Videospeler inladen...

Lokale contactopsporing in Kortrijk loopt vlot, samenwerking met Vlaamse contactopsporing hapert

In Kortrijk en omstreken loopt de lokale contactopsporing volgens de organisatoren goed. Toch klagen ze over de gebrekkige samenwerking met het Vlaams contactcentrum. Omdat ze lokaal (nog) geen toegang hebben tot de centrale databank van het federale wetenschappelijk instituut Sciensano verrichten ze soms dubbel werk en is een efficiënte samenwerking onmogelijk. 

In de regio rond Kortrijk bellen plaatselijke artsen en vrijwilligers sinds begin deze maand zelf coronapatiënten op om na te gaan met wie ze in contact zijn geweest. Ze doen dat omdat ze vinden dat het Vlaamse contactcentrum, dat instaat voor het contactonderzoek in heel Vlaanderen, te traag werkt. 

Het systeem in Kortrijk blijkt intussen goed te draaien, want de artsen bereiken zo'n 40 gezinnen per week. "De mensen die we contacteren werken vlot mee", zegt schepen voor Zorg en Welzijn Philippe De Coene (SP.A). "Ze delen ons ook veel mee,  ook zaken die ze niet eerder aan medewerkers van het Vlaamse contactcentrum hebben meegedeeld – zeggen ze zelf. Dat heeft wellicht te maken met het grote vertrouwen dat mensen hebben in lokale artsen."

Databank Sciensano

In Kortrijk vinden ze dat ze nuttig werk verrichten met hun lokale opsporing. Alleen kunnen ze de informatie die ze verzamelen niet delen met het Vlaamse contactcentrum. Dat komt omdat de lokale speurders geen toegang hebben tot de centrale databank van Sciensano. In die databank zitten alle gegevens van coronapatiënten. Maar tot nu toe kan alleen het Vlaamse contactcentrum er gebruik van maken. 

Soms weten we niet wie er al gecontacteerd is en leveren we dubbel werk.

Philippe De Coene, schepen voor Zorg en Welzijn, Kortrijk (SP.A)

Die situatie leidt ertoe dat patiënten soms 2 keer gecontacteerd worden: één keer door het Vlaamse contactcentrum en één keer door een plaatselijke arts. "Dat patiënten verschillende keren worden gebeld, vinden ze niet erg", zegt De Coene. "Ze vinden het doorgaans fijn als ze aandacht krijgen. Maar voor ons is het natuurlijk moeilijk werken als we geen toegang hebben tot die databank. Zo weten we inderdaad niet wie er al gecontacteerd is en leveren we soms dubbel werk."

Volgens De Coene was er beloofd dat de lokale contactspeurders deze week toegang zouden krijgen tot de centrale databank van Sciensano. Hij hoopt dan ook dat die er snel komt.  

Bevoegd Vlaams minister van Welzijn Wouter Beke (CD&V) zegt dat er een afsprakenkader klaar is. "Als men dat ondertekent, dan kan men daar onmiddellijk mee van start gaan." Philippe De Coene laat weten dat er morgen overleg is met het Vlaamse niveau over de samenwerkingsovereenkomst. "Er moeten nog twee zaken uitgeklaard worden: een vergoeding voor de lokale contactopspoorders en de juridische aansprakelijkheid". Dat werd overigens enkele weken geleden, bij de start van de lokale initiatieven, ook al geopperd.

Roeselare

Ook in Roeselare zouden ze graag met lokale contactopsporing starten. "Sinds eind juli zijn we ons met een 15-tal vrijwillgers aan het voorbereiden", zegt Johan Vandenbussche van Midwest (een groepering van 16 gemeenten rond Roeselare). "De goesting om eraan te beginnen, is groot. Maar we wachten nog op de technische middelen."     

Met die technische middelen bedoelt Vandenbussche: toegang tot de centrale databank. Al wachten ze in Roeselare ook nog op een aantal afspraken met de Vlaamse regering rond vertrouwelijkheidsclausules en eventuele vergoedingen voor de vrijwilligers. 

Bekijk hieronder het verslag uit "Het Journaal":

Videospeler inladen...

Te traag? "Er is veel vooruitgang geboekt"

De lokale contactopsporing is er gekomen omdat een aantal gemeenten vindt dat de Vlaamse contactopsporing te traag werkt. In Kortrijk merken ze bijvoorbeeld dat 4 op de 10 mensen die zij contacteerden nog niet door de Vlaamse contactopspoorders in Brussel gebeld werden.

Vlaams minister Beke nuanceert. "Het cijfer uit Kortrijk wil ook zeggen dat 6 op de 10 van de mensen sneller worden gecontacteerd door de Vlaamse contactopsporing. Er is de voorbije weken veel vooruitgang geboekt. Op dit ogenblik zit er gemiddeld drie uur tussen het moment dat de informatie aan de contactopspoorders wordt doorgegeven en het moment dat de besmette persoon wordt opgebeld. Bijna 75 procent van de besmette patiënten wordt binnen de 24 uur opgebeld."

De grootste uitdaging blijft het aantal contacten dat de besmette personen doorgeven, weet minister Beke. Bij de drie lokale initiatieven loopt dat zeer vlot. Het centrale Vlaamse niveau stoot wel nog op een gebrek aan vertrouwen bij de mensen, daar geeft een op de drie geen contacten door. "Huisartsen kunnen daar een belangrijke rol in spelen. Zij kunnen aan hun patiënten duidelijk maken dat het belangrijk is om mee te werken."

Bekijk hier de reactie van minister Wouter Beke (CD&V):

Videospeler inladen...

Meest gelezen