Direct naar artikelinhoud
ColumnMarnix Peeters

‘Goedemorgen, dapperen!’ riepen wij de vroege mountainbikers toe, maar hijgend en stampend kregen zij amper een wederwoord over de lippen

Marnix Peeters.Beeld DM

Op zijn berg in de Oostkantons schrijft Marnix Peeters over vrijheid, vogels en zijn vrouw. In september verschijnt zijn tiende roman, Oogje.

Ofschoon wij van het leven houden, houden wij niet van opstaan. Toch niet voor negen uur. Het gebeurt dat ik tussen vier en vijf wat ga schrijven, maar door de band genomen zien wij zelden de zon opgaan. Als de Schepper had gewild dat wij opstonden, had hij wel de wekker geschapen, zeggen wij wel eens.

Met die hitte waren wij elke dag om halfzeven opgestaan, om toch onze wandeling te kunnen doen. Dat verliep niet van een leien dakje. Mijn vrouw is het eerste kwartier volstrekt onaanspreekbaar. Haar zintuigen weigeren dienst. Boos kijkt zij voor zich uit, het gezicht gekreukt. Zij is de koningin van de slaap. Als ik haar een Nespresso geef en ‘Uw koffie, majesteit’ zeg, verschijnt er een flauw, onwillig glimlachje op haar lippen.

Ook Boef is geen ochtendhond. Hij controleert vluchtig de tuin op indringers, hij blaft in de hoeken uit voorzorg naar ingebeelde katten en komt dan snel terug. Wantrouwig laat hij zich zijn harnas omdoen. Terwijl wij onze Meindls aantrekken en onze waterfles vullen, kruipt hij weer in zijn mand, zuchtend als een oud paard.

Maar zo hebben wij dus de geneugten van de ochtendwandeling ontdekt. Strategisch gingen wij eerst de heuvel op; zo bewaarden wij de afdaling voor het laatst en konden wij het tweede, al wat warmere uur door het koelere bos stappen. Hoe prachtig waren de pas afgeoogste velden onder de laagstaande zon; het goud van de korenstoppels, de vroege wolken in wel honderd tinten.

Bij de Duitse grens sloegen wij linksaf. Ongeveer een kilometer stapten wij als reuzen door het hoge gras. Bij het ingaan van het bos floot mijn vrouw op haar vingers om het wild te verjagen. Met Boef erbij houden wij reeën, vossen en hazen liever op een afstand; het brave dier loopt na een close encounter vaak nog uren te rillen van de opwinding.

In het bos, waar wij anders nooit iemand ontmoeten, kruisten wij nu mountainbikers die net als wij van de ochtend profiteerden. ‘Goedemorgen, dapperen!’ riepen wij hen toe, maar hijgend en stampend kregen zij amper een wederwoord over de lippen.

Met een koele huid en een helder hoofd kwamen wij dan rond halftien thuis. Ik ging aan het werk en mijn vrouw haalde meteen de verloren slaap in. Rond de middag ruilden wij van plek en van bezigheid. De verzengende uren brachten wij vervolgens met ons drieën door op de koude tegels van de gang, afwisselend lezend, slapend, werkend en aperitievend. Aan het eten begon ik pas op een Spaans uur, als de keuken betreedbaar was.

Het voelde aan als een weekje vakantie, zei mijn vrouw. Alles even anders doen. Dat is wat vakantie hoort te zijn, toch?

Het voelt zelfs een beetje gek dat je daarvoor ooit een vliegtuig naar Cambodja nam, zei ik. Mogelijk is die tijd voorgoed voorbij, en mogelijk is dat maar goed ook.

‘Goedemorgen, dapperen!’ riepen wij de vroege mountainbikers toe, maar hijgend en stampend kregen zij amper een wederwoord over de lippen
Beeld © Zoonar.com/Erwin Wodicka