van onze dochters deed de boodschappen, vrienden hielpen een handje, de partner van onze buurvrouw maakte heerlijke soep voor ons. Zonder hen hadden we het niet gered, want we mochten en konden niet naar buiten.”

Waaraan trokken jullie je samen op?

Steenaerts: “Dat niemand van ons in het ziekenhuis lag en dat onze naasten in orde waren. Toen is mijn schoonmoeder heel ziek geworden: dat was de hel. We konden niets doen, alleen zelf de ziekte ondergaan en hopen dat alles goed zou komen. Toen we te horen kregen dat ze het zou halen, zeiden we dikwijls tegen elkaar: ‘Deze periode is vreselijk, maar ma leeft tenminste nog.’ Alsof we iets nodig hadden om de pijn te relativeren.”

Hoskens: “Tijdens het vele rusten hebben we allebei wel beseft dat we te hard gingen in ons dagelijks leven. We moesten erkennen dat gezondheid niet zo vanzelfsprekend is. We worden nu al maanden met onze neus op de essentie van het leven gedrukt. Dat is beangstigend, maar tegelijk heel waardevol: we beseften dat we omringd zijn door prachtige mensen. We waarderen ons nest nu véél meer, zijn dankbaar voor onze tuin en het bos naast onze woning. Ik ben veel ballast aan het verkopen – kledij en spullen – om daarna te kunnen investeren in wat we wél belangrijk vinden.”

Hoe keken jullie naar de wereld vanuit jullie cocon?

Hoskens: “Onze buurvrouw kwam soms tot bij het raam – ons venster naar de buitenwereld. Ze vertelde dat mensen moesten aanschuiven voor de winkel, dat ze mondmaskers droegen... De wereld was aan het veranderen, maar wij merkten er niets van. Wij zaten binnen en waren enkel bezig met beter worden.”

Steenaerts: “In het begin keken we twee keer per dag naar het nieuws, maar daarmee zijn we gestopt. Vrolijk werden we er niet van.”

Patrick Steenaerts en Gerlinde Hoskens.

Gelukkig hebben jullie elkaar.

Hoskens: “Mensen geloven ons soms niet als we zeggen dat we na zoveel maanden nog ziek zijn, terwijl we nooit in het ziekenhuis gelegen hebben. Alsof we onze pijn verzinnen. Ze zien ons alleen als het goed gaat, nooit op de zoveelste slechte dag. In die zin is het inderdaad een geluk dat we elkaar hebben. We begrijpen elkaar, we weten wat het is.”

Misten jullie het niet om in de watten te worden gelegd?

Steenaerts: “Eigenlijk niet. Mijn vrouw wilde vooral met rust gelaten worden.”

Hoskens: “We streelden elkaar wel eens over het been of de hand. Meer was niet nodig, en we waren bang dat we elkaar zieker zouden maken. We hadden elkaar, dat voelden we.”

Hoe gaat het vandaag met jullie?

Steenaerts: “Wanneer we naar bed gaan, weten we niet in wat voor dag we wakker zullen worden. Soms voelen we ons best goed, soms is het een ramp.”

Hoskens: “Dat is emotioneel het zwaarste. Een goede week beleven na een helse periode, hopen dat het nu echt beter zal gaan, om daarna weer een klap van de hamer te krijgen. De huisarts wierp al op dat het misschien chronisch is, dat het af en toe zal terugkeren. Niemand die het weet, maar we willen daar niet te veel over nadenken. Ik heb geleerd dankbaar te zijn dat we al zover zijn. Heb ik vandaag een mindere dag, dan is er morgen een nieuwe.”

Steenaerts: “De onaangename verrassingen stapelden zich de voorbije maanden wel op. Plots had ik extreme tandpijn. De tandarts kon het eerst niet geloven, maar uit de foto’s bleek: een ontstoken holte.”

Hoskens: “Ik heb nog steeds hartkloppingen. Ook raar is die mist in mijn hoofd. In gesprekken kom ik niet op woorden en raak ik de draad kwijt. Ik vergeet namen, schrijf vreselijke spelfouten, kan verhaallijnen op televisie niet goed volgen. Mijn man sprak een regel met me af: we pauzeren een programma of film niet meer dan vier keer om een scène opnieuw te zien.”

Steenaerts: “Weken na de besmetting stond mijn huid plots in brand door een zonneallergie – een overreactie van mijn immuunsysteem.”

Hoskens: “Er klagen wel meer coronapatiënten over zware uitslag. Mijn schoonmoeder stond vol netelroos.”

Steenaerts: “Wat mij door al de pijn en stress hielp, was mijn gitaar. Spelen, spelen, spelen.”

Hoskens: “(lacht) Ik zie je nog zitten in je short en bloot bovenlijf, bomvol uitslag en tokkelend op je gitaar. Verstopt in het donker, met karton tegen het raam. ‘Dan speel ik híér maar, dat kan dat virus mij niet afnemen.’ Om vervolgens elk uur een koude douche te nemen, omdat je lichaam kookte.”

Nu komen jullie soms buiten. Hoe gaat dat?

Steenaerts: “Ik ben heel angstig, ik wil echt niet opnieuw besmet raken.”

Hoskens: “Onlangs waren we in Antwerpen en sloegen we een drukke straat in. Mensen liepen er kriskras door elkaar, waren aan het hoesten. Mijn man is gewoon gaan lopen.”

Steenaerts: “Ik kon het niet. Ik moest daar weg. Als ik het huis verlaat, ben ik er niet gerust in.”

Hoskens: “Ik heb het moeilijk met laks gedrag. We zijn vorig weekend een glas gaan drinken op een rustig terras. De serveerster deed haar masker naar beneden wanneer er geen politie in de buurt was. Heel ‘cool’. Ik ben bijna uitgevlogen: ‘Wil je eens babbelen met mensen die het virus gehad hebben?’”

Redden jullie het financieel?

Hoskens: “Ik werk in de horeca- en theaterwereld, hij in de muzieksector: niet bepaald de coronajackpot. Onze theatervoorstelling van het voorjaar ging niet door: een investering zonder opbrengsten dus. Ik werk stilaan meer in het café, maar dat vergt veel energie. We moeten alleszins zuiniger leven.”

Steenaerts: “Ik ben zelfstandig muzikant – bij de bands Kameel en Yevgueni – en ik krijg steun, al is dat maar net voldoende om niet failliet te gaan. Ik had drukke maanden voor de boeg, maar alles is geannuleerd. Ik weet niet hoelang we dit volhouden. We kunnen enkel hopen dat alles snel voorbij is. Maar wie weet wanneer?”

Sabine Van de Vyver: ‘Kanonnenvlees’

Terwijl heel België zich terugtrok in eigen kot, bleef het zorgpersoneel met gevaar voor eigen leven dapper doorwerken. Sabine Van de Vyver (54) is hoofdvroedvrouw in het Sint-Vincentiusziekenhuis in Deinze en raakte in maart besmet tijdens een onbeschermd contact – de boodschap was toen om spaarzaam om te springen met het beschermingsmateriaal.

Sabine Van de Vyver.

Van de Vyver: “Ik voelde de storm komen. Als afdelingsverantwoordelijke was ik betrokken bij de reorganisatie van het ziekenhuis. Begin maart al heb ik thuis maatregelen getroffen. Mijn jongste zoon stuurde ik uit huis. Mijn man en ik begonnen elk een eigen badkamer te gebruiken en sliepen apart. Ik was als de dood om familie te besmetten.

“Ik werkte noodgedwongen zonder masker, en één van mijn patiënten testte nadien positief. Op 1 april ben ik zelf ziek geworden, enkele dagen later ben ik opgenomen in het ziekenhuis. Mijn man is daarna ziek geworden, veel zwaarder dan ik. Hij lag wekenlang in coma en verkeerde in kritieke toestand. Ik voelde me schuldig, want hij heeft het voor 100 procent zeker van mij gekregen.”

U was machteloos door het gebrek aan beschermingsmateriaal. Neemt u dat de overheid kwalijk?

Van de Vyver: “Absoluut. Als ik daarover praat... (tranen in de ogen) Ik vind het zó erg, wat ze met ons gedaan hebben. De politiek heeft de zorgverleners aan hun lot overgelaten. De vroedvrouwen bleven patiënten zien, zowel in het ziekenhuis als bij huisbezoeken, maar er was geen beschermingsmateriaal. Er waren geen plannen. Wij hebben zélf protocollen opgesteld, zonder steun van de overheid.

“Als de politici toen eerlijk hadden gecommuniceerd, had ik het nog kunnen begrijpen: ‘Er is geen beschermingsmateriaal, en wat we wél hebben gaat naar de Covid-afdelingen.’ Maar zelfs dat heb ik nooit gehoord. Ik kreeg als afdelingshoofd wél te horen dat wij niet beschermd moesten worden, omdat onze patiënten geen risicogroep zijn. Dat sloeg nergens op. Iederéén is potentieel besmettelijk, en vroedvrouwen in de verloskamer hebben langdurig contact met patiënten. Geen enkele mama bevalt binnen het kwartier. Het voelde als een oorlog: we stuurden jonge mensen als kanonnenvlees naar het slagveld, zonder te weten of ze het zouden overleven. Tegen een onzichtbare vijand kun je niets beginnen.

“Voor mij hebben de leidende politici volledig afgedaan. Ze kunnen dat nooit meer goedmaken. Ze hebben mij, mijn familie en mijn mensen in gevaar gebracht. En ik heb nooit excuses gehoord.”

Kunt u uw ziekteverloop beschrijven?

Van de Vyver: “Ik herinner me de extreme koude die diep in me zat. Alsof ik opgesloten was in een koelcel, in zomerkleren, en niets me kon opwarmen. Extreme spierpijn, vermoeidheid, een olifant op mijn borstkas en zwaar hoesten – de buren vertelden me later dat ze bang waren dat het virus via het open raam bij hen zou belanden. Op weg naar het ziekenhuis botsten mijn man en ik op een politiecontrole. ‘Covid-19’, zeiden we. In geen tijd had de politie alle chauffeurs aangemaand om aan de kant te gaan. We konden in een corridor naar het ziekenhuis, alsof we beroemd waren – een grappig moment tijdens een intrieste rit.

“Na enkele zware dagen mocht ik naar huis. Ik was nog steeds heel ziek, maar ik maakte me ook gigantisch veel zorgen om mijn man, die intussen zelf opgenomen was. Mijn zoon kwam eten brengen op de dag dat we hoorden dat hij in coma moest. Ik zie hem daar nog zitten, huilend op de stoeprand voor ons huis. Zijn vader en moeder waren doodziek, en ik mocht hem niet vastpakken, zelfs niet door zijn haar strijken om wat troost te bieden. Onwezenlijk. Ik heb in de weken erna plannen gemaakt voor de begrafenis van mijn man. Dat was loodzwaar.

“Net voor hij in coma werd gebracht, hadden we nog even kunnen bellen. Hij was ervan overtuigd dat het zijn laatste telefoontje zou zijn. Wekenlang moest ik elke dag 24 uur wachten op nieuws, een telefoontje van één minuut. Dat wachten slorpte me op, twintig dagen lang. Ik was emotioneel en fysiek een wrak.”

Sabine Van de Vyver.

Uw man redde het. Is jullie band nu veel intenser?

Van de Vyver: “Zeker. We zijn in dertig jaar huwelijk nooit zoveel samen geweest als de laatste tien weken. We waren altijd bij elkaar, hebben elkaar nog nooit zo graag gezien. Vorige week was ik voor de eerste keer een avondje alleen, en dat was ronduit beangstigend. Het is een soort trauma, denk ik, omdat ik hem bijna kwijt was. Ik heb het ook heel moeilijk om de draad van het leven weer op te pikken. Ik ben enkele keren huilend teruggekeerd van een banaal winkelbezoek, overmand door angst voor een nieuwe besmetting.”

Hij heeft wekenlang in coma gelegen, maar toch voelt uw man zich nu fysiek beter dan u.

Van de Vyver: “Mijn man is 20 kilogram lichter en moet opnieuw zijn spieren trainen. Dat wordt een werk van lange adem, maar van postvirale klachten heeft hij minder last. Mijn longfoto is nog steeds verstoord, de zijne is perfect.

“Ik ben maanden later helemaal nog niet de oude. Omdat ik midden augustus opnieuw moet beginnen te werken ben ik onlangs naar het ziekenhuis gegaan, ter voorbereiding. Toen ik thuiskwam, was ik misselijk en leeg: spierpijn, doodmoe, geen eetlust. Ik begon te bibberen – alsof ik weer in die koelcel zat – en zelfs met drie dekens duurde het een uur voor ik het weer warm had. Het is eb en vloed: je denkt dat het beter gaat en dat je weer dichter bij je normale leven staat, tot je lichaam weer ‘nee’ zegt. Dan moet je weer een week recupereren, alsof je opnieuw besmet bent. Ik moet leren luisteren naar mijn lijf en aanvaarden dat één uurtje wandelen het maximum is voor een dag. Dat is zwaar, want ik was héél fit en sociaal, en ik heb geen idee hoeveel tijd mijn lichaam nodig zal hebben.”

Mist u nog erkenning?

Van de Vyver: “Ja. Zeker in de eerste weken sprak niemand over blijvende klachten: het was uitzieken, of in het slechtste geval opnieuw spieren kweken na een coma. Maar de klachten bleven komen. Ik dacht dat het posttraumatische stress was, dat de symptomen tussen mijn oren zaten, maar de pijn is écht. Dat ik dezelfde klachten lees in de Facebook-groep voor lotgenoten, bevestigde dat voor mij: dit is een probleem van velen.”

Zelf langdurig ziek na een besmetting? Sluit u aan bij de contactgroep op Facebook: ‘Coronapatiënten met langdurige klachten (Vlaanderen)’

© Humo