Direct naar artikelinhoud
PortretRobbe De Hert

De Vlaamse film verliest zijn peetvader

Robbe De Hert op de Boekenbeurs in 2017. ‘Robbe wordt vaak omschreven als een enfant terrible, maar dat was hij niet uit vrije wil, het was uit pure noodzaak’, zegt collega-regisseur Jan Verheyen.Beeld Benoit De Freine

Robbe De Hert maakte naam als regisseur van films als De Witte van Sichem, Blueberry Hill en Lijmen/Het Been. Maar hij gaat toch vooral de geschiedenisboeken in als de eeuwige rebel van de Vlaamse cinema. ‘Robbe heeft de weg geplaveid voor alle regisseurs die na hem kwamen. En daar heeft hij niet altijd voldoende waardering gekregen.’

, en

Dit weekend was De Witte van Sichem, De Herts populairste film, voor de zoveelste keer op televisie te zien. En ook veertig jaar na datum heeft de film amper aan aantrekkingskracht ingeboet. Getuige daarvan de 480.000 kijkers die zondagavond naar Eén zapten. Collega-regisseur Jan Verheyen is niet verrast door die cijfers. “De Witte is voor mij de film waarin het engagement en de filmliefde van Robbe perfect samenvallen”, vindt hij. “Ik vind het de mooiste film die hij heeft gemaakt.” 

Nochtans was regisseur worden niet het allereerste carrièreplan. De Hert, in 1942, in volle oorlog, als Robin François geboren in het Engelse plaatsje Farnborough, tussen Londen en Winchester, volgde aanvankelijk een opleiding tot elektricien. Tot hij de schoolbanken beu raakte en koos voor een bestaan als matroos op de lange omvaart. Maar de liefde voor de film die toen al nadrukkelijk de kop had opgestoken, liet zich niet temmen. Eens terug aan wal ontvouwde De Hert zijn plannen om ‘filmstaar’ te worden.  Omdat dat zowat de enige beroepsbezigheid was waarvoor je geen specifiek talent nodig had, zou hij later beweren.

Al bleek dat behoorlijk tegen te vallen. De Herts kenmerkende accent was net iets te prominent aanwezig om voor de camera potten te breken. En dus besloot hij het vanachter diezelfde camera te proberen. Met 15.000 frank aan geleende centen kocht hij een camera, wat lenzen en pellicule. Na wat technische uitleg in de winkel kon hij daarmee aan de slag. Dat was volgens De Hert het grote verschil tussen hem en Orson Welles: ‘Welles heeft drie opleiding gehad, ik drie minuten.”

Weg geplaveid

Aanvankelijk was het zijn plan om het over het Kanaal te proberen. Daar waren niet alleen de grootste sterren te vinden, het was ook een terugkeer naar zijn geboorteland. “In Londen raakte ik bevriend met topregisseurs als Lindsay Anderson en Karel Reisz”, zo vertelde De Hert daarover in weekblad Humo. “Het was die eerste die me het advies gaf: ‘Probeer het hier en je bent een van de duizenden. Blijf in Vlaanderen en je bent een van de vijf.’” Het bleek een gouden advies te zijn.

Samen met collega-regisseurs als Guido Henderickx en Patrick Le Bon richtte De Hert het collectief Fugitive Cinema op. Ze wilden af van de klassieke Vlaamse literatuurverfilmingen en lieten zich inspireren door regisseurs als John Cassavetes. Dat resulteerde in documentaires en kortfilms als Dood van een sandwichman of SOS Fonske. “Robbe en zijn collega’s waren echte pioniers”, zegt Verheyen. “Zij hebben in heel ondankbare omstandigheden de weg geplaveid voor alle regisseurs die na hen kwamen. Robbe wordt vaak omschreven als een enfant terrible, maar dat was hij niet uit vrije wil, het was uit pure noodzaak. In die pioniersjaren moest je lastig doen om gehoord te worden. Alleen heeft Robbe daar niet altijd de waardering voor gekregen die hij verdiende.” 

De Witte Van Sichem (een rol van Eric Clerckx) uit 1980, een verfilming van het boek van Ernest Claes, betekende de grote doorbraak voor De Hert.Beeld RV

De grote doorbraak van De Hert kwam er in 1980 met De Witte van Sichem, een verfilming van het boek van Ernest Claes. De film werd een ongezien succes, een half miljoen Vlamingen trok ervoor naar de bioscoop. Acteur Michael Pas was als twaalfjarig jongetje in die film te zien. “Ik was diep onder de indruk van Robbe zelf, zijn bezieling, zijn energie en zijn gedrevenheid”, laat hij weten. “Robbe was een volksheld. Iemand die zichzelf gemaakt heeft. Zonder opleiding, zonder middelen, met niets dan zijn talent en zijn koppigheid. Zo heeft hij aan de weg van de Vlaamse film getimmerd, en kansen gemaakt voor wie na hem kwam.” 

Ook nadien werkten de twee nog samen voor de film Blueberry Hill. “Het vertrouwen dat hij me daar geschonken heeft, heeft me mijn hele loopbaan als acteur voortgestuwd”, zegt Pas. “Ik heb veel aan Robbe te danken.”

Monument

De Witte van Sichem is een monument van de Vlaamse film”, vindt ook Erwin Provoost, filmproducent en intendant van het Vlaams Audiovisueel Fonds. En dat voor een film die gedraaid werd met een budget van 30 miljoen Belgische frank, een peulschil volgens de huidige normen. “De Amerikanen konden dat niet geloven”, zei De Hert daarover. “Die dachten dat De Witte minstens twaalf keer zo veel had gekost. Constant moest ik improviseren om binnen het budget te blijven. Zo heb ik een kermisscène met een vuurspuwer bewust ’s nachts gedraaid omdat ik wist dat die zelf zijn licht maakte. Op die manier spaarde ik een lichtman uit.”

Na De Witte volgden nog films als Trouble in Paradise, de eerste Gaston & Leo-film Zware Jongens, Blueberry Hill, Brylcream Boulevard en Lijmen/Het Been in 2000 met Koen De Bouw en Mike Verdrengh. “Die opsomming bewijst de veelzijdigheid van Robbe als regisseur”, vindt Provoost. “En het toont ook dat hij iemand was die heel goed de markt kende. Hij kon goed inschatten wat wel of niet zou werken. Dat is de laatste jaren misschien een beetje ondergesneeuwd geraakt. Robbe was een enorme filmliefhebber. Een kenner ook. Hij zag alles wat uitkwam en wist perfect hoe de hele filmmachine werkte.”  

Blueberry Hill met Michael Pas. ‘Robbe was een volksheld. Iemand die zichzelf gemaakt heeft. Zonder opleiding, zonder middelen, met niets dan zijn talent en zijn koppigheid’, zegt Pas.Beeld RV

Ook Hilde Van Mieghem, actrice en regisseur, zal De Hert vooral als filmkenner herinneren. “Ik heb altijd bewondering gehad voor de rebel, de dwarsligger in De Hert. Hij was altijd in gevecht met instanties. En om die reden werd hij natuurlijk ook regelmatig uitgenodigd in tv-studio’s. Maar dan durfde men al eens vergeten dat De Hert een absolute filmkenner was.”

Van Mieghem kwam De Hert pre-corona nog wekelijks tegen in de cinema. “Je moet naar slechte films gaan kijken’, zei hij dan. “Enkel uit die films kan je leren.” Voor goede films had hij een andere raad. “Zet de film zonder geluid op op tv en bekijk hoe de film van de ene scène in de andere overgaat. Wees aandachtig bij elke cut.” 

Telkens als Van Mieghem De Hert tegenkwam, maakte hij tijd om een heel pleidooi af te steken. “In de regisseurswereld kom je het niet vaak tegen dat collega’s je met zoveel raad en daad bijstaan. Robbe was de absolute uitzondering. Gelukkig vond hij mijn films wel oké en heeft hij ze nooit op zijn bekende cassante manier moeten afbreken. Ach, Robbe was een dromer, een groot bakkes met een klein hartje. Een lieve man.”

Na Lijmen/Het Been bleeft het stil. Al had De Hert dat zelf liever anders gezien. Provoost: “Robbe bezat een ongelooflijk enthousiasme. Hij zat altijd vol plannen. Robbe zonder project? Dat bestond gewoon niet.” Alleen kreeg hij die plannen steeds moeilijker gefinancierd. Hij lag vrijwel constant in de clinch met het Vlaams Audiovisueel Fonds. In een interview met Humo klonk dat zo: “Schat, ik wil films maken, snap je dat niet? Ik voel me als een oversekste gast die naar een vrouw verlangt. De goesting om cinema te maken, dat is bij mij niet te schatten. Maar nog eens: daar zijn centen voor nodig.”

Hollywood aan de Schelde

Een van die projecten waarvoor hij de nodige middelen niet vond was Hollywood aan de Schelde, een documentaire over de Vlaamse filmgeschiedenis. Hij pompte uiteindelijk zijn eigen centen in de film, maar toen het VAF niet met de nodige steun over de brug kwam, bleef hij berooid achter. De laatste jaren van zijn leven woonde De Hert in een OCMW-flatje op Antwerpen-Zuid en moest hij zijn financiën aan een schuldbemiddelaar overlaten. Ook zijn gezondheidstoestand werd steeds zorgelijker. De Hert leed al vele jaren aan een zware vorm van diabetes die hem in een rolstoel deed belanden en nagenoeg blind maakte.

Dat belette hem niet om koppig te blijven werken en schaven aan Hollywood aan de Schelde. Net toen het er naar uitzag dat die film er nooit meer zou komen, kwam er in 2017 dan toch schot in de zaak. Na een interview waarin De Hert het nog eens over zijn film en het gebrek aan middelen had, zetten een aantal mensen een crowdfunding op poten. Er werd 125.000 euro opgehaald, De Hert kon zijn film afmaken. 

Robbe De Hert met Dominique Deruddere (l.) en Marc Didden (r.) in 1990. ‘Vandaag is de Cinémathèque Royale in vlammen opgegaan.’Beeld BELGA

Actrice Joke Sluydts (35) werkte als assistente intensief samen met De Hert aan die film. “Hij zat er al twintig jaar mee in zijn hoofd. Gelukkig is het toch nog gelukt. Robbe was een vechter, maar ik denk dat hij nu uitgevochten was. Hij heeft gevochten voor de Vlaamse film. Niet alleen voor zichzelf, maar voor alles wat iedereen nu kan doen en kan maken. Dat wordt te vaak vergeten. Ik denk dat hij zo iemand is die in de filmgeschiedenis gaat komen bovendrijven. Er zijn er veel die nu even belangrijk zijn, maar die we ons binnen vijftig jaar niet meer herinneren. Robbe zal er voor altijd zijn.” 

In 2018 mocht De Hert zijn laatste film op het Filmfestival van Oostende aan het grote publiek voorstellen en en passant zijn eigen ster inhuldigen op de plaatselijke walk of fame. “Ik ben ongelooflijk blij dat hem dat nog is gegund”, zegt Verheyen. “Ik kan het  belang van Robbe voor de Vlaamse film niet genoeg benadrukken. Ze zeggen wel eens dat elke mens die sterft gelijk staat aan een museum dat afbrandt. Wel, vandaag is de Cinémathèque Royale in vlammen opgegaan.”