Direct naar artikelinhoud
AchtergrondWielrennen

‘Ooit wint hij de Tour’: waar ligt de meet voor supertalenten Remco Evenepoel en Wout van Aert?

Remco Evenepoel en Wout van Aert mochten afgelopen weken al menig champagnefles ontkurken.Beeld Collage DM

Het is een halve eeuw geleden dat dit land nog zo’n blik top­renners kon open­trekken. Hadden de de mentor van Remco Evenepoel (20) en de trainer van Wout van Aert (25) dit megasucces echt zien aankomen? Komende donderdag koersen de twee veelwinnaars overigens eindelijk eens tegen elkaar, op het BK tijdrijden.   

Het is niet onmogelijk dat dit verhaal zaterdagavond 15 augustus alweer achterhaald is. Niet dat er in de Dauphiné Libéré naast de openingsrit die hij woensdag won nog veel meer wordt verwacht van Wout van Aert. Maar nadat hij de vorige twee weekends een klassieker (Strade Bianche) en een monument (Milaan-Sanremo) heeft gewonnen, weet je het met deze jongen op een zaterdag nooit.

De kans is groter dat het tussen Wout van Aert en Remco Evenepoel inzake gewonnen monumenten na dit weekend gelijk staat. De Ronde van Lombardije, zaterdag, met haar uitdagende hellingen is spek naar de bek van Remco Evenepoel. Een tip: op een goeie vijftig kilometer van de streep ligt de zeven kilometer lange Muro di Sormano waarvan de laatste twee kilometer aan 15 procent. Is dat geen idee, kwestie van de superlatieven weer tevoorschijn te kunnen halen? Zijn ex-trainer en mentor Fred Vandervennet (ooit een marathon­grootheid in dit land) kent het recept:

“Tempo rijden van in het begin van de klim; als hij wacht tot de laatste twee kilometer en ze beginnen te prikken, zal het niet meer lukken.”

Bijna acht maanden ver in zijn eenentwintigste jaargang kan Evenepoel de jongste winnaar worden in de klassieker van de vallende bladeren sinds Giovanni Gerbi in... 1905. Jongste Belg die een klassieker wint, kan hij niet meer worden. Rik Van Steenbergen was nog geen twintig toen hij in 1944 de Ronde van Vlaanderen won.

In Como en omstreken komt Evenepoel zaterdag Van Aert nog niet tegen, wel zijn bijna-naamgenoot Van der Poel. Over Mathieu gaat het de laatste tijd niet zo vaak in de media. De boy wonder van het Nederlandse wielrennen heeft zijn seizoensstart ietwat gemist en loopt nu een beetje achter de feiten aan. Wout van Aert, zijn grootste concurrent toen ze beiden nog veldrijder waren, klopte hem twee keer in een bijna rechtstreeks duel. Reken maar dat dit pikt, net zoals op 27 mei van dit corona­jaar.

‘Container Cup’

27 mei? Als ooit het decennium 2020-2030 te boek wordt gesteld – u weet wel, die tien gouden jaren dat we alles wonnen (of dachten te winnen) wat maar te winnen viel – moet er een kadertje in over De Container Cup. Dat was het (on)zalige idee van de zender VIER om tijdens de lockdown van de lente van 2020 sporters en Bekende Vlamingen een kwartiertje op te sluiten in een container en aan vijf proeven te onderwerpen.

De eerste in de rij was Remco Evenepoel, hij eindigde als twintigste – en als tiende en laatste van alle deelnemende wielrenners. De laatste in de rij was Wout van Aert, hij parkeerde zichzelf op de twaalfde plek. De strafste aller containerdeelnemers was Mathieu van der Poel, die geen enkel record neerzette maar ­overall een halve minuut beter deed dan Greg Van Avermaet, op zijn beurt ook een halve minuut beter dan Oliver Naesen. Eén, twee, drie: renners.

Remco Evenepoel in actie tijdens de Ronde van Polen, die hij won. ‘Remco lijkt een kind in een speeltuin, maar het draait om presteren en winnen bij hem’ , zegt ex-trainer Fred Vandervennet.Beeld Photo News

Evenepoel presteerde ver onder de radar. Dat hij meteen de eerste dag aan de beurt kwam – toen het gedoe in die container nog een gimmick was – én samen met top­sporter-toerist Pieter Timmers, deed er wellicht ook geen goed aan.

Maar Van Aert, die viel wel op. Hij roeide niet alleen als een roeier en eindigde op amper tien seconden van olympiër Tim Brys, op de drie kilometer op de stationaire fiets reed hij het hele veld compleet naar huis. Hij klopte Van der Poel met een volle tien seconden. Het was niks, het was een spel, maar tien maanden na zijn carrière­bedreigende crash in de Tour was het eveneens een voorteken. En een check: het zat bepaald goed met zijn atletisch vermogen.

“Ik had net dezelfde reflex toen ik dat zag”, zegt zijn trainer Marc Lamberts. “Zo’n voorsprong, op drie kilometer, dan nog op Van der Poel die wij allebei onwaarschijnlijk hoog inschatten, dat heeft hem echt vertrouwen gegeven. Nu, we wisten al in februari dat hij goed zat. Toen jij bij zijn stage op de hellingen van de Teide op Tenerife op bezoek kwam, kon ik niet te veel kwijt, maar hij trapte dan al wattages waarmee hij in het voorjaar Milaan-Sanremo, de Ronde van Vlaanderen en Roubaix had kunnen winnen.”

Er kwam geen voorjaar, maar het maakte geen verschil. Het is al vaak geroepen in het Belgisch (lees: Vlaams) wielrennen, dat er een nieuwe hoogconjunctuur zit aan te komen, maar de kans is levensgroot dat die er nu eindelijk echt ís. Opmerkelijk: Evenepoel en Van Aert zijn niet alleen, ze zijn de scorende spitsen van een hele generatie bijzonder getalenteerde jonge wielrenners die met de juiste mentaliteit en goed begeleid hun lastige sport beoefenen.

“Van Van Aert schrik ik niet en Evenepoel volg ik ook al sinds hij als eerstejaars junior bij mijn neef reed”, zegt Johan Bruyneel, de banneling van het cyclisme die vanuit Madrid nog steeds de vinger aan de pols houdt. “Het zijn geboren winnaars, mentaal ijzersterk, en dat onderscheidt superkampioenen van gewone klasbakken. Ik zie bij hen terug wat ik bij Lance Armstrong en Alberto Contador heb gezien: zo overtuigd van het eigen kunnen.”

Als deze hoogconjunctuur zich daadwerkelijk doorzet, kan ze ooit de vergelijking doorstaan met die uit de jaren 60-70, en als we nog verder teruggaan met die in het interbellum. Tussen de twee wereldoorlogen wonnen de Belgen de helft van alle Tour de France-edities. In de jaren 70, die we gemakshalve laten beginnen in 1969, wonnen Belgen zes Tours, een aantal Giro’s en ontelbaar veel klassiekers. Dat de era van Van Looy, Merckx en De Vlaeminck nog wat straffer was dan wat zich nu aankondigt, helemaal juist, maar de concurrentie kwam ook alleen maar uit West-Europa.

Deze nieuwe weelde overvalt ons en dat niemand durft te beweren dat hij/zij het had zien aankomen. Zowel Evenepoel als Van Aert zijn exponenten van een toeval­model en zeker niet van doordachte talent­ontwikkeling.

Wout van Aert wint de openingsetappe van de Dauphiné Libéré. ‘Op stage trapte hij al wattages waarmee hij in het voorjaar Milaan-Sanremo, de Ronde van Vlaanderen en Roubaix had kunnen winnen’, zegt trainer Marc Lamberts.Beeld AFP

Remco Evenepoel is pardoes uit de Vlaamse boom aan wieler­talenten komen vallen. Hij was een getalenteerde voetballer met een personal coach (Vandervennet) die zijn fysiologisch systeem oprekte, maar hij had niet het geduld om zich aan de voetbal­hiërarchie te onderwerpen. Toen hij merkte dat hij, hoewel vijf jaar jeugd­international, niet onmiddellijk de voetbal­ster zou worden die hij in zichzelf zag, niet bij Anderlecht, niet bij PSV en niet bij KV Mechelen, omdat hij snelheid miste en snelheid nauwelijks trainbaar is, ging hij uit arren moede fietsen. Dat ging goed, die ritjes met zijn vader en enkele wielertoeristen, en hij werd junior.

Fred Vandervennet: “Zijn vader heeft ook gekoerst, maar met de genen zat het aan moeders kant ook goed. Haar grootvader was een goed wielrenner in de oorlogs­jaren. Mama Agna had nog nooit gelopen en vroeg mij een schema om een marathon te lopen. Drie maanden later liep ze onder de 3u30.”

Johan Bruyneel: “Ik weet nog dat Remco in een van zijn eerste rittenwedstrijden in het Baskenland van in de eerste etappe aanviel. Hij werd teruggepakt en toen moesten ze nog een col op naar de finish. Hij werd nog vijfde. Dat wil wat zeggen.”

Een jaar later werd hij wereldkampioen bij de junioren. Hij skipte de beloften, werd prof, en alles op de fiets ging steeds beter in tegenstelling tot het voetbal. Hij was nog maar 19 en was al Europees kampioen en vice­wereldkampioen tijdrijden bij de profs. Hij startte dit jaar in vijf kleine ritten­wedstrijden en heeft ze alle vijf gewonnen.

Wout van Aert volgde een meer traditionele weg. Voor hem geldt hetzelfde als voor Evenepoel: super­talenten ontwikkelen zich haast vanzelf en je moet vooral hopen dat ze niet om zeep worden geholpen. Evenepoel kreeg gelukkig ex-­marathon­loper en ex-­topsport­coördinator van de wielerbond Fred Vandervennet op zijn pad, Van Aert had de meeval dat hij zeven jaar geleden bij master LO Marc Lamberts terechtkwam.

Toen Jurgen Van den Broeck destijds Lotto-Soudal, de Belgische opleidingsploeg par excellence, erop wees dat zijn trainer ook een goed crosserke onder de vleugels had genomen, werd hij naar eigen zeggen net niet uitgelachen. Van Aert croste zich naar drie wereldtitels, sprak af en toe van een overgang naar de weg, maar die werd pas serieus na een rel met zijn toenmalige werkgever Nick Nuyens. De Nederlanders van wat nu Jumbo-Visma is, hapten toe en haalden de zoon van een Nederlandse vader binnen.

Marc Lamberts: “Toen hij een paar jaar geleden alles won in het veld, vroeg men mij wat hij op de weg zou kunnen. Hij woog 72-73 kilogram en ik zei: alle klassiekers tot en met Luik-Bastenaken-Luik. Deze winter woog hij over de 80 maar hij zit nu net onder de 77. Zijn vermogen is inmiddels zo groot dat ik nog steeds beweer dat hij ook Luik aankan. De spiermassa in zijn bovenlichaam is hij kwijt, maar hij moet echt oppassen met krachttraining, hij kweekt zo snel spieren. Inmiddels heeft hij veel andere spieren in zijn lichaam versterkt, onder meer door stabilisatie-oefeningen.

Evenepoel komt – uiteraard alleen – over de streep na de derde etappe in de Ronde van Burgos, die hij won. ‘De ploeg van Remco moet hem in de Giro af en toe een rit kalm kunnen houden. Als je hem laat doen, valt hij elke dag aan.’Beeld BELGA

“Wout heeft bij Jumbo-Visma de ploeg en de methode gevonden die het beste bij hem passen. Neem nu dat gewichts­verlies. Dat ging niet harder dan 200-300 gram per week, maar onder leiding van food­coach Martijn Redegeld is ook alles bekeken en geprobeerd, waardoor zijn metabolisme beter werkt.”

Een krant titelde na vorig weekend ‘The Sky Is the Limit’. Daar lijkt het erg op. Je bent sneller klaar met het opnoemen van wat ze niet kunnen, dan omgekeerd. In het geval van Remco Evenepoel is dat simpel: sprinten en vlakke, snelle eendagswedstrijden. Fred Vandervennet weet hoe hij kan verliezen. “Ga samen met hem naar de meet en hij wint niet. Remco moet alleen aankomen. Hij heeft geen of weinig snelle spiervezels.”

Johan Bruyneel vindt dat alles­behalve een probleem. “De dag dat hij heeft ondervonden dat het leven in de koers voor hem makkelijker is als hij alleen voorop rijdt, die dag heeft hij het licht gezien. Hou hem nu maar tegen.”

Al het andere: tijdrijden, korte en lange hellingen, klassementswedstrijden, klassiekers waar het op en neer gaat en waar vermogen om de hoek komt kijken, het ligt allemaal in zijn bereik.

Fred Vandervennet: “Inzake uithouding laat hij bijzondere waarden optekenen, maar ik denk dat Egan Bernal, Primoz Roglic, Tadej Pogacar en nog wel enkele anderen voor hem niet moeten onderdoen. Waar hij in excelleert, is zijn wil om te winnen en zich te bewijzen. Dat manneke kan zeer goed afzien. Dat heeft hij van zeer jonge leeftijd. Hij speelt competitievoetbal van zijn vijfde en altijd in de top. Hij lijkt een kind in een speeltuin, maar het draait om presteren en winnen bij hem.

“Ik herinner mij trainingen in de Ardennen waar hij als junior rondreed tegen een gemiddelde van meer dan 31. Later reed hij dat rondje tegen meer dan 33. De doorge­winterde profs met wie ik daar vroeger soms kwam, en ik noem geen namen, reden nooit harder dan 29. Drie keer Côte de la Vecquée en Le Rosier? Welnu, de zesde klim reed hij nog aan 400 watt naar boven. Dat heb ik hem geleerd: altijd blijven duwen.”

Gepatenteerd finisher

Wout van Aert en Remco Evenepoel overlappen elkaar in het klassieke werk en in het tijdrijden. Van Aert kan wel een sprint winnen tegen de besten, met uitzondering van de topsprinters, al ligt dat na een lastige wedstrijd dan weer anders.

Marc Lamberts: “Ik heb hem daar moeten van overtuigen. Mijn benen doen pijn, zei hij en dan trok hij de sprint aan voor een ander. Ik heb geantwoord: iedereen heeft pijn in de benen aan het eind. Jij hébt een sprint, sprint nu toch. De klik kwam vorig jaar toen hij zowel in de Dauphiné als in de Tour een sprint won tegen gepatenteerde finishers.” Dat kunstje flikte hij woensdag in de Dauphiné opnieuw.

De klassieker waar Van Aert en Evenepoel ooit samen op een podium kunnen staan is Luik-Bastenaken-Luik, die in deze rare jaargang op zondag 4 oktober wordt gereden. Evenepoel is dan voorzien voor de Giro, het programma van Van Aert is nog niet bekend. De afspraak voor de eerste en misschien enige showdown Van Aert-Evenepoel in 2020 is nu donderdag 20 augustus om 12.30 uur. Niet langer op de Zeelaan in Koksijde maar op het militair domein, dat beter af te sluiten is voor het publiek, wordt het BK tijdrijden gereden. Favoriet is Evenepoel, omwille van zijn aerodynamica, zijn vice­wereld­titel en omdat Wout van Aert net uit de Dauphiné komt en in volle voorbereiding is op de Tour. Die wil hij winnen, maar dan als ploegmaat van een andere Jumbo-Visma. Het is eens wat anders.

Johan Bruyneel: “Op termijn wil ik het hem wel eens zien proberen, een mooie klassering rijden in de Tour. Al wordt het in zijn huidige ploeg Jumbo-Visma wel lastig. Dat team heeft een heel sterke structuur met een duidelijke hiërarchie, overigens dé manier om de Tour te winnen.

“Evenepoel is van nature meer geschikt voor dat werk en is ook de enige in zijn huidige ploeg die daarvoor in aanmerking komt ”

Marc Lamberts: “Om zelf kanshebber te zijn voor een grote ronde moeten er nog drie tot vier kilo’s af bij Wout. Nu is hij de man die Primoz Roglic kan afzetten bij de laatste klim.”

Wout van Aert in actie op de bench press, in het VIER-programma 'De Container Cup'. Toen was al duidelijk dat de Jumbo-renner goed was hersteld van zijn horrorcrash in de Tour van 2019. Beeld Vier

Grote rondes hebben veel lange klimmen en voor alles wat langer duurt dan een half uur klimmen speelt de fysica een rol. Bergop rijden wordt dan een verhaal van watt per kilogram lichaamsgewicht. Met zijn bijna 77 kilo kan deze Wout van Aert op papier niet mee met de lichtere jongens als Roglic, die ook bij hem in de ploeg rijdt, of Bernal, Pogacar en sommige anderen. Deze Wout van Aert trapt over een half uur klimmen in de buurt van de 6 watt per kilo, de grote-ronde­mannen gaan daar boven.

En Remco Evenepoel? Die rijdt in oktober de Giro. Alle kenners, te beginnen met Michel Wuyts die vorig weekend zijn loftrompet bovenhaalde – niet toevallig in een roze polo – denken dat hij in de Giro podium rijdt. Meer zelfs, hij is de grote kanshebber voor winst, 42 jaar na Johan De Muynck, de laatste Belgische winnaar van een grote ronde.

Fred Vandervennet: “Ik wéét dat hij drie weken kan presteren. Ik heb nooit iemand gezien die sneller recupereert. Op voorwaarde dat zijn ploeg hem, net als in Burgos en Polen de afgelopen weken, af en toe een rit kalm kan houden. Als je hem laat doen, valt hij elke dag aan. Hij kan in de tijdritten veel tijd winnen en pak dat maar eens terug tegen iemand die bergop met de besten meekan.

“Wat ik niet weet en wat we nooit samen hebben getraind omdat hij nog te jong was: hoe reageert hij boven de 1.600 meter, als de zuurstof minder makkelijk in de longen komt?”

Veel data van Remco Evenepoel zijn onbekenden. Zoals zijn lichaams­gewicht, waar geheimzinnig wordt over gedaan, alsook zijn wattage op een lange klim, al zeggen insiders dat dit flink hoger uitkomt dan die cruciale 6 watt per kilogram.

Johan Bruyneel: “Remco? Niet twijfelen. Hij kan tijdrijden als de allerbesten en klimmen met de allerbesten. Ik durf nu te zeggen: ooit wint hij de Tour.”