Direct naar artikelinhoud
InterviewHuis van Hiele

Viroloog Marc Van Ranst: ‘Legitimiteit? Je m’en fous’

Marc Van Ranst: ‘Het afgelopen half jaar voelt alsof het waren twee weken. De helft van de tijd weet je niet welke dag het is, alles loopt in elkaar over.’Beeld Bob Van Mol

Marc Van Ranst (55) is allicht de populairste, meest gecontesteerde en vaakst geïnterviewde viroloog van het land. Toch doen we daar nog een gesprek bovenop. Waarom? ‘Ik ben niet verkozen, dat klopt. Maar iemand moet toch íéts doen?’

We beginnen het verhaal waar het ­eigenlijk eindigde. In de auto, van Koksijde naar Willebroek. Marc Van Ranst heeft geen rijbewijs, de hitte slaat genadeloze gaten in het uurschema van de NMBS en dus geven wij hem een lift naar huis. Nog voor we de duinen goed en wel uit zijn, heeft hij zijn iPad al opengeklapt op schoot. Hij is zonet een uur of vijf onbereikbaar geweest, per sms heeft hij al aanmaningen ontvangen dat hij dringend een aantal mails moet beantwoorden.

Zonder die sms’en is er veel kans dat hij de mails zou missen, zegt de bekendste viroloog van het land. Zijn mailbox heeft meer weg van een stortplaats dan van een brievenbus, zonder gerichte zoekactie is er geen navigeren aan. Ter illustratie pikt hij er lukraak enkele berichten uit. “Hier, deze is net binnen. Een mail van 17u37 van (naam bekend bij de redactie).” Een lange resem verwensingen en scheldwoorden die niet voor publicatie vatbaar zijn. Een tweede bericht, een mailtje van een uur eerder. ‘Ik hoop dat er nog veel doden gaan vallen en dat gij dan zeker ook dood zijt.’

BIO • geboren op 20 juni 1965 in Bornem • studeerde genees­kunde in Diepen-­ beek en Leuven, was assistent aan het Albert Einstein College of Medicine in New York • doctoreerde in 1994 in de virologie (KU Leuven) • verwierf in 2007 na­tionale bekendheid als griepcommissaris • werd in 2009 aan­gesteld als inter­ministerieel commissaris in de strijd tegen de Mexicaanse griep • leidt het virologisch lab aan het Rega Instituut (KU Leuven) en is hoofd laboratorium­geneeskunde aan het UZ Leuven • woont in Willebroek met vrouw Erna en zoon Milo  

Van Ranst leest het voor alsof hij net heeft opgezocht hoe je de lekkerste pannenkoeken bakt. Dat het toch niet kan dat dit hem niets doet, zeggen we. “Ach, het is wat het is”, zegt hij. Om uiteindelijk, kilometers verder richting binnenland, toe te geven: “Nee, leuk is het niet.”

Het is nog steeds bovenmatig onderkoeld en laconiek, maar voor het eerst die middag lijkt het alsof er in dat pantser van Marc Van Ranst toch een klein barstje zit.

Een half jaar geleden nam Covid-19 ons leven over, maar dat van Marc Van Ranst al helemaal. Sinds februari is er geen dag voorbijgegaan dat hij niet in een nieuws- of duidingsprogramma zat op radio of tv, kranten- en magazinekolommen vulde en onlinecommentaar gaf op iedere nieuwste evolutie. Van Ranst komt zo vaak op tv dat de kinderen van vrienden van onze fotograaf denken dat hij “de baas van de wereld” is.

Van Ranst glimlacht wanneer hij het hoort. Baas van de wereld, dat is hij net niet. Hij is het wel van het virologisch labo aan het Rega-Instituut van de KU Leuven en van de afdeling laboratoriumgeneeskunde aan het UZ Leuven. Daarnaast is hij voltijds professor en adviseur van de verschillende regeringen die dit land rijk is. Als lid van de GEES en Risk Assessment Group tekende hij mee de aanpak van de coronacrisis uit. Sinds 1 augustus staat er één functie minder op zijn naamkaartje: hij is na een periode van acht jaar niet langer departementsvoorzitter Microbiologie aan de KU Leuven.

Ja, hij slaapt nog, zegt hij. “Maar het afgelopen half jaar voelt alsof het waren twee weken. Je tijdsbesef is weg, de helft van de tijd weet je niet welke dag het is, alles loopt in elkaar over. Er is geen tijd voor iets anders dan het virus. Het beheerst je leven volledig. Maar je geraakt in een flow. Ik ben moe, maar het is niet zo dat ik de nood tot vakantie voel. Er zijn zoveel mensen die het tien keer erger hebben dan ik. Verpleegkundigen, dié hebben het zwaar.”

Uw collega’s voorspelden ons al dat u geen rust zou willen nemen. Meer zelfs: ze zijn er zeker van dat u straks in een diep zwart gat zal vallen, wanneer de crisis voorbij is.

“O, daar ben ik niet bang voor. Ik heb nog nooit in een zwart gat gezeten. Als dit voorbij is, ga ik me ergens anders op storten en het zal even mania­kaal zijn. Op het vervolledigen van de oeuvre-catalogus van mijn grootoom, de kunstschilder Door Boerewaard, bijvoorbeeld. Al jaren trek ik overal heen om zijn werken te fotograferen, schuim ik het internet af om stuks te kopen. Dat werk is nog maar voor 30 procent af, dus daar ben ik nog wel even mee zoet.

‘Sommige politici zijn te hard aangepakt, anderen te weinig hard. Wouter Beke is te hard aangepakt.’Beeld Bob Van Mol

“Ik heb de hele periode ook niet als bijzonder stresserend ervaren. Aan de kant staan, niet betrokken zijn, dat zou ik stresserend vinden.”

Is dat waarom u op alle vragen ingaat?

“Dat denken jullie. Weet u wel hoe vaak ik neen zeg? Regionale en Franstalige media, die doe ik minder. Dat gaat gewoon niet. Maar ik zeg inderdaad geen neen tegen VTM of VRT. Dat is een bewuste strategie van mij en de collega’s, want als wij niet gaan, zal er gegarandeerd iemand anders zitten. Iemand die misschien minder op de hoogte is, dat kan voor verwarring zorgen. Er kijkt zoveel volk naar die zenders, zo kunnen we tenminste de hoop koesteren dat we enige eenheid in onze boodschap krijgen.”

Critici verwijten u mediageilheid.

(haalt schouders op) “Je moet daar niet onnozel over doen: als je niet graag op tv komt, dan kom je ook niet op tv.”

Hoe bevalt de BV-status u?

“Zanger Koen Wauters zei me meteen aan het begin van de crisis: ‘Marc, hierna gaat alles anders zijn’. Ik geloofde hem niet. Ik kwam vroeger ook al eens op tv, het is niet dat ik vanuit het niets kwam. Maar het is wel zo. Ik ben vorige week naar een wielerwedstrijd geweest in Linden voor Het Nieuwsblad, kijken of dat wel goed georganiseerd was. Achteraf ga ik even een limonade drinken op een terras, meteen staan daar mensen voor selfies, onder meer met de eigenaar van de zaak. ’s Anderendaags staat dat in Het Laatste Nieuws! Marc Van Ranst doet een terras. Dat is dan nieuws. Dat is echt gek.”

Die wielerwedstrijd is een goed voorbeeld: waarom doet u dat? Dat heeft toch niets meer te maken met virologie?

(schalks) “Maar dat was koers. Dat is plezant. En ik had toch niks dringends staan in mijn agenda.”

Hebt u uw gezin vaak gezien, behalve op de momenten die door verschillende media gedocumenteerd zijn?

“Zoveel ik kon, maar het verschil is niet zo groot met mijn gewone leven. Twee à drie avonden in de week slaap ik op mijn appartementje in Herent. Daar staan mijn boeken en daar blijf ik wanneer het ’s avonds zo laat wordt dat er thuis toch niemand meer wakker is en ik ’s ochtends ook weer weg ben voor het ontbijt.

“Ik hou ook contact, hoor. Ik bel iedere dag met mijn zoon, zeker de dagen dat ik niet thuis ben. En sinds we hier zitten heeft hij al twee keer ge-sms’t. Op het tweede bericht moet ik nog antwoorden.”

Uw zoon zagen we intussen ook op tv. Was dat een bewuste keuze?

“Initieel niet, ik heb dat heel erg afgehouden. Maar hij wilde zelf heel graag Ketnet-reporter worden. Hij heeft zich daar zelf voor ingeschreven en hij is dan geselecteerd. Ondertussen ben ik blij dat hij dat gedaan heeft. Milo (11) is eigenlijk een schuchter manneke, maar op Ketnet komen heeft hem echt goed gedaan. Hij is wat assertiever geworden. De overige televisieoptredens heb ik ook proberen te vermijden, maar Gert Late Night bijvoorbeeld, dat wilde Milo dan ook zó graag. Wat zeg je dan? Maar nu is het wel goed geweest.”

U bent laat vader geworden, u was 44 toen Milo geboren werd. Vindt u zichzelf een goede vader?

“Beter dan ik had kunnen zijn op mijn vijfentwintigste. Toen was ik assistent, dan heb je nul controle over je leven. Je bent ook nog volop aan het bouwen aan je carrière. Ik heb dat bij genoeg collega’s volledig fout zien gaan.”

U hebt zelf uw huwelijk op de klippen zien lopen.

“We waren maar een paar jaar getrouwd. Ik zat toen in New York, werkte daar aan mijn doctoraats­thesis. Zij is nog wel even meegegaan, maar die job slorpt je leven volledig op. Het uit elkaar gaan ging vervolgens heel makkelijk. We hadden niets: er was geen huis, geen auto, geen kinderen. Al wat er verdeeld moest worden, waren een paar cd’s.

“De collega’s die toen een gezin gesticht hebben, hebben hun kinderen nog veel minder gezien dan ik Milo zie. Ik denk dat ik er veel bewuster ben.”

U barst wel nog steeds van ambitie, naar verluidt. De post van directeur van UZ Leuven zou u wel zien zitten, zegt een collega. Twee van uw medewerkers zijn ervan overtuigd dat u rector van de KU Leuven wil worden.

“Ze zeggen dat om te lachen, toch? Nee? Ik ben heel blij met deze rector. Ik heb geen enkele reden om op te komen tegen Luc Sels. En daarna, hoeveel tijd heb ik dan nog voor mijn pensioen? (telt na) Oké, ik zou misschien nog één termijn kunnen doen. We zullen wel zien.” (lacht)

‘Als je elke dag beledigingen en bedreigingen krijgt, in die mate dat de flikken voor uw deur moeten komen staan, dan heb je wat minder geduld.’Beeld Bob Van Mol

De afspraak met Van Ranst voor dit interview werd vastgelegd begin mei, op een moment dat we nog niet zeker waren of en wanneer de restaurants weer zouden opengaan. Heel veel zin had hij erin, zei hij toen, om in de zomer met wat afstand terug te blikken op dat hallucinante voorjaar. Of we elkaar in juli of augustus zouden zien? Doe maar augustus, zei de viroloog. Dan gaat het zeker rustiger zijn.

Het is anders gelopen en hoe dat zover kunnen komen is, heeft u onder meer op deze pagina’s al uitgebreid kunnen lezen. Het rapport van de test-en-tracestrategie, van de te snel opeenvolgende versoepelingen en de aanpak van de terugkeerders uit Noord-Italië gaan we dus niet meer maken. Eén ding willen we Van Ranst wel nog voorleggen: zijn standpunt over mondmaskers.

Tijdens de eerste golf hebt u herhaaldelijk gezegd dat mondmaskers niet nodig waren. U noemde ze zelfs maskertjes voor de hersenen, niet voor de longen. Enkele maanden later voerde u mee de forcing om ze verplicht te krijgen in winkels. Toch kan u niet gezegd hebben dat u daar een bocht hebt genomen.

(geprikkeld) “Nee. Nee, echt niet. Ik ben geweldig in het reine daarover met mezelf. We zaten allemaal in ons kot op dat moment. We kwamen nauwelijks in contact met anderen.”

Behalve dan in de supermarkt. In theorie moest daar 1,5 meter afstand gehouden worden; u weet ook dat dat op de meeste plekken een illusie was.

“Maar wat was er gebeurd als ik op dat moment had gezegd: mondmaskers, geweldig goed idee, jongens! Terwijl er geen waren? Men was elkaar al aan het vermoorden voor toiletpapier.”

U had kunnen uitleggen dat mondmaskers nog steeds prioritair waren voor de zorg, maar dat we in de supermarkt eender wat voor ons gezicht moesten dragen, al was het een sjaal.

“Oké, misschien hadden we dat moeten doen. Dat wil ik nog wel gezegd hebben. Dat hadden we sneller kunnen doen.”

Wat is de kost van die beslissing? Hoeveel erger hadden we kunnen voorkomen door wel meteen onze monden en neuzen te bedekken in contact met anderen?

“Dat is heel moeilijk om te zeggen. We weten niet op welke plaats hoeveel overdracht is gebeurd. Dat zou kunnen met doorgedreven track and tracing. Wanneer je weet wie naar welke supermarkt gaat op welk moment, kun je patronen ontdekken. Nu is dat een known unknown: we weten dat we het niet weten.

“Mijn grote zorg op dat moment was vooral: hoe krijgen we zo snel mogelijk mondmaskers in het land? Daarom hebben we die zelfmaakactie op poten gezet. En daarom heb ik zelf ook contact opgenomen met handelsfederatie Comeos om supermarkten via hun leveranciers mondmaskers te laten bestellen voor de brede bevolking. De bestellingen van de overheid waren volledig in de soep aan het draaien. Op een gegeven moment zaten ze te bieden op een onlineveiling in Albanië om een machine aan te kopen om zelf mondmaskers te maken. Dus heb ik zelf maar actie ondernomen.”

Ging u daar uw boekje niet ver te buiten? Het is toch niet aan u om zulke onderhandelingen te voeren?

“Er waren al genoeg ministers van Mondmaskers, zeker? En het moest gebeuren. Had een van die ministers het op dat moment gedaan, ik was zo stil als een muisje geweest.”

Maar u bent geen beleidsmaker en u bent niet verkozen. Waar haalde u de legitimiteit?

Je m’en fous. Je hebt een crisis en we waren het er met de collega’s over eens wat de manier was om die crisis enigszins te beheren. Legitimiteit is dan van secundair belang.

“Nu, de reden waarom ik die reflexen heb: ik ben al eens interministerieel commissaris geweest. Erika Vlieghe ook. Zij voor ebola, ik voor de Mexicaanse griep. Dat heeft het ongelooflijke voordeel dat wij dit land kennen en weten hoe je bepaalde dingen in beweging kunt zetten, zonder al te veel olifant in een porseleinwinkel te moeten zijn. Maar nogmaals: dat doe je enkel in een crisis en bij afwezigheid van anderen die die rol opnemen. ‘Ben ik verkozen?’, dat vraag je je dan niet af. Je bent viroloog, epidemioloog, infectioloog: dat ben je niet enkel voor je eigen universiteitje.”

Bent u kandidaat om coronacommissaris te worden?

“Dat is een beetje laat, nee? Hadden ze me dat in het begin gevraagd, natuurlijk zou ik dat gedaan hebben. Maar nu zie ik niet goed in waarom we er nog eentje nodig hebben. We hebben ons virologengroepje, en dat marcheert goed.”

Dat groepje – bestaande uit viroloog Steven Van Gucht, infectioloog Erika Vlieghe, microbioloog Emmanuel André, vaccinoloog Pierre Van Damme, biostatistici Niel Hens en Geert Molenberghs, econoom Mathias Dewatripont (“zo gebeten door het virus dat hij er niet meer uit te krijgen is”) en Van Ranst zelf – hoort elkaar dagelijks via WhatsApp. Daar wisselen ze studies en grapjes uit, daar stemmen ze ook af wat ze belangrijk vinden om mee te geven als boodschap.

Een voorbeeld? De mondmaskers die in vele gemeenten en de hele provincie Antwerpen verplicht zijn over het hele grondgebied. “Dat staat me langs geen kanten aan”, zegt Van Ranst. “Drukke straten en markten, daar is het nodig. Mondmaskers tijdens een eenzame avondwandeling aan de Schelde of op een veldweg waar vier mensen passeren? Dan ben je niet bezig met het bestrijden van een pandemie. Zet een burgemeester en een politiecommissaris samen, en het wordt gevaarlijk. Dan gaat het dadelijk van: ‘Hoe gaan we dat handhaven!? Ah ja, laat het ons overal doen, dat is gemakkelijk. En zien we iemand zonder, dat is dan 250 euro.’ Dat moeten we weg krijgen. Het is niet makkelijk om de geest weer in de fles te krijgen, maar daar gaan we wel in slagen.”

Luttele uren na ons gesprek blijkt Steven Van Gucht exact dezelfde boodschap de wereld ingestuurd te hebben. Nog eens een dag later post Van Ranst zijn betoog op sociale media. “Op die manier zorgen we dat onze boodschap door ons allemaal verspreid wordt en proberen we zoveel mogelijk impact te hebben. Met een beetje chance volgt de politiek dan.”

U bevestigt nu het verwijt dat al lang gegeven wordt: de virologen zetten de lijnen uit, niet de politiek.

“Ze hebben altijd de keuze om ons niet te volgen.

“Er is een enorm machtsvacuüm. Niettegenstaande dat we negen ministers van Volksgezondheid hebben. Ik ben er zeker van dat, behalve die negen zelf, niemand anders hen allemaal kan opnoemen. U ook niet, hè? (Werpt handen in de lucht) Zie je wel, zelfs de politieke journalisten weten het niet!

‘Hoe frustrerend moet het wel niet zijn, als je je moet aantrekken wat mensen van je denken? Dan krijg je niks meer gedaan.’Beeld Bob Van Mol

“Het probleem is niet eens om uit te zoeken wie voor wat verantwoordelijk is, dat is uiteindelijk nog redelijk snel gevonden. Maar iemand vinden die de verantwoordelijkheid ook wil opnemen, dat is een ander paar mouwen. U vroeg me daarstraks naar mijn legitimiteit. Wij virologen zijn inderdaad niet verkozen, dat klopt. Maar iemand moet toch íéts doen?”

Hebt u zich ooit gebruikt gevoeld door de politiek?

“Nee.”

Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck zei onlangs in een interview in Humo dat hij zich met u verwant voelt: bliksemafleiders voor electorale schade, noemde hij jullie.

“Dat klopt wel. Neem het van mij aan dat geen enkele expert ooit naar een tv-studio heeft gebeld met de vraag of ze mochten langskomen. Wij werden uitgenodigd omdat de politici niet wilden. En wij hadden onderling vooraf afgesproken: hoe slecht de cijfers ook zijn, wij gaan ons niet wegsteken, en duiding blijven geven.

“Nu, politici kunnen ook niet goed doen voor de media, hoor. Het is altijd te veel, te weinig, te vroeg, te laat.”

Hebt u in deze crisis medelijden gehad met politici?

“Er zijn er die wellicht te hard zijn aangepakt en anderen die niet hard genoeg zijn aangepakt.”

We zullen er namen op plakken: Wouter Beke is te hard aangepakt, Maggie De Block niet hard genoeg?

“Maggie is in de Franstalige pers wél heel zwaar aangepakt. Te zwaar, zelfs. Het gaat ook niet enkel over politici. Er zijn ook kabinetschefs die heel veel macht hebben, maar zich heel goed kunnen wegsteken. Er zijn er daarentegen ook weer anderen die above and beyond duty opereren.

“Wouter Beke is op een bepaald moment inderdaad te hard aangepakt, vind ik. Maar dan komt de handigheid om de bliksem af te leiden toch boven. Zijn getuigenis in het Vlaams Parlement was meesterlijk. Meesterlijk saai ook, maar dat was dus goed gedaan.”

Hebt u het zelf moeilijk om kritiek te incasseren?

“Als het terecht is? Totaal geen probleem mee. Maar veel van de kritiek van de afgelopen maanden was dat niet. En dan heb ik ook nul goesting om daar tegemoet aan te komen.”

Glijdt alles zo makkelijk van u af?

(sarcastisch) “Ik ween mezelf ’s nachts in slaap. Maar niemand die het gelooft.”

De manier waarop u dat nu zegt, is dezelfde als die waarop u al vanaf het begin van de crisis zegt dat alles wat misloopt uiteindelijk uw schuld zal zijn. Enerzijds is dat relativerend, anderzijds is dat ook best arrogant.

“Tja, je weet gewoon dat het zo zal uitdraaien. En zonder een dosis arrogantie kun je dit niet doen. Hoe frustrerend moet dat wel niet zijn, als je je moet aantrekken wat mensen van je denken? Dan krijg je niks meer gedaan.”

Toch zou het helemaal niet raar zijn mocht u er wel een knakje van krijgen. Herman Goossens heeft zijn mediaoptredens teruggeschroefd daardoor.

“Dat begrijp ik ook. Als dit de eerste keer is dat je dat meemaakt, dan verrast je dat.

“Kijk, als er niemand commentaar heeft, dan ben je meestal ook niks aan het doen. En wanneer je politiek in een of andere richting te duwen bent, dan heb je bijna automatisch mensen die het oneens gaan zijn. De harde kern zal dan vollenbak gaan. En dat heeft niets te maken met deze crisis. Hun agenda is politiek.”

U werkt dergelijke tegenkanting natuurlijk ook in de hand door zeer politieke uitspraken te doen. U weet dat pakweg 30 procent van de bevolking u alleen daarvoor al niet zal kan uitstaan. Waarom doet u dat wanneer u tegelijk zegt dat u wil dat zo veel mogelijk mensen uw boodschap horen?

“Tja, wat kan ik daaraan doen?”

U zou uw politieke uitspraken achterwege kunnen laten tijdens de crisis.

(gemaakte zucht) “Zo moeilijk.”

Waar zijn politiek activisme vandaan komt, willen we weten. Van Ranst haalt zijn diepste oogrol boven: “Vanuit mijn hart?”

Nee, hij heeft het linkse gedachtegoed niet van thuis uit meegekregen, zegt hij. Als hij toch ergens de kiem moet zoeken, dan op het college van Boom. “De leraars daar hadden uitgesproken standpunten over onderdrukking, racisme, onrecht. Later tijdens mijn studententijd was ik preses van de overkoepelende studentenvereniging in Diepenbeek. Daar heb ik voorkomen dat de NSV erkend werd als vereniging. Dat zijn de meest vorte racisten die je je maar kunt indenken.

“Ik vind het eenieders plicht om zich tegen onrecht te verzetten. Ik heb een vaste job bij de unief en dan ben je duidelijk bij de rijkere mensen. Ik ben een blanke man en heb nooit te maken gehad met racisme. Maar zou ik me daarom niet met discriminatie op alle mogelijke vlakken mogen bezighouden? Au contraire, zou ik zeggen. Ik heb de luxe en de mogelijkheid om daarover iets te kunnen zeggen.”

U trekt nogal graag onverbloemd van leer tegen extreemrechts. Zoals wanneer u op de Nederlandse tv zegt dat extreemrechts uw advies niet wil horen. U noemde dat een vorm van natuurlijke selectie.

“Het ging over mensen van extreemrechts die mij bedreigen. Maar die nuance is in de clipjes die zijn gaan circuleren niet echt doorgekomen. En degenen die er baat bij hadden dat die nuance eruit verdween, hebben er ook alles aan gedaan om die nuance eruit te doen verdwijnen.”

Feit blijft dat dat toch geen fijnzinnige uitspraak is?

“In de natuur zie je constant natuurlijke selectie. Als je je niet aanpast aan bepaalde omstandigheden, zal natuurlijke selectie zijn werk doen. Het is niet omdat je mens bent, dat je daaraan ontsnapt. Daar hangt geen verdere connotatie aan.”

Toch wel: u zegt in feite dat het ook een manier is om van extreemrechts af te geraken.

“Maar enfin, neen. Wie gaat dat nu denken? Ik heb geen doodswens voor gelijk wie. Wie het toch zo begrijpt, doet dat omdat dat in zijn of haar politiek denkkader valt.

“Weet u, wanneer je dat perfect rationeel benadert, dan had ik kunnen zwijgen. Maar wanneer je elke dag beledigingen en bedreigingen krijgt, in die mate dat de flikken voor uw deur moeten komen staan, dan heb je wat minder geduld. En mocht extreemrechts zich op de vlakte hebben gehouden, zou ik daarin gevolgd zijn. Ik heb de laatste maanden met heel weinig uitzonderingen ook geen aanvallen op N-VA geplaatst. Ik moest nauw met hen samenwerken, dat was niet gepast. Bovendien heb ik gemerkt dat een aantal van die mensen best wel fijne mensen zijn.”

U hebt zowaar het beleid van Bart De Wever geprezen.

“Bart De Wever is een goede burgemeester. Of nee, laat ik het anders zeggen: ik heb respect voor de complexiteit om burgemeester te zijn van een grote stad. Dat is niet simpel.”

Er is bij de start van de tweede golf met de vinger gewezen naar een aantal gemeenschappen die moeilijk te bereiken zouden zijn. Was dat terecht?

(uitdagend) “Tja, die jongeren in Huldenberg (160 kampeerders hielden er in juli een illegaal feest, avb). Ik heb ook geen idee hoe je die moet bereiken.

‘Voor de toekomst: als je iemand graag hebt, knuffel die dan. Een knuffel is minder impactvol dan een handdruk.’Beeld Bob Van Mol

“Er is een eeuwenlange geschiedenis van het viseren van gemeenschappen. Daar is nog nooit veel goeds van gekomen. Dat zijn sentimenten die je niet moet aanmoedigen.”

Als het probleem bij de Turkse, Marokkaanse en Joodse gemeenschap ligt, mag dat dan niet gezegd worden?

“Zeker wel. Maar het probleem zat niet enkel daar.”

Bent u daarom gaan overcompenseren? Door nu meteen naar die jongeren in Huldenberg te wijzen, bijvoorbeeld. Of door tijdens de ramadan te verkondigen dat de curve daalt, mede dankzij de inspanningen van de moslims die zich zo goed aan alle maatregelen gehouden hadden?

“Dat was ook zo.”

De Morgen-columnist Mohamed Ouaamari was best verontwaardigd om die uitspraak; hij vond die zeer veralgemenend en vooral nergens op gebaseerd.

“Ik heb dat gelezen. Maar de ramadan was echt goed gegaan, er waren geen outbreaks toen. Het potentieel voor disaster was veel groter, het risico op politiek misbruik nog veel groter. Maar doe ik dan aan overcompensatie? Ik vind van niet.

“Daarna kwamen de versoepelingen, ook voor die gemeenschappen uiteraard, en dan zijn er wel enkele haarden ontstaan. Maar nog eens: niet alleen daar. Enkele dagen geleden stond Brakel bovenaan de pieklijst. Good luck met het vinden van de Turkse, Marokkaanse en Joodse gemeenschap in Brakel. Het zit gewoon overal.”

Er zijn stemmen die zeggen: Marc Van Ranst is precies wat links nodig heeft.

“Uiteindelijk moet je in België altijd tot een compromis komen. Zo werkt onze staatsstructuur. Als je dan al begint met een verwaterde versie, dan hou je bij dat compromis quasi niets meer over. Dus in die zin snap ik die uitspraak. Het mag allemaal best wat roder. De BSP van vroeger, die waren linkser dan de PVDA vandaag. Maar toen waren er nog mensen die zich identificeerden met het socialisme. Dat sloeg – de schandalen en het cliëntelisme buiten beschouwing gelaten – meer aan. Ze haalden in ieder geval meer dan de 11 procent die de sp.a nu haalt.”

U schurkt zelf tegen de PVDA aan. Dat zijn geen socialisten, maar communisten.

“Maar enfin, ik ben geen communist. Dat is het beeld dat men van mij ophangt. En met een reden: vanaf het moment dat je iemand een communist kunt noemen, heeft hij afgedaan.

“Ik ben links, dat zeker wel. Maar het concept van een politieke partij, dat is niets voor mij.”

U bent niet aan het warmlopen voor de komende verkiezingen?

“Ik heb de vervelende eigenschap om geruchten nooit te ontkennen. Maar je kunt niet je hele leven werken om zo weinig mogelijk bazen te hebben en dan er bazen bij kiezen. Partijlijn, partijtucht, dat is aan mij niet besteed. Mijn laatste lidkaart was die van de Patskrant (voorloper van de ‘Stipkrant’, een wekelijkse kinderbijlage bij ‘Het Nieuwsblad’ en ‘De Standaard’ die in 2000 ter ziele ging, avb).

We durven ook te vermoeden dat u het type bent dat expres na de avondklok zou buitenkomen, uit protest.

(grijnst) “Laten we het erop houden dat ik de chance heb om een terras en een tuin te hebben.”

We zitten hier nu al een hele middag met z’n drieën aan een tafel voor acht personen, aangezien we niet in elkaars bubbel zitten. Willen we naar het toilet, zetten we een mondmasker op. Is dat hoe ons leven er zal gaan uitzien?

“Nee. Sommige dingen zullen blijven, andere niet. We gaan weer dichter bij elkaar kunnen zitten. Dat deden we een paar weken geleden ook nog. Handen geven is iets anders. Dat zou ik ook niet propageren.

“Er is een reden waarom men elkaar in het leger begroet zonder elkaar aan te raken. Zij hebben al eeuwenlang een hygiënisch alternatief voor de handdruk: zij salueren. Nu pleit ik er niet voor dat we daar op dagelijkse basis mee beginnen. (lacht) Als je iemand graag hebt, knuffel die dan. Een knuffel is minder impactvol dan een handdruk.”

Kijkt u nog eens even in uw glazen bol? Zal Covid-19 de geschiedenis ingaan als de pest van onze tijd?

“Maar dit is totáál niet te vergelijken met de pest. Kijk, de Spaanse griep is het virus dat de 20ste eeuw getekend heeft. Vijftig à honderd miljoen doden op een moment dat de wereldbevolking slechts 1,8 miljard mensen telde; we zitten nu niet eens op hetzelfde speelveld. Net zoals de Spaanse griep de vergelijking met de pest niet doorstaat.

“Maar natuurlijk is dit een belangrijke epidemie. SARS was de voorbereiding op de vogelgriep, de vogelgriep bereidde ons voor op de Mexicaanse griep en de Mexicaanse griep op dit coronavirus. We zitten nu op ongeveer 650.000 doden, wat nog steeds de bovengrens is van een normaal griepseizoen. Ik vermoed dat we uiteindelijk zullen uitkomen bij een gelijkaardige tol als de Hong Kong-griep in 1968, waarbij 1 à 2 miljoen doden vielen.”

Hoeveel pandemieën zijn we verder in 2030?

“Géén, hoop ik. Maar dat kun je onmogelijk voorspellen. Ik heb twintig jaar geleden ooit gezegd: we zijn elke dag dichter bij een nieuwe pandemie. Een waarheid als een koe, natuurlijk, maar wat zegt dat? Elke dag is er ook eentje dichter bij een Belg die de Ronde van Frankrijk wint.”