Direct naar artikelinhoud
InterviewSeksualiteit

Jongens en seks: ‘Ze zien het vaak als een bouwplaats, in plaats van iets intiems’

Jongens en seks: ‘Ze zien het vaak als een bouwplaats, in plaats van iets intiems’
Beeld Sven Franzen

Houden jongens hun gevoelens en onzekerheden het liefst voor zich? Toch niet de honderden jongens die de Amerikaanse journalist Peggy Orenstein sprak voor haar boek Boys & Sex. ‘Jongens groeien op in dezelfde verwrongen, vercommercialiseerde, misogyne cultuur als meisjes.’

“Jongens stonden niet op mijn actielijstje.” Peggy Orenstein (58) maakt het niet mooier dan het is. 

Zelf stond ze aanvankelijk ook niet te trappelen. “Ik had geen enkele interesse of intentie om over jongens te schrijven.”

Ruim 25 jaar hield de Amerikaanse journalist zich exclusief bezig met één onderwerp: meisjes en jonge vrouwen. Ze schreef over hun seksualiteit in een snel veranderende maatschappij, over hun achterblijvende zelfvertrouwen ten opzichte van dat van jongens, over de invloed van sociale media en mainstreamcommercie op hun zelfbeeld.

Ze publiceerde bestsellers als Cinderella Ate My Daughter (een hilarisch opgeschreven zoektocht naar prinsessencultuur en hoe dat fenomeen in de markt is gezet voor jonge meisjes) en Girls & Sex – Navigating the Complicated New Landscape (een grootscheeps onderzoek onder Amerikaanse meisjes naar onder meer onenightstands, pornografie, instemming en seksueel plezier). Elke Amerikaanse ouder die bij de opvoeding van een dochter wel wat goed geïnformeerde steun en humor kon gebruiken, kwam de afgelopen jaren al snel bij Orenstein uit.

Maar tijdens de gesprekken die ze voor Girls & Sex (2016) voerde, kreeg Orenstein steeds dezelfde vraag. Van de meisjes zelf. Van hun ouders. Van broers en van vriendjes: ‘Ga je ook over jongens schrijven?’ Orenstein: “Dan antwoordde ik: ‘Dat lijkt me een taak voor iemand anders. Ik denk dat een man dat moet doen. Het is niet mijn expertise.’ Ik heb me er echt tegen verzet.”

“Maar allengs realiseerde ik me: het punt is juist dat niemand met jongens praat over kwesties als seks, geaardheid, mannelijkheid en sociale identiteit. En belangrijker: dat niemand naar hen luistert.”

Orenstein begon, enigszins schoorvoetend, in 2016 jongens te interviewen. En toen kwam #MeToo. Brock Turner. Bill Cosby. Harvey Weinstein. Kevin Spacey. Larry Nassar. “De alomtegenwoordigheid, de enorme omvang van seksueel wangedrag in elke sector van de samenleving door mannen, jong en oud, werd verontrustend duidelijk”, schrijft ze.

Aan de telefoon, vanuit Californië, voegt ze toe: “Plotseling had iedereen aandacht voor jonge mannen en seksualiteit. Ouders die altijd opgelucht waren dat ze een zoon hadden in plaats van een kwetsbaarder geachte dochter, die je moet beschermen en wapenen, realiseerden zich opeens dat hun taak misschien wel lastiger was: hoe voed je betere mannen op? Bovendien voelde dit moment aan als een unieke kans om met jongens over intimiteit en seks in gesprek te gaan. Ze dachten erover na op een manier die vijf tot tien jaar geleden misschien niet denkbaar was geweest.”

En dus is het er nu toch: Boys & Sex, waarvoor Orenstein twee jaar lang sprak met meer dan honderd jongens en mannen tussen 16 en 22 jaar: hetero, homo, bi of trans, aan de universiteit of net daarvoor, verspreid over heel Amerika. De gesprekken over seks en liefde, kleedkamerpraat en porno, seksuele instemming en wangedrag zijn gelardeerd met wetenschappelijk onderzoek en interviews met experts.

Jongens en seks: ‘Ze zien het vaak als een bouwplaats, in plaats van iets intiems’
Beeld Sven Franzen

Boys & Sex is een boek met een waarschuwing geworden. “Jongens groeien op in dezelfde verwrongen, vercommercialiseerde, misogyne cultuur als meisjes”, stelt Orenstein. “Als we daarvoor geen sterk tegenwicht bieden, als we niet met hen praten, bestaat de kans dat jongens seks steeds meer gaan beschouwen als een dienst die vrouwen hun moeten verlenen.”

Wat vond u de schokkendste ontdekking naar aanleiding van uw gesprekken met jonge mannen?

“We veronderstellen vaak dat jongens het verschrikkelijk vinden om hun gevoelens of onzekerheden te delen. Mijn grootste angst was dat ik veel eenlettergrepige antwoorden, veel uh-uh’s, op mijn vragen zou krijgen. De grootste verrassing voor mij, meer dan welke conclusie ik in mijn boek ook trek, was hoe graag ze wilden praten.”

Hoezo verraste u dat?

“Niemand praat met jongens. Ouders doen dat niet. De meeste scholen in de VS geven geen seksuele voorlichting, en de scholen die het wel doen, beperken zich tot de don’ts: heb geen seks, maak niemand zwanger, krijg geen geslachtsziekte, wees niet respectloos. Het feit dat de jongens echt wilden praten, echt betrokken waren en met zelfkennis over deze onderwerpen spraken, was een openbaring voor me. Dat was het goede nieuws.”

En het slechte nieuws?

“Aan de ene kant bleken Amerikaanse jongens vrouwen en meisjes als gelijkwaardig te zien, in de klas en in leiderschapsrollen. Ze hebben vriendinnen en homoseksuele vrienden. Maar wanneer ik aan hen vroeg de ideale man te beschrijven, praatten ze alsof ze rechtstreeks uit 1955 kwamen: het ging over waarden als dominantie, agressie, atletisch zijn, seksuele veroveringen, status en – het belangrijkste – je emoties kunnen onderdrukken. Amerikaanse jongens leren mannelijkheid deels op te vatten als diametraal tegengesteld aan vrouwelijkheid.”

Hoe leren ze dat?

“De jongens wijzen vooral naar hun ouders, en met name naar hun vader. Soms is dat het type dat zijn zoon aanspoort met opmerkingen als ‘Wees een man’ of ‘Don’t be a little bitch’. Maar vaker zijn het mannen die hun zonen niet toestaan emoties te tonen, die hun nooit vragen naar hun gevoelens of problemen, die hun niet leren praten. Als jongens zich al kwetsbaar opstellen, is dat met hun vriendinnen, hun moeders of hun zussen, maar zelden met hun vaders of andere jongens.

“Daarnaast zijn er natuurlijk de media – van sociale media tot mainstreamfilms en porno – die hun mannelijke aanspraak op en vrouwelijke beschikbaarheid voor seks voorspiegelen. En het loont voor jongens om aan die normen vast te houden: ze krijgen een band met elkaar door hun mannelijkheid te bevestigen en op te scheppen over hun controle over vrouwenlichamen. Ze praten over seks, maar zeggen niet: ‘Wow, het voelde echt geweldig. We genoten allebei.’ Nee, ze hebben het over I hammered, I nailed, I pounded, I tapped, I tore her up; alsof ze op een bouwplaats waren, in plaats van iets intiems te doen.”

Bro-culture, noemt Orenstein dat: een mentaliteit – het gevoel ergens aanspraak op te kunnen maken, een winnen-ten-koste-van-alleshouding – die zich het hevigst manifesteert op campussen van universiteiten, in de fraternities, de studentenhuizen en in de competitieve sfeer van sportteams aldaar. Het is een cultuur van witte, bemiddelde, heteroseksuele mannen – in die zin is Orensteins onderzoek (hoewel zij ook zwarte, gekleurde en homoseksuele jongens sprak) niet altijd even representatief, geeft ze zelf ook toe.

Toch is die cultuur interessant, omdat die de achtergrond vormt waartegen mannen opgroeiden als Brock Turner (de topzwemmer die op de campus van Stanford Chanel Miller verkrachtte, terwijl ze bewusteloos was) of Brett Kavanaugh (de hoge rechter die er door Christine Blasey Ford van werd beschuldigd haar te hebben aangerand op een met drank overgoten feestje).

De bro-culture strekt zich volgens Orenstein uit tot andere terreinen in de maatschappij: tot door mannen gedomineerde ‘enclaves’ als Wall Street, Silicon Valley, Hollywood, het leger – groepen die mannen conditioneren om iedereen die ‘niet in het team’ zit als vijandig te bejegenen, waar loyaliteit onvoorwaardelijk is en mannelijkheid wordt bestendigd door het delen van seksuele veroveringen, vrouwonvriendelijke taal en homofobie.

Kleedkamerpraat leidt toch niet automatisch tot seksueel wangedrag?

“Nee, maar het is niet ongevaarlijk. Als we kijken naar de daders van seksuele misdragingen op campussen, zien we in de statistieken dat sporters oververtegenwoordigd zijn. Jonge mannen die mannelijke normen het meest internaliseren, lopen een zes keer zo grote kans om meisjes seksueel te intimideren en andere jongens te pesten. En dat niet alleen: ze zijn vatbaarder voor overmatig drankgebruik, riskant seksueel gedrag, eenzaamheid en depressie.”

Peggy Orenstein.Beeld Los Angeles Times via Getty Imag

Wat niet wil zeggen dat jongens die wél vragen stellen bij de mannelijke normen niet ook worstelen. Orenstein sprak met de 18-jarige Cole, leerling op een middelbare school nabij Boston. Het stoort hem hoe vrouwonvriendelijk zijn sportteam in de kleedkamer praat over meisjes uit zijn klas, maar hij durft er niks meer van te zeggen, anders ligt hij uit de groep. Straks gaat hij naar de militaire academie, maar hij maakt zich zorgen: hoe moet dat daar? “Ik wil niet kiezen tussen mijn eigen waardigheid en mijn vriendschap met medestudenten”, zegt hij in Boys & Sex. “Hoe krijg ik het zo dat ik niet hoef te kiezen?”

Of neem Daniel, eerstejaars aan een elite-universiteit in het Midwesten, die verlangt naar een intieme relatie met ‘spirituele betekenis’. Hij kijkt vaak verkrachtingsporno, al vindt hij dat ‘fout’ en zegt hij zulke dingen ‘nooit’ in het echt te willen doen. 

Maar in zijn relaties heeft hij er moeite mee een erectie te krijgen en klaar te komen; de seks is niet stimulerend genoeg. Alleen toen hij agressieve seks had met een ex die hem probeerde terug te winnen – waarbij hij haar keel dichtkneep en aan haar haren trok – ervoer hij dat als bevredigend.

Jongeren worden overspoeld met subtiele en minder subtiele beelden van dominante mannen en beschikbare vrouwen. Dankzij het feminisme, zegt Orenstein, begrijpen we dat die beelden verregaande invloed kunnen hebben op het zelfvertrouwen, het lichaamsbeeld en het zelfbeeld van onze dochters. 

Daarom zijn we met hen gaan praten over hoe ze daarmee kunnen omgaan. Maar met jongens wordt nauwelijks gesproken over welke invloed stereotiepe mediabeelden hebben op hun zelfbeeld, op hun omgang met vrouwen en of ze zich wel of niet emotioneel kwetsbaar durven op te stellen.

De norm als man altijd klaar te zijn voor seks, zo veel mogelijk partners te scoren en dat emotioneel onaangedaan te verrichten, schrijft Orenstein in Boys & Sex, wordt ook bevestigd in de toenemende hook-up culture, de cultuur van losse seks die dominant is aan Amerikaanse universiteiten.

Wat is er mis met seks voor één nacht?

“Er is niks mis met hook-ups, maar wel met de hook-up-cultuur. Daarin gaat het hebben van seks gepaard met wat socioloog Lisa Wade ‘compulsory carelessness’ noemt, verplichte achteloosheid: het idee dat seksueel succes ermee samenhangt dat je niet te zeer emotioneel betrokken bent bij degene met wie je seks hebt. Het gaat eigenlijk niet eens om de seks, het gaat om status, om het verhaal achteraf met wie je allemaal seks hebt gehad. Het vereist ook overmatig alcoholgebruik, want als je seks hebt terwijl je nuchter bent, betekent die seks iets voor je. Onderdeel van de cultuur is ook dat je na de hook-up minder aardig tegen iemand bent dan ervoor.”

Het heeft een aantal zorgelijke kanten, zegt Orenstein. “De hook-upcultuur biedt geen gelijk speelveld voor mannen en vrouwen. Om een voorbeeld te noemen: de orgasmekloof is veel groter bij heteroseksuele hook-ups dan bij heteroseksuele relaties. Jongens vertelden me dat het ze niet echt kon schelen of een vrouw een orgasme had of niet, dat heeft geen prioriteit bij een hook-up. Een ander probleem is dat door bingedrinken de kans op ongewenst gedrag exponentieel toeneemt. Met alcohol op zijn jongens nog meer dan normaal geneigd de interesse van meisjes voor seks te overschatten. En hoe dronken mag een meisje precies zijn om nog bewust te kunnen instemmen met seks?”

Jonge mannen leren te vaak, subtiel of openlijk, hun eigen plezier boven de gevoelens van een vrouw te stellen. De toegenomen toegankelijkheid van porno (vaak niet verscholen achter een betaalmuur) en het kijken ervan op jongere leeftijd (in Amerika gemiddeld vanaf 11 jaar) draagt daar alleen maar aan bij, zegt Orenstein. “En het is waarschijnlijk dat hoe jonger je aan porno begint, hoe lastiger het is het onderscheid met de realiteit te maken.”

Een grote meerderheid van de Amerikaanse jongens zegt nooit een basaal gesprek met hun ouders te hebben gevoerd over wanneer je weet dat je partner seks met je wilt hebben, of over het belang je partner liefdevol en respectvol te behandelen, stelt Orenstein. Slechts de helft van de vijftig Amerikaanse staten stelt seksuele voorlichting op school verplicht.

Orenstein: “Daarmee laten we in Amerika de seksuele opvoeding van onze kinderen volledig over aan de media.”

“Grappig dat je met me wilde praten”, zegt Orenstein tegen het eind van het gesprek. “Want altijd als ik over dit onderwerp praat, vertel ik Amerikanen: we moeten zijn zoals Nederlanders. Jullie praten openlijk over seks met jullie kinderen, over de verantwoordelijkheid die je moet nemen, maar ook over het plezier ervan.”

Is dat niet te rooskleurig? Jongeren bij ons kijken ook veel en al jong naar porno, en hebben losse sekscontacten. En ouders bij ons vinden het ook ongemakkelijk om met hun kinderen over seks te praten.

“En toch doen ze het.”

U schetst al met al een somber beeld.

“Ik ben best optimistisch. Juist omdat de jongens die ik sprak blijk geven van zelfinzicht: ze begrijpen soms in welke systemen ze vastzitten, ze weten het wanneer ze hun partner benadelen. Ze willen erover praten, ze willen handvatten aangereikt krijgen.”

Hoe pak je zo’n gesprek het best aan? En kunnen wij ook nog iets leren?

(Met rollende lach) “Jullie, superieure opvoeders? Nou, het begint ermee dat je begrijpt dat het niet één gesprek is, maar een doorlopende conversatie. En dat je zulke gesprekken beter in de auto kunt voeren, wanneer jongens niet kunnen weglopen en je elkaar niet hoeft aan te kijken, dan wanneer je ervoor aan de keukentafel gaat zitten.”

En misschien scheelt het, stelt Orenstein, als je je realiseert dat seksuele opvoeding grotendeels niet over de daad zelf gaat, “maar over hoe je een relatie begint, hoe je conflicten beheerst, hoe je het uitmaakt, hoe je omgaat met verdriet en teleurstelling, en het belangrijkste: hoe je liefhebt”.